Peugeot 307 CC 2004.5 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 167

116
30-08-2004
117
30-08-2004
UW 307 CC IN DETAIL
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schake-
len en zo de veiligheid van uw pas-
sagier te garanderen.ZIJ-AIRBAGS
De zij-airbags zijn aan de zijde van
de portieren in de rugleuningen van
de voorstoelen aangebracht.
Ze worden aan de zijde waar de aan-
rijding plaatsvindt opgeblazen.
Plaats geen kinderzitje
met de rug in de rijrichting
als de twee pictogrammen
van de airbags worden
weergegeven op het instrumenten-
paneel. Raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt. Als bij aangezet contact
(2
e
stand), dit pictogram
op het instrumentenpaneel
verschijnt in combinatie met
de melding "Airbag passa-
gierszijde uitgeschakeld" op het
multifunctionele display, betekent dit
dat de airbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld (stand "OFF"). Als dit pictogram verschijnt
in combinatie met een ge-
luidssignaal en de melding
"Storing airbag(s)"
op het
multifunctionele display, raad-
pleeg dan een PEUGEOT-servicepunt
om het systeem te laten controleren.
Controle uitschakeling
Het goed functioneren van het
systeem wordt aangegeven door een
pictogram op het instrumentenpa-
neel in combinatie met een melding
op het multifunctionele display.
Controle van werking
Het goed functioneren van het
systeem wordt aangegeven door
een pictogram in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display.

Page 132 of 167

118
30-08-2004
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale effec-
tiviteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestel- de veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de
inzittende bij het opblazen van de
airbag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwaliiceerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voe- ten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de air-
bag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel ver-
oorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwiel-
bekleding en sla er niet op. Zij-airbags
• Bedek de voorstoelen alleen
met goedgekeurde stoelhoezen.
Raadpleeg uw PEUGEOT-ser-
vicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de voorstoelen, dit zou
bij het afgaan van de airbags kun-
nen leiden tot verwondingen aan
armen of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
UW 307 CC IN DETAIL

Page 133 of 167

119
30-08-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
1 - Reservoir stuurbekrachtiging.
2 - Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3 - Reservoir koelvloeistof. 4 -
Reservoir remvloeistof.
5 - Accu.
6 - Zekeringkast.
7 - Luchtilter. 8 -
Motoroliepeilstok.
9 - Motoroliereservoir.
1,6 LITER 16V BENZINEMOTOR
* Volgens land van bestemming.

Page 134 of 167

120
30-08-2004
121
30-08-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
1 - Reservoir stuurbekrachtiging.
2 - Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3 - Koelvloeistofreservoir. 4 -
Remvloeistofreservoir.
5 - Accu.
6 - Zekeringenkast.
7 - Luchtilter. 8 -
Motoroliepeilstok.
9 - Motoroliereservoir.
2 LITER 16V BENZINEMOTOR
* Volgens land van bestemming.

Page 135 of 167

120
30-08-2004
121
30-08-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
1 - Reservoir stuurbekrachtiging.
2 - Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3 - Koelvloeistofreservoir. 4 -
Remvloeistofreservoir.
5 - Accu.
6 - Zekeringenkast.
7 - Luchtilter. 8 -
Motoroliepeilstok.
9 - Motorolie (bij)vullen.
2 LITER 16 KLEPPEN BENZINEMOTOR (180 pk)
* Volgens land van bestemming.

Page 136 of 167

122
30-08-2004
123
30-08-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
NIVEAUS CONTROLEREN
Motorolieniveau
F Regelmatig controleren en tussen
twee verversingen eventueel olie
bijvullen. (Maximum olieverbruik:
0,5 liter per 1.000 km.)
De controle dient bij koude motor
en horizontaal geplaatste wagen
te geschieden, met behulp van de
olieniveaumeter in het instrumenten-
paneel of de oliepeilstok.
2 merktekens op de peil-
stok:
A = maxi.
Het oliepeil mag nooit
boven dit merkteken uit-
komen.
B = mini.
Voor het behoud van de
bedrijfszekerheid van
de motoren en de emis-
sieregelsystemen mogen
in geen geval additieven
aan de motorolie worden
toegevoegd.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in het on-
derhoudsboekje.
Opmerking: Vermijd langdurig
huidcontact met afgewerkte olie.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers bij
een PEUGEOT-servicepunt. Keuze van de viscositeitgraad
De olie dient in ieder geval aan de
voorgeschreven kwaliteitsnormen te
voldoen.
Afgewerkte producten
Gooi geen afgewerkte olie, remvloei-
stof of koelvloeistof in het riool, in het
water of op de grond.
Oliepeilstok
Remvloeistof verversen:
- De vloeistof dient volgens de voor- geschreven intervallen te worden
ververst.
- Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en
aan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: Remvloeistof is een erg
bijtend middel. Vermijd elk contact
met de huid.
Koelvloeistofniveau
Gebruik uitsluitend door de construc-
teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken
als de sleutel uit het contactslot is
verwijderd en het koelsysteem onder
druk staat.
Draai de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen en te
voorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, als
de druk eenmaal gedaald is, de dop
los en vul het systeem bij.
Opmerking: De koelvloeistof be-
hoeft niet te worden ververst.
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
F Open het reservoir bij koude mo-
tor (omgevingstemperatuur), het
vloeistofniveau dient boven het
MINI en dicht bij het MAXI merk-
teken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers*
Gebruik voor een optimale reiniging
en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolen
producten.
* Volgens land van bestemming.

Page 137 of 167

122
30-08-2004
123
30-08-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de winter door
een PEUGEOT-servicepunt contro-
leren.
Olieilter
Vervang het olieilterelement re-
gelmatig, volgens het onderhouds-
schema.
Gebruik uitsluitend door
PEUGEOT aanbevolen
producten.
Om de werking van be-
langrijke organen als de stuurbe-
krachtiging en het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
PEUGEOT speciieke producten
aan.
Vermijd het schoonmaken van de
motor om de elektrische systemen
niet te beschadigen.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje die betrek-
king hebben op de motoruit-
voering van uw auto voor het
controleren van de belangrijkste
niveaus en bepaalde onderdelen
volgens het onderhoudsschema
van de constructeur.
Luchtilter en interieurilter
Laat de ilters periodiek vervangen.
Als de omgeving daartoe aanlei-
ding geeft, moeten de ilters twee
keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de handrem zelfs tussen
twee onderhoudscontroles worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Niet verversen. Laat het niveau
controleren volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.

Page 138 of 167

124
30-08-2004
125
30-08-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
Beschikbaar gereedschap
Het volgende gereedschap bevindt
zich in een houder in het hart van het
reservewiel:
1 - Wielsleutel.
2 - Centreerpen.
3 - Wielblok.
4 - Krik met slinger.
5 - Afneembaar sleepoog.
6 - Gereedschap voor lichtmetalen
velgen. Wiel demonteren
F
Blokkeer het wiel kruislings tegen-
over het te verwisselen wiel met
de houder van het gereedschap
en het wielblok 3 (of indien nodig
alleen wielblok 3).
F Verwijder de wieldop door de wiel-
sleutel 1 in de opening voor het
ventiel te steken en de wieldop
los te trekken.
F Draai de wielbouten iets los
(verwijder bij lichtmetalen velgen
eerst de sierdoppen; zie para-
graaf "Bijzonderheden lichtmeta-
len velgen").
WIEL VERWISSELEN
Plaatsen van de auto
F Zet de auto voor zover mogelijk
op een horizontale, stabiele en
stroeve ondergrond.
F Trek de handrem aan, zet het
contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in (bij
automatische transmissie de
stand P).
Toegang tot het reservewiel en de
krik in de bagageruimte
F Zet het dak in de stand coupé.
F Maak het bagagenet los.
F Til de vloermat van de bagage-
ruimte met de handgreep op en
hang de vloermat met de koorden
op aan de twee haken onder het
achterkleprubber.

Page 139 of 167

124
30-08-2004
125
30-08-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
F Plaats de kop van de krik 4 in één
van de vier steunpunten A aan de
onderzijde bij het te verwisselen
wiel.
F Vouw de krik 4 uit tot het voetstuk
op de grond staat. Zorg ervoor dat
het voetstuk zich loodrecht onder
het steunpunt A bevindt.
F Krik de auto op.
F Verwijder de wielbouten en het
wiel. F
Draai de wielbouten met de sleu-
tel 1 vast.
F Plaats de wieldop, begin bij de
opening voor het ventiel en druk
de wieldop rondom met de hand
vast.
F Berg het gereedschap en het wiel
op in de bagageruimte.
Opmerking: In de houder geven
uitsparingen de juiste plaats van het
gereedschap aan.
Bevestig het reservewiel met behulp
van de riem om trillingen te voorko-
men en voor uw veiligheid in geval
van een botsing.
Verwissel een wiel uit
veiligheidsoverwegingen
alleen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
- met aangetrokken handrem en contact uitgezet.
- met de eerste versnelling of de ach- teruit ingeschakeld (bij automatische
transmissie stand P).
- als de auto is geblokkeerd met het wielblok.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik bok-
ken).
Na het verwisselen van een wiel:
- Laat zo snel mogelijk het aanhaalmo- ment van de wielbouten en de banden-
spanning van het reservewiel door een
PEUGEOT-servicepunt controleren.
- Laat de lekke band zo spoedig moge- lijk repareren en verwissel hem met
het reservewiel.
Voorschriften bij het gebruik van het
tijdelijke reservewiel*
Uw auto kan voorzien zijn van een reser-
vewiel waarvan de velg anders is dan de
velg van het standaard wiel.
Zorg ervoor dat dit wiel, na gebruik, zo
snel mogelijk wordt vervangen.
Volg de onderstaande voorschriften op
om het rijgedrag van de auto niet te
veranderen:
- rijd niet harder dan 80 km/h,
- monteer geen wieldop,
- rijd voorzichtig,
- controleer of de bandenspanning juist is, zoals op de sticker staat aangegeven.
* Volgens uitvoering en land van
bestemming.
Terugplaatsen van het wiel
F Plaats het wiel met behulp van de
centreerpen.
F Draai de wielbouten met de hand
vast en verwijder de centreerpen.
F Draai de wielbouten met de sleu-
tel 1 enigszins vast.
F Laat de krik 4 zakken en verwijder
deze vervolgens.

Page 140 of 167

126
30-08-2004
127
30-08-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
Bijzonderheden lichtmetalen
velgen
Sierdoppen
De wielbouten van de lichtmetalen
velgen zijn voorzien van chromen
sierdoppen.
Voordat de wielbouten worden los-
gedraaid dienen de sierdoppen met
behulp van het gereedschap 6 te
worden verwijderd. Monteren van het reservewiel
Indien uw auto is voorzien van een
reservewiel met stalen velg, is het
normaal
dat bij het monteren de
ringen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijn
aangedraaid zorgt het conische
draagvlak van de bouten voor de be-
vestiging van het reservewiel.
Slotbouten
Als de velgen zijn voorzien van slot-
bouten (één per wiel), dient u eerst
met behulp van het gereedschap 6
de chromen dop en vervolgens de
plastic huls te verwijderen alvorens
de bout los te draaien met behulp
van een van de dopsleutels (die u bij
alevering van uw auto heeft gekre-
gen, gelijktijdig met de reservesleutel
en de codekaart) en de wielsleutel 1.
Opmerking: Noteer de op de dop-
sleutel gegraveerde code nauw-
keurig. Met deze code kunt u bij uw
PEUGEOT-dealer een nieuwe dop-
sleutel verkrijgen.
Monteren van winterbanden
Als u op uw auto winterbanden met
stalen velgen wilt monteren,
dient
u speciale bouten te gebruiken, die
verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-
dealer.

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 170 next >