Peugeot 307 CC 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 111 of 177

Toegang tot de auto104 -
01-03-2005
Het tanken dient met afgezette
motor te geschieden.
F Open de brandstofvulklep
F Steek de sleutel in het slot en
draai deze linksom.
F Trek de tankdop uit de vulopening
en bevestig deze aan de haak aan
de binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van
de vulklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit
wel gebeurt, kunnen er storingen
optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 60 liter.
F Vergrendel na het tanken de
vuldop en sluit de vulklep.
BRANDSTOF TANKEN
Te laag brandstofniveau
Als het brandstofni-
veau te laag is, gaat
op het instrumenten-
paneel dit verklikker-
lampje branden.
U kunt nog ongeveer 50 km met de
resterende hoeveelheid brandstof
rijden. Storing
Als bij aangezet contact de wijzer
van de brandstofniveaumeter in de
ruststand (onder de 0) blijft staan
of teruggaat naar deze stand, duidt
dit op een storing in de brandstofni-
veaumeter.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.

Page 112 of 177

105Zicht-
01-03-2005
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting vóór en achter
(ring A)
Draai ring A in de gewenste stand. Overschakelen van dim- naar
grootlicht
Trek de hendel naar u toe.
Lichten uit
Parkeerlichten Dim-/grootlicht Mistlampen vóór (draai de
ring 1 stand naar voren).
De mistlampen vóór wer-
ken in combinatie met de
parkeerlichten en het dim-
licht.
Als het grootlicht wordt ingescha-
keld, worden de mistlampen vóór
uitgeschakeld. Mistlampen vóór en
mistachterlicht (draai
de ring 2 standen
naar voren).
Opmerking: Draai de ring twee
standen naar achteren om achter-
eenvolgens het mistachterlicht en de
mistlampen vóór te doven.
Opmerking: Wanneer de verlichting
automatisch of het dimlicht hand-
matig wordt uitgeschakeld, blijven
de mistlampen vóór, het mistachter-
licht en de parkeerlichten branden.
Draai de ring naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
De parkeerlichten worden dan uit-
geschakeld (alleen als de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld).
Mistlampen vóór en
mistachterlicht (ring B)
Draai de ring B naar voren om de
mistlampen en het mistachterlicht in
te schakelen en naar achteren om ze
uit te schakelen. Het branden wordt
aangegeven door een verklikker-
lampje op het instrumentenpaneel.
Geluidssignaal vergeten
verlichting
Als het contact is afgezet, de functie
automatisch inschakelen van de
verlichting niet is geactiveerd en het
bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 's
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor mede-
weggebruikers en daarom niet toe-
gestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zet-
ten zodra ze niet meer nodig zijn.

Page 113 of 177

Zicht106 -
01-03-2005
107Zicht-
01-03-2005
Automatisch inschakelen van
de verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht
worden automatisch ingeschakeld
als de lichtsterkte van de omgeving
onvoldoende is en als de ruitenwis-
sers wissen. De verlichting wordt uit-
geschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is of het
wissen is gestopt.
Opmerking: bij mist of sneeuwval
kan de lichtsensor voldoende licht
waarnemen en zullen de lichten niet
automatisch worden ingeschakeld. Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
verschijnt een melding op het
multifunctionele display.
De functie wordt tijdelijk uitgescha-
keld als de verlichting met de licht-
schakelaar wordt bediend.
Bij een storing in de lichtsensor

gaat de verlichting branden en wordt
het pictogram service weergegeven
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctio-
nele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt.
Follow me home (handmatig)
Als de functie
automatisch inscha-
kelen van de verlichting niet actief
is, blijven de parkeer- en dimlichten
gedurende de ingestelde tijdsduur
van de automatische follow me home
branden.
Bij auto's zonder de functie automa-
tisch inschakelen van de verlich-
ting blijven de parkeer- en dimlichten
als u de auto verlaat nog ongeveer
1 minuut branden.
Richtingaanwijzers
Links: Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Opmerking: Indien u bij een wagen-
snelheid hoger dan 80 km/h vergeet
de richtingaanwijzers af te zetten,
wordt automatisch het knippergeluid
versterkt.
Follow me home (automatisch)
Als het contact is afgezet en de func-
tie automatisch inschakelen van
de verlichting actief is, blijven de
parkeer- en dimlichten gedurende
een geselecteerde tijdsduur branden
als u de auto verlaat: Inschakelen: F
zet de motor af,
F geef een "lichtsignaal",
F verlaat en vergrendel de auto.
Uitschakelen:F geef nogmaals een "lichtsignaal",
F verlaat en vergrendel de auto.
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via
het coniguratiemenu
van het multifunctionele
display.
De tijdsduur kan eveneens worden
ingesteld (15, 30 of 60 s) via het
coniguratiemenu van het multifunc-
tionele display.
Uitschakelen: F geef een "lichtsignaal",
F verlaat en vergrendel de auto. De functie kan worden
in- of uitgeschakeld via
het coniguratiemenu

van het multifunctionele
display.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie
verschijnt een melding op het
multifunctionele display.
De functie is actief als de
lichtschakelaar in de stand 0 staat.
Dek de lichtsensor, die
aan de regensensor is
gekoppeld en zich in het
midden van de voorruit,
achter de binnenspiegel
bevindt, niet af. Deze sensor regelt
de automatische verlichting.

Page 114 of 177

Zicht106 -
01-03-2005
107Zicht-
01-03-2005
Automatisch inschakelen van
de verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht
worden automatisch ingeschakeld
als de lichtsterkte van de omgeving
onvoldoende is en als de ruitenwis-
sers wissen. De verlichting wordt uit-
geschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is of het
wissen is gestopt.
Opmerking: bij mist of sneeuwval
kan de lichtsensor voldoende licht
waarnemen en zullen de lichten niet
automatisch worden ingeschakeld. Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
verschijnt een melding op het
multifunctionele display.
De functie wordt tijdelijk uitgescha-
keld als de verlichting met de licht-
schakelaar wordt bediend.
Bij een storing in de lichtsensor

gaat de verlichting branden en wordt
het pictogram service weergegeven
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctio-
nele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt.
Follow me home (handmatig)
Als de functie
automatisch inscha-
kelen van de verlichting niet actief
is, blijven de parkeer- en dimlichten
gedurende de ingestelde tijdsduur
van de automatische follow me home
branden.
Bij auto's zonder de functie automa-
tisch inschakelen van de verlich-
ting blijven de parkeer- en dimlichten
als u de auto verlaat nog ongeveer
1 minuut branden.
Richtingaanwijzers
Links: Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Opmerking: Indien u bij een wagen-
snelheid hoger dan 80 km/h vergeet
de richtingaanwijzers af te zetten,
wordt automatisch het knippergeluid
versterkt.
Follow me home (automatisch)
Als het contact is afgezet en de func-
tie automatisch inschakelen van
de verlichting actief is, blijven de
parkeer- en dimlichten gedurende
een geselecteerde tijdsduur branden
als u de auto verlaat: Inschakelen: F
zet de motor af,
F geef een "lichtsignaal",
F verlaat en vergrendel de auto.
Uitschakelen:F geef nogmaals een "lichtsignaal",
F verlaat en vergrendel de auto.
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via
het coniguratiemenu
van het multifunctionele
display.
De tijdsduur kan eveneens worden
ingesteld (15, 30 of 60 s) via het
coniguratiemenu van het multifunc-
tionele display.
Uitschakelen: F geef een "lichtsignaal",
F verlaat en vergrendel de auto. De functie kan worden
in- of uitgeschakeld via
het coniguratiemenu

van het multifunctionele
display.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie
verschijnt een melding op het
multifunctionele display.
De functie is actief als de
lichtschakelaar in de stand 0 staat.
Dek de lichtsensor, die
aan de regensensor is
gekoppeld en zich in het
midden van de voorruit,
achter de binnenspiegel
bevindt, niet af. Deze sensor regelt
de automatische verlichting.

Page 115 of 177

Zicht106 -
01-03-2005
107Zicht-
01-03-2005
KOPLAMPEN VERSTELLEN
Afhankelijk van de belading van de
auto wordt aanbevolen de koplam-
pen te verstellen.
0. 1 of 2 personen voorin.
-. 3 personen.
1. 4 personen.
2. 4 personen + maximaal
toegestane belading.
3. Bestuurder + maximaal
toegestane belading.
Stand 0: basisinstelling.RUITENWISSERSCHAKELAAR
Ruitenwissers vóór met
intervalstand
2 Hoge snelheid (hevige
neerslag).
1 Normale snelheid (matige
regenval).
I Interval.
0 Uit.
â Eén keer wissen (omlaag
duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid. Ruitenwissers vóór met
automatische stand
2
Hoge snelheid (hevige
neerslag).
1 Normale snelheid (matige
regenval).
I Interval.
0 Uit.
AUTO â
Automatisch wissen of één
keer wissen (omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snel-
heid van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid.
In de stand AUTO wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de hoe-
veelheid neerslag. Duw de schakelaar
één keer omlaag om de automatische
werking van de ruitenwissers in te scha-
kelen.
Duw de schakelaar nogmaals omlaag
om de ruitenwissers één keer te
laten
wissen.

Page 116 of 177

Zicht106 -
01-03-2005
107Zicht-
01-03-2005
KOPLAMPEN VERSTELLEN
Afhankelijk van de belading van de
auto wordt aanbevolen de koplam-
pen te verstellen.
0. 1 of 2 personen voorin.
-. 3 personen.
1. 4 personen.
2. 4 personen + maximaal
toegestane belading.
3. Bestuurder + maximaal
toegestane belading.
Stand 0: basisinstelling.RUITENWISSERSCHAKELAAR
Ruitenwissers vóór met
intervalstand
2 Hoge snelheid (hevige
neerslag).
1 Normale snelheid (matige
regenval).
I Interval.
0 Uit.
â Eén keer wissen (omlaag
duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid. Ruitenwissers vóór met
automatische stand
2
Hoge snelheid (hevige
neerslag).
1 Normale snelheid (matige
regenval).
I Interval.
0 Uit.
AUTO â
Automatisch wissen of één
keer wissen (omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snel-
heid van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid.
In de stand AUTO wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de hoe-
veelheid neerslag. Duw de schakelaar
één keer omlaag om de automatische
werking van de ruitenwissers in te scha-
kelen.
Duw de schakelaar nogmaals omlaag
om de ruitenwissers één keer te
laten
wissen.

Page 117 of 177

Zicht108 -
01-03-2005
109Zicht-
01-03-2005
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Als de ruitenwisserschakelaar bin-
nen één minuut nadat het contact is
afgezet wordt bediend, bewegen de
ruitenwissers naar het midden van
de voorruit.
Deze stand kan worden gebruikt voor
's winters parkeren en het vervangen
of het reinigen van de ruitenwisser-
bladen (Zie het hoofdstuk "Prakti-
sche informatie - § Ruitenwisserblad
vervangen").
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruiten-
wissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
Ruitensproeiers en
koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden in
werking, waarna enige tijd de ruiten-
wissers worden ingeschakeld om de
ruit schoon te wissen.
Als de dim-/grootlichten branden,
worden tegelijk ook de koplamp-
sproeiers geactiveerd.Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werkt de
ruitenwisser automatisch en wordt
de snelheid van de wissers aan de
hoeveelheid neerslag aangepast.
Dek de regensensor, op de
voorruit achter de binnen-
spiegel, niet af.
Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in
een wasstraat.
Wacht ‘s winters met het inschakelen
van het automatisch wissen tot de
voorruit ontdooid is.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de
automatische ruitenwissers verschijnt
een melding
op het multifunctionele
display.
Als het contact meer dan 1 minuut
afgezet is geweest, moet de automa-
tische werking van de ruitenwissers
opnieuw worden geactiveerd door
de schakelaar één keer omlaag te
bewegen.
Uitschakelen
Als de functie wordt uitgeschakeld,
verschijnt er een melding op het
multifunctionele display.
De functie wordt uitgeschakeld als
de schakelaar in de stand I, 1 of 2
wordt gezet.
In het geval van een storing in de
werking van de automatische ruiten-
wissers werken de ruitenwissers in
de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om het systeem te laten con-
troleren.

Page 118 of 177

Zicht108 -
01-03-2005
109Zicht-
01-03-2005
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Als de ruitenwisserschakelaar bin-
nen één minuut nadat het contact is
afgezet wordt bediend, bewegen de
ruitenwissers naar het midden van
de voorruit.
Deze stand kan worden gebruikt voor
's winters parkeren en het vervangen
of het reinigen van de ruitenwisser-
bladen (Zie het hoofdstuk "Prakti-
sche informatie - § Ruitenwisserblad
vervangen").
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruiten-
wissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
Ruitensproeiers en
koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden in
werking, waarna enige tijd de ruiten-
wissers worden ingeschakeld om de
ruit schoon te wissen.
Als de dim-/grootlichten branden,
worden tegelijk ook de koplamp-
sproeiers geactiveerd.Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werkt de
ruitenwisser automatisch en wordt
de snelheid van de wissers aan de
hoeveelheid neerslag aangepast.
Dek de regensensor, op de
voorruit achter de binnen-
spiegel, niet af.
Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in
een wasstraat.
Wacht ‘s winters met het inschakelen
van het automatisch wissen tot de
voorruit ontdooid is.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de
automatische ruitenwissers verschijnt
een melding
op het multifunctionele
display.
Als het contact meer dan 1 minuut
afgezet is geweest, moet de automa-
tische werking van de ruitenwissers
opnieuw worden geactiveerd door
de schakelaar één keer omlaag te
bewegen.
Uitschakelen
Als de functie wordt uitgeschakeld,
verschijnt er een melding op het
multifunctionele display.
De functie wordt uitgeschakeld als
de schakelaar in de stand I, 1 of 2
wordt gezet.
In het geval van een storing in de
werking van de automatische ruiten-
wissers werken de ruitenwissers in
de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om het systeem te laten con-
troleren.

Page 119 of 177

Zicht108 -
01-03-2005
109Zicht-
01-03-2005
PLAFONNIERS
1. Plafonnier vóór
2. Kaartleeslampjes
Druk bij aangezet contact op de desbetreffende schakelaar.
3. Plafonnier achter
Door op de knop 1 te drukken gaan
de plafonniers vóór en achter gedu-
rende 10 minuten branden.
Door op de knop 3 te drukken gaat
de plafonnier achter branden. De plafonniers vóór en achter gaan
automatisch branden als de sleutel
uit het contact wordt gehaald, bij het
ontgrendelen van de auto of zodra er
een portier wordt geopend.
Ze gaan langzaam uit:
- als het contact wordt aangezet,
- 30 seconden nadat bij afgezet con-
tact het laatste portier is gesloten,
- bij het vergrendelen van de auto. Uitschakelen
De plafonniers kunnen worden uit-
geschakeld door de schakelaar
1
meer dan drie seconden ingedrukt
te houden.
Het is door kort op de knop 1 of 3
te drukken mogelijk alleen de des-
betreffende plafonniers in en uit te
schakelen.
De kaartleeslampjes kunnen altijd
gewoon worden bediend.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar 1
om de automatische verlichting op-
nieuw in te schakelen.

Page 120 of 177

Indelingen110 -
01-03-2005
111Indelingen-
01-03-2005

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 180 next >