Peugeot 307 CC 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 177

Veiligheid120 -
01-03-2005
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale effec-
tiviteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de
inzittende bij het opblazen van de
airbag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwaliiceerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen niet
op het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de air-
bag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel ver-
oorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op. Zij-airbags
• Bedek de voorstoelen alleen met
goedgekeurde stoelhoezen. Raad-
pleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de voorstoelen, dit
zou bij het afgaan van de airbags
kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 132 of 177

Veiligheid118 -
01-03-2005
119Veiligheid-
01-03-2005
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op
"ON" om de airbag opnieuw in te
schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen.ZIJ-AIRBAGS
De zij-airbags zijn aan de zijde van
de portieren in de rugleuningen van
de voorstoelen aangebracht.
Ze worden aan de zijde waar de
aanrijding plaatsvindt opgeblazen.
Als het verklikkerlampje uit-
schakeling airbag aan passa-
gierszijde knippert, raadpleeg
dan een PEUGEOT-service-
punt.
Plaats geen kinderzitje met de rug in
de rijrichting als de twee pictogram-
men van de airbags worden weerge-
geven op het instrumentenpaneel.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt. Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat bran-
den op het instrumenten-
paneel, betekent dit dat de
airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld (stand
"OFF" ).
Het verklikkerlampje blijft branden
zolang de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld. Als dit pictogram verschijnt
in combinatie met een ge-
luidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele
display, raadpleeg dan een
PEUGEOT-servicepunt om het sys-
teem te laten controleren.
Storing
Controle uitschakeling

Page 133 of 177

Veiligheid120 -
01-03-2005
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale effec-
tiviteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de
inzittende bij het opblazen van de
airbag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwaliiceerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen niet
op het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de air-
bag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel ver-
oorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op. Zij-airbags
• Bedek de voorstoelen alleen met
goedgekeurde stoelhoezen. Raad-
pleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de voorstoelen, dit
zou bij het afgaan van de airbags
kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 134 of 177

121Rijden-
01-03-2005
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de
handrem aan.Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het ver-
klikkerlampje STOP bran-
den in combinatie met een
geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele
display, geeft dit aan dat de handrem
nog (iets) is aangetrokken.
Draai bij het parkeren van
de auto op een helling de
wielen richting trottoir en
trek de handrem aan.
De handrem mag niet wor-
den gebruikt om een rijdende auto af
te remmen of te laten stoppen.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop
in en duw de handrem geheel om-
laag.
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE MET
«TIPTRONIC-SYSTEM
PORSCHE”
Bij de
automatische transmissie
met vier versnellingen kunt u kiezen
uit automatische bediening , aan-
gevuld met de programma’s sport
en sneeuw , of handmatig schake-
len . P
ark (parkeerstand): om de auto
stil te zetten en te starten , met of
zonder gebruik van de handrem.
R everse (achteruitversnelling): om
achteruit te rijden (schakel deze
stand alleen in als de auto stilstaat
en de motor stationair draait).
N eutral (neutraalstand): om de motor
te starten en de auto te parkeren,
met gebruik van de handrem.
Opmerking: Laat, als bij het wegrij-
den per ongeluk de selectiehendel in
de stand N staat, het motortoerental
terugvallen tot stationair voordat de
stand D wordt geselecteerd om ver-
volgens weer gas te geven.
D rive (rijstand): om automatisch te
schakelen tijdens het rijden.
Manual (sequentiële stand): om zelf
de versnellingen te selecteren.
S : programma sport.
T : programma sneeuw.
Schakelpatroon
F Kies de gewenste stand door de
selectiehendel in het schakelpa-
troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een pictogram in het display van
instrumentenpaneel aangegeven.
Starten van de motor
F Trek de handrem aan en
selecteer de stand P of N van de
selectiehendel,
F Draai de sleutel in het contact in
de stand Starten.
Als deze procedure niet wordt
gevolgd, klinkt een geluidssignaal in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.

Page 135 of 177

121Rijden-
01-03-2005
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de
handrem aan.Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het ver-
klikkerlampje STOP bran-
den in combinatie met een
geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele
display, geeft dit aan dat de handrem
nog (iets) is aangetrokken.
Draai bij het parkeren van
de auto op een helling de
wielen richting trottoir en
trek de handrem aan.
De handrem mag niet wor-
den gebruikt om een rijdende auto af
te remmen of te laten stoppen.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop
in en duw de handrem geheel om-
laag.
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE MET
«TIPTRONIC-SYSTEM
PORSCHE”
Bij de
automatische transmissie
met vier versnellingen kunt u kiezen
uit automatische bediening , aan-
gevuld met de programma’s sport
en sneeuw , of handmatig schake-
len . P
ark (parkeerstand): om de auto
stil te zetten en te starten , met of
zonder gebruik van de handrem.
R everse (achteruitversnelling): om
achteruit te rijden (schakel deze
stand alleen in als de auto stilstaat
en de motor stationair draait).
N eutral (neutraalstand): om de motor
te starten en de auto te parkeren,
met gebruik van de handrem.
Opmerking: Laat, als bij het wegrij-
den per ongeluk de selectiehendel in
de stand N staat, het motortoerental
terugvallen tot stationair voordat de
stand D wordt geselecteerd om ver-
volgens weer gas te geven.
D rive (rijstand): om automatisch te
schakelen tijdens het rijden.
Manual (sequentiële stand): om zelf
de versnellingen te selecteren.
S : programma sport.
T : programma sneeuw.
Schakelpatroon
F Kies de gewenste stand door de
selectiehendel in het schakelpa-
troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een pictogram in het display van
instrumentenpaneel aangegeven.
Starten van de motor
F Trek de handrem aan en
selecteer de stand P of N van de
selectiehendel,
F Draai de sleutel in het contact in
de stand Starten.
Als deze procedure niet wordt
gevolgd, klinkt een geluidssignaal in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.

Page 136 of 177

Rijden122 -
01-03-2005
123Rijden-
01-03-2005
Wegrijden
Starten in de stand P en wegrijden:
F trap altijd het rempedaal in,
F zet de handrem los,
F selecteer de stand R, D of M en
laat langzaam het rempedaal los;
de auto begint meteen te rijden.
U kunt ook starten vanuit de
stand N.
Als de motor stationair
draait, het rempedaal is
losgelaten en de stand R,
D of M is geselecteerd, zet
de auto zich al in beweging,
zelfs als het gaspedaal niet wordt
ingetrapt.
Laat daarom geen kinderen alleen
in de auto achter als de motor
draait.
Als de selectiehendel niet in de stand P staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of 45 seconden
nadat het contact is afgezet een
geluidssignaal in combitie met een
melding.
Zet de selectiehendel in de stand P . Het geluidssignaal stopt en de
melding verdwijnt. Trek de handrem aan en
selecteer de stand
P indien
er onderhoudswerkzaam-
heden moeten worden
uitgevoerd bij draaiende
motor. Zet de selectiehendel nooit
in de stand
N als de auto
rijdt.
Zet de selectiehendel nooit
in de stand P of R als de
auto niet volledig stilstaat.
Zet de selectiehendel nooit in een
andere stand om af te remmen op
een glad wegdek.
Programma’s Sport en
Sneeuw
Naast het auto-adaptieve program-
ma heeft u de beschikking over twee
speciieke programma’s. De geko-
zen stand wordt in het instrumenten-
paneel aangegeven.
Programma Sport
F Druk op de toets S als de motor is
gestart.
De versnellingsbak maakt automa-
tisch een dynamische rijstijl moge-
lijk.
Programma Sneeuw
Dit programma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een
ondergrond met weinig grip.
F Druk op de toets T als de motor is
gestart.
De transmissie past zich aan voor
het rijden op gladde wegen.
Opmerking: U kunt op elk moment
terugkeren naar het auto-adaptatieve
programma.
F Druk nogmaals op de toets S of T
om het huidige programma uit te
schakelen.
Automatische bediening
Automatisch schakelen in de vier
versnellingen:
F Selecteer de stand D in het
schakelpatroon.
De versnellingsbak kiest voortdurend
de meest geschikte versnelling
afhankelijk van de rijstijl, het proiel
van de weg en de belading van de
auto.
De transmissie werkt dan auto-
matisch, zonder dat u zelf hoeft te
schakelen.
Voor een maximale acceleratie zon-
der de stand van de selectiehendel
te wijzigen, moet het gaspedaal vol-
ledig worden ingedrukt (kick down).
De transmissie schakelt automatisch
terug of handhaaft de ingeschakelde
versnelling totdat de motor het maxi-
mum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de
transmissie automatisch terug om
sterker op de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren
schakelt de transmissie niet naar
een hogere versnelling als u het
gaspedaal plotseling loslaat.

Page 137 of 177

Rijden122 -
01-03-2005
123Rijden-
01-03-2005
Handmatige bediening
Handmatig schakelen in de vier
versnellingen:
F Selecteer de stand M in het
schakelpatroon.
F Duw de selectiehendel naar het
symbool + om op te schakelen.
F Trek de selectiehendel naar het
symbool - om terug te schakelen.
Er kan elk moment van de stand
D (rijden in de automatische
stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden
geschakeld.
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening Opmerkingen
Het schakelen naar een andere
stand kan alleen als de snelheid van
de auto en het toerental van de motor
dit toestaan, anders wordt er tijdelijk
overgegaan op de automatische
bediening.
Als het motortoerental te laag of te
hoog is, knippert de geselecteerde
versnelling enkele seconden en ver-
volgens wordt de werkelijk ingescha-
kelde versnelling weergegeven.
Als de auto stopt of langzaam rijdt,
kiest de automatische transmissie
automatisch de stand
M1.
De programma’s S (sport) en T
(sneeuw) kunnen niet worden inge-
schakeld in de handbediende stand.
Storing
Een storing wordt aange-
geven door dit pictogram,
een geluidssignaal en een
melding op het multifunctio-
nele display.
In dit geval werkt de transmissie met
een noodprogramma (blokkering in
de 3
e versnelling). U kunt dan een
hevige schok waarnemen bij het
selecteren van R vanuit de stand
P, of R vanuit de stand N, (zonder
gevaar voor de transmissie).
Rijd niet harder dan 100 km/h
(afhankelijk van de geldende
snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Als de accu geen stroom
levert en de selectiehendel
in de stand P staat, is het
onmogelijk om naar een
andere stand te schakelen.
Forceer in geen geval de selectie-
hendel; hierdoor kan de automati-
sche transmissie beschadigd raken.
Verschijnt als een versnel-
ling niet goed is ingescha-
keld (de selectiehendel
bevindt zich tussen twee
standen in).

Page 138 of 177

Rijden124 -
01-03-2005
125Rijden-
01-03-2005
Eerste keer activeren/instellen
van een snelheid
Druk op de toets 2 of 3 zodra de
gewenste snelheid is bereikt. De
snelheid is nu in het geheugen
opgeslagen en op het display
verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
SNELHEIDSREGELAAR
De ingestelde snelheid van deze
snelheidsregelaar wordt weergege-
ven op het instrumentenpaneel.
Hiermee kan de bestuurder met een
constante ingestelde snelheid rijden.
Deze voorziening werkt alleen bij
snelheden boven ongeveer 40 km/h
vanaf de 4e versnelling bij auto’s met
handgeschakelde versnellingsbak.
Bij auto’s met automatische trans-
missie moet de selectiehendel in
de stand D staan, of minimaal de
tweede versnelling zijn ingeschakeld
in de sequentiële stand.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Druk, als de snelheidsregelaar is
geactiveerd, op deze knop om de
kilometerteller/dagteller weer te
geven.
Na enkele seconden, of door nog-
maals op de knop te drukken, keert
het display terug naar de weergave
van de snelheidsregelaar.
Selecteren van de functie
F Zet de draaiknop 1 in de stand
ON . De snelheidsregelaar is nog
niet geactiveerd en er is nog geen
snelheid ingesteld. Op het display
verschijnt: Opmerking:
het is mogelijk even gas
te geven zonder dat de snelheidsre-
gelaar wordt uitgeschakeld. De inge-
stelde snelheid zal dan knipperen.
Als het gaspedaal wordt losgelaten,
wordt de ingestelde snelheid weer
aangenomen.
Snelheidsregelaar onderbreken
Als u het rijden met de snelheidsre-
gelaar wilt onderbreken:
F Druk op de toets 4 of trap op het
rem- of koppelingspedaal.
Op het display verschijnt (bijv. bij
110 km/h):

Page 139 of 177

Rijden124 -
01-03-2005
125Rijden-
01-03-2005
Snelheidsregelaar opnieuw
activeren
Druk, na het onderbreken van de
snelheidsregelaar, op de toets 4.
De auto neemt de laatst ingestelde
snelheid weer aan. Op het display
verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
Ingestelde snelheid annuleren
F Als het contact wordt afgezet,
wordt de ingestelde snelheid uit
het geheugen gewist.
Ingestelde snelheid wijzigen
Voor het verhogen van de ingestelde
snelheid zijn er twee mogelijkheden:
Zonder het gaspedaal te gebruiken:
F
Druk op toets 3.
Als de toets kort wordt ingedrukt,
wordt de snelheid met 1 km/h
verhoogd.
Druk lang op de toets om de
ingestelde snelheid met 5 km/h te
verhogen.
Als de toets ingedrukt gehouden
wordt, wordt de snelheid in stappen
van 5 km/h verhoogd.
Met het gaspedaal:
F Geef gas tot de gewenste
snelheid is bereikt,
F Druk op de toets 2 of 3. Uitschakelen van de functie
F
Zet de draaiknop 1 in de stand
OFF om het systeem uit te
schakelen.Storing
In het geval van een storing van de
snelheidsregelaar wordt de inge-
stelde snelheid gewist en knipperen
de streepjes gedurende enkele se-
conden:
Het verklikkerlampje gaat
enkele seconden branden
in combinatie met een
geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om het systeem te laten con-
troleren.
Let bij het wijzigen van de
ingestelde snelheid door
het ingedrukt houden van
de toets goed op omdat de
snelheid zeer snel kan wor-
den verhoogd of verlaagd.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de snel-
heidsregelaar niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschre-
den.
Bij het gebruik van de snelheidsre-
gelaar moet de bestuurder te allen
tijde de snelheidslimiet in acht nemen,
zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen en zijn verantwoordelijkheid
nemen.
Ingestelde snelheid verlagen:
F
Druk op toets 2.
Als de toets kort wordt ingedrukt,
wordt de snelheid met 1 km/h
verlaagd.
Druk lang op de toets om de
ingestelde snelheid met 5 km/h te
verlagen.
Als de toets ingedrukt gehouden
wordt, wordt de snelheid in stappen
van 5 km/h verlaagd.

Page 140 of 177

Rijden126 -
01-03-2005
PARKEERHULP
Dit systeem bestaat uit vier ultra-
soonsensoren die zijn aangebracht
in de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuur-
der voor elk obstakel (persoon, auto,
boom, hek, …) dat zich achter de
auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor
objecten die zich direct onder de
bumper bevinden. Paaltjes, pionnen
bij wegwerkzaamheden of gelijk-
soortige voorwerpen worden waar-
genomen bij aanvang van de aanrij-
manoeuvre, maar niet meer wanneer
de auto te dicht genaderd is.
Opmerking: Deze functie zal au-
tomatisch worden uitgeschakeld bij
het trekken van een aanhangwa-
gen (auto uitgerust met een door
PEUGEOT aanbevolen trekhaak).
Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt
zijn met modder, ijs of sneeuw. Bij
het inschakelen van de achteruitver-
snelling is een langere piep te horen
om aan te geven dat de sensoren
vervuild kunnen zijn. De afstand tot het obstakel wordt
aangegeven door:
- geluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de auto dichter
bij het obstakel komt,
- een graische weergave op het multifunctionele display, met blo-
kjes die steeds dichter bij de auto
komen.
De luidsprekers achter geven de
geluidssignalen als volgt weer:
- een signaal uit de rechter luidspre- ker bij een obstakel aan de rechte-
rzijde,
- een signaal uit de linker luidspreker bij een obstakel aan de linkerzijde,
- een signaal uit de rechter en linker luidspreker bij een obstakel in het
midden.
Als de auto minder dan 25 centimeter
van het obstakel verwijderd is, is het
geluidssignaal continu hoorbaar en
verschijnt het symbool "Gevaar" op
het multifunctionele display.
Onderbreken van het systeem
F Het systeem wordt onderbreken
als de achteruit wordt uitgescha-
keld.
Als er een storing is opge-
treden, zal bij het inschake-
len van de achteruitversnel-
ling het pictogram service
verschijnen in combinatie
met een geluidssignaal (kort piepje)
en een melding op het multifunctio-
nele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Activeren/Deactiveren
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld
zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Dit wordt aangegeven door een ge-
luidssignaal en de weergave van de
auto op het multifunctionele display. Het systeem kan worden
geactiveerd of gedeacti-
veerd via het conigura-
tiemenu van het multi-
functionele display.
Deze instelling blijft op-
geslagen na het afzet-
ten van het contact.

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 180 next >