Peugeot 307 CC 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 141 of 177

127Controles-
01-03-2005
MOTORKAP OPENEN
Binnenzijde: Druk op de knop links
onder het dashboard.
Buitenzijde: Druk de veiligheidshaak
omhoog en til de motorkap op.
Motorkapsteun
Bevestig de motorkapsteun om de
motorkap geopend te houden.
Plaats de motorkapsteun in de hou-
der alvorens de motorkap te sluiten.
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken
en laat deze aan het einde van de
slag in het slot vallen. Controleer of
de motorkap goed vergrendeld is.

Page 142 of 177

Controles128 -
01-03-2005
129Controles-
01-03-2005
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringkast. 7.
Luchtilter.
8. Motoroliepeilstok.
9. Motoroliereservoir.
1,6 LITER 16V BENZINEMOTOR
* Volgens land van bestemming.

Page 143 of 177

Controles128 -
01-03-2005
129Controles-
01-03-2005
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringenkast. 7.
Luchtilter.
8. Motoroliepeilstok.
9. Motoroliereservoir.
2 LITER 16V BENZINEMOTOR
* Volgens land van bestemming.

Page 144 of 177

Controles130 -
01-03-2005
131Controles-
01-03-2005
2 LITER 16V BENZINEMOTOR (180 pk)
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringenkast. 7.
Luchtilter.
8. Motoroliepeilstok.
9. Motoroliereservoir.
* Volgens land van bestemming.

Page 145 of 177

Controles130 -
01-03-2005
131Controles-
01-03-2005
NIVEAUS CONTROLEREN
Motorolieniveau
Regelmatig controleren en tussen
twee verversingen eventueel olie
bijvullen. (Maximum olieverbruik:
0,5 liter per 1000 km.)
De controle dient bij koude motor
en horizontaal geplaatste wagen
te geschieden, met behulp van de
olieniveaumeter in het instrumenten-
paneel of de oliepeilstok.2 merktekens op de peil-
stok:
A = maxi.
Het oliepeil mag nooit boven
dit merkteken uitkomen.
B = mini.
Voor het behoud van de
bedrijfszekerheid van de mo-
toren en de emissieregelsys-
temen mogen in geen geval
additieven aan de motorolie
worden toegevoegd.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in het on-
derhoudsboekje.
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
Open het reservoir bij koude motor
(omgevingstemperatuur), het vloei-
stofniveau dient boven het MINI
en dicht bij het MAXI merkteken te
staan.
Oliepeilstok
Koelvloeistofniveau
Gebruik uitsluitend door de construc-
teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken
als de sleutel uit het contactslot
is verwijderd en het koelsysteem
onder druk staat. Draai de dop
eerst 2 omwentelingen los om de
druk te laten dalen en te voorkomen
dat de hete koelvloeistof uit het
koelsysteem spuit. Trek, als de druk
eenmaal gedaald is, de dop los en
vul het systeem bij.
Opmerking: De koelvloeistof behoeft
niet te worden ververst.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers*
Gebruik voor een optimale reiniging
en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolen
producten.
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de
gezondheid en is een erg bijtend
middel.
Gooi afgewerkte olie, remvloeistof en
koelvloeistof niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar-
voor bestemde containers bij een
PEUGEOT-servicepunt.
* Volgens land van bestemming.
Remvloeistof verversen
De remvloeistof dient volgens de
door de constructeur voorgeschreven
intervallen te worden ververst.
Gebruik remvloeistof die door de
constructeur wordt aanbevolen en
aan de DOT4-normen voldoet.
Keuze van de viscositeitsgraad
De olie dient in ieder geval aan de
voorgeschreven kwaliteitsnormen te
voldoen.

Page 146 of 177

Controles132 -
01-03-2005
CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de winter door een
PEUGEOT-servicepunt controleren.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Niet verversen. Laat het niveau
controleren volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Luchtilter en interieurilter
Laat de ilters periodiek vervangen.
Als de omgeving daartoe aanlei-
ding geeft, moeten de ilters twee
keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder
goed werkt, moet de handrem zelfs
tussen twee onderhoudscontroles
worden afgesteld. Laat het systeem
controleren door een PEUGEOT-
servicepunt.
Olieilter
Vervang het olieilterelement re-
gelmatig, volgens het onderhouds-
schema.Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje, die betrek-
king hebben op de motoruitvoe-
ring van uw auto, voor het laten
controleren van de belangrijkste
niveaus en bepaalde onderdelen
volgens het onderhoudsschema
van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door
PEUGEOT aanbevolen
producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belang-
rijke organen zoals de stuurbekrach-
tiging en het remsysteem te opti-
maliseren, worden door PEUGEOT
speciieke producten geselecteerd
en aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
niet toegestaan met een hogedruk-
reiniger de motorruimte schoon te
maken.

Page 147 of 177

133Praktische informatie-
01-03-2005
Beschikbaar gereedschap
Het volgende gereedschap bevindt
zich in een houder in het hart van het
reservewiel:
1. Wielsleutel.
2. Krik met slinger.
3. Centreerpen.
4. Dop voor slotbouten.
5. Afneembaar sleepoog.
6. Gereedschap voor lichtmetalen
velgen.
Symbolen op de houder geven de
plaats van het gereedschap aan. Wiel demonteren
F
Blokkeer indien nodig het wiel
kruislings tegenover het te verwis-
selen wiel met een wielblok.
F Verwijder de wieldop door de
wielsleutel 1 in de opening voor
het ventiel te steken en de wieldop
los te trekken.
F Draai de wielbouten iets los
(verwijder bij lichtmetalen velgen
eerst de sierdoppen; zie para-
graaf "Bijzonderheden lichtmeta-
len velgen").
WIEL VERWISSELEN
Plaatsen van de auto
F Zet de auto voor zover mogelijk
op een horizontale, stabiele en
stroeve ondergrond.
F Trek de handrem aan, zet het
contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in (bij
automatische transmissie de
stand P).
Toegang tot het reservewiel en de
krik in de bagageruimte
F Zet het dak in de stand coupé.
F Maak het bagagenet los.
F Til de vloermat van de bagage-
ruimte met de handgreep op en
hang de vloermat met de koorden
op aan de twee haken onder het
achterkleprubber.

Page 148 of 177

Praktische informatie134 -
01-03-2005
135Praktische informatie-
01-03-2005
F Plaats de kop van de krik 2 in één
van de vier steunpunten A aan de
onderzijde bij het te verwisselen
wiel.
F Vouw de krik 2 uit tot het voetstuk
op de grond staat. Zorg ervoor dat
het voetstuk zich loodrecht onder
het steunpunt A bevindt.
F Krik de auto op.
F Verwijder de wielbouten en het
wiel. F
Draai de wielbouten met de
sleutel 1 vast.
F Plaats de wieldop, begin bij de
opening voor het ventiel en druk
de wieldop rondom met de hand
vast.
F Berg het gereedschap en het wiel
op in de bagageruimte.
F Bevestig het reservewiel met
behulp van de riem om trillingen te
voorkomen en voor uw veiligheid
in geval van een botsing. Verwissel een wiel uit
veiligheidsoverwegingen
alleen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond.
- met aangetrokken handrem en contact uitgezet.
- met de eerste versnelling of de achteruit ingeschakeld (bij automatische trans-
missie stand P).
- als de auto is geblokkeerd met het wielblok.
Ga nooit onder een auto liggen die al-
leen op de krik steunt (gebruik bokken).
Na het verwisselen van een wiel:
- Laat zo snel mogelijk het aanhaalmo- ment van de wielbouten en de banden-
spanning van het reservewiel door een
PEUGEOT-servicepunt controleren.
- Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
Voorschriften bij het gebruik van het
tijdelijke reservewiel *
Uw auto kan voorzien zijn van een
reservewiel waarvan de velg anders is
dan de velg van het standaard wiel.
Zorg ervoor dat dit wiel, na gebruik, zo
snel mogelijk wordt vervangen.
Volg de onderstaande voorschriften
op om het rijgedrag van de auto niet te
veranderen:
- rijd niet harder dan 80 km/h,
- monteer geen wieldop,
- rijd voorzichtig,
- controleer of de bandenspanning juist is, zoals op de sticker staat aangegeven.
Terugplaatsen van het wiel
F Plaats het wiel met behulp van de
centreerpen 3.
F Draai de wielbouten met de hand
vast en verwijder de centreerpen.
F Draai de wielbouten met de
sleutel 1 enigszins vast.
F Laat de krik 2 zakken en verwijder
deze vervolgens.
* Volgens uitvoering en land van bestem- ming.

Page 149 of 177

Praktische informatie134 -
01-03-2005
135Praktische informatie-
01-03-2005
Bijzonderheden lichtmetalen
velgen
Sierdoppen
De wielbouten van de lichtmetalen
velgen zijn voorzien van chromen
sierdoppen.
Voordat de wielbouten worden los-
gedraaid dienen de sierdoppen met
behulp van het gele gereedschap 6
te worden verwijderd. Monteren van het reservewiel
Indien uw auto is voorzien van een
reservewiel met stalen velg, is het
normaal
dat bij het monteren de
ringen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijn
aangedraaid zorgt het conische
draagvlak van de bouten voor de be-
vestiging van het reservewiel.
Slotbouten
Als de velgen zijn voorzien van slot-
bouten (één per wiel), dient u eerst
met behulp van het gele gereed-
schap 6 de chromen dop en vervol-
gens de plastic huls te verwijderen
alvorens de bout los te draaien met
behulp van een van de twee dop-
sleutels en de wielsleutel.
Opmerking: Deze twee dopsleutels
zijn u overhandigd bij alevering van
uw auto, gelijktijdig met de reserve-
sleutel en de codekaart.
Noteer de op de dopsleutel gegra-
veerde code nauwkeurig. Met deze
code kunt u bij uw PEUGEOT-dealer
een nieuwe dopsleutel verkrijgen.
Monteren van winterbanden
Als u op uw auto winterbanden met
stalen velgen wilt monteren,
dient
u speciale bouten te gebruiken, die
verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-
dealer.

Page 150 of 177

Praktische informatie136 -
01-03-2005
137Praktische informatie-
01-03-2005
F Draai de beschermkap van
de defecte lamp een kwart
omwenteling naar links en
verwijder deze.
F Neem de stekker los.
F Druk op het uiteinde van de
borglip om deze los te maken.
Vervang de lamp.
Let bij het monteren op de goede stand van de nokjes en controleer
of de borglip goed vast zit.
F Sluit de stekker weer aan.
F Monteer de beschermkap met
de pijl naar boven en draai
deze vervolgens een kwart
omwenteling naar rechts.
De koplampen zijn uitgerust met
glazen van polycarbonaat voorzien
van een beschermlaag. Gebruik
voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek
of een schuur-, schoonmaak- of
oplosmiddel. Gebruik een spons en
zeepwater. 4. Parkeerlicht (W 5 W)
F
Trek de itting naar achteren,
verwijder de lamp en vervang
deze.
5. Richtingaanwijzers (PY 21 W amberkleurig)
F Draai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder deze.
F Vervang de lamp.
Opmerking: bij bepaalde weers-
omstandigheden (lage temperatuur,
vochtig weer) , kan aan de binnen-
zijde van de koplampen enige
condensvorming ontstaan . Deze
verdwijnt zodra de lampen enige tijd
branden.
LAMPEN VERVANGEN
Koplampen
Raak de lampen uitsluitend met een
droge doek aan.
1. Dimlicht (H7-55 W),
2. Grootlicht (H1-55 W),
3. Mistlampen vóór (H1-55 W).

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 180 next >