Peugeot 307 CC 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 81 of 177

Audio en telematica76 -
01-03-2005
77Audio en telematica-
01-03-2005
«Volgen auto op kaart»
Met behulp van deze functie kan:
- de beweging van de auto over de ingestelde route worden
weergegeven als de navigatie
actief is,
- worden ingezoomd op de kaart volgens dertien voorgeprogram-
meerde schalen,
- het snelmenu «Navigatie» worden
weergegeven. Kaart
Vanuit het
algemene menu biedt het
hoofdmenu «Kaart» verschillende
mogelijkheden voor de navigatie:
- inschakelen van de weergave «Selecteren-verplaatsen op
kaart».
- oriëntatie van de kaart naar het Noorden of naar de rijrichting van
de auto.
- centreren van de auto in de kaart.
- openen van op de kaart zichtbare menu’s voor het selecteren van
diensten, zoals hotels, servicesta-
tions, enz.
- weergave van het venster voor het invoeren van de omschrijving om
de huidige positie van de auto in te
voeren in een kaart van de index.
Met de functie
«Inzoomen» kan de
schaal van de kaart als volgt worden
aangepast:
- 50 m/cm, 100 m/cm, 150 m/cm, 200 m/cm, 500 m/cm.
- 1 km/cm, 2 km/cm.
- 10 km/cm, 20 km/cm, 50 km/cm.
- 100 km/cm, 200 km/cm.
Dit wordt uitgevoerd door aan de
knop van het navigatiepaneel te
draaien.

Page 82 of 177

Audio en telematica78 -
01-03-2005
79Audio en telematica-
01-03-2005
«Selecteren-verplaatsen op kaart»
Met behulp van deze functie kan:
- een willekeurig punt op de kaart worden geselecteerd om een
navigatie naar dit punt op te starten
of om adresgegevens van dit punt
te verkrijgen (indien mogelijk het
postadres of anders de GPS-
coördinaten).
- met behulp van de vier pijlen die de windrichtingen (Noord, Oost,
Zuid, West) aangeven, de kaart
verschoven worden.
- worden ingezoomd op de kaart volgens dertien voorgeprogram-
meerde schalen.
- het snelmenu «Kaart» worden
weergegeven. Snelmenu «Kaart»
Het aan de toepassing
«Kaart» en
de functie «Selecteren-verplaatsen
op kaart» gekoppelde snelmenu
verschijnt in een bovenliggend
venster als deze toepassing actief is
in het basisscherm.
Het menu is beperkt tot de volgende
functies:
- weergave van informatie over de op de kaart geselecteerde plaats.
- selecteren van een bestemming door een plaats op de kaart te
selecteren.
- opslaan van een geselecteerde plaats (indien mogelijk het
postadres of anders de GPS-
coördinaten om deze in te voeren
in een kaart van het geheugen).
- inschakelen van de weergave «Volgen auto op kaart».

Page 83 of 177

Comfort80 -
01-03-2005
81Comfort-
01-03-2005

Page 84 of 177

Comfort80 -
01-03-2005
81Comfort-
01-03-2005
VENTILATIE
1. Uitstroomopeningen
voorruitontwaseming.
2. Uitstroomopeningen
zijruitontwaseming.
3. Zijventilatieroosters.
4. Middelste ventilatieroosters.
5. Uitstroomopening voor
beenruimte voor.
6. Uitstroomopening voor
beenruimte achter.
Gebruiksadviezen
F Als de temperatuur in de auto
nadat deze een tijd in de zon heeft
gestaan erg hoog is opgelopen, is
het raadzaam het interieur enige
tijd te laten doorluchten.
Zet de luchttoevoer ver genoeg open voor een optimale verversing
van de lucht in het interieur.
Als de knop voor de luchttoevoer in de stand 0 staat (systeem
uitgeschakeld), wordt het thermi-
sche comfort niet meer gewaar-
borgd. Er kan echter een kleine
luchtstroom worden waargeno-
men, die wordt veroorzaakt door
de rijwind.
F Let er voor een gelijkmatige ver-
deling van de lucht naar het interi-
eur op dat de luchtinlaatroosters,
de uitstroomopeningen in de auto,
de luchtkanalen onder de voor-
stoelen en de ventilatieopeningen
in de bagageruimte vrij blijven.
Zorg ervoor dat het interieurilter in een goede staat verkeert.

Page 85 of 177

Comfort82 -
01-03-2005
83Comfort-
01-03-2005
AUTOMATISCHE
AIRCONDITIONING MET
GESCHEIDEN REGELING
De airconditioning werkt uitsluitend
bij draaiende motor.
Automatische werking
1. Regeling bestuurderszijde
2. Regeling passagierszijde
Voor een optimaal comfort is het raadzaam de
temperatuur links en rechts zo in te stellen dat
het verschil niet meer dan 3 bedraagt.
Om het interieur maximaal te koelen of te
verwarmen kan de temperatuur lager dan
15 worden ingesteld door de knop naar links te
draaien tot "LO" wordt weergegeven of hoger
dan 27 worden ingesteld door de knop naar
rechts te draaien tot "HI" wordt weergegeven.
Druk op de toets "AUTO".
Het symbool "AUTO"
wordt weergegeven.
Het is raadzaam deze
stand te gebruiken: het
systeem regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de luchtroosters en de lucht-
recirculatie automatisch en optimaal
aan de hand van de door u inge-
stelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoe-
nen effectief gebruikt worden, mits
de ruiten zijn gesloten.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet toe-
reikend blijken om de ruiten
condens- en ijsvrij te hou-
den (vocht, veel inzittenden,
vorst...). Kies dan het programma "zicht"
om de ruiten snel te ontwasemen.
Kies in dat geval het automatische pro-
gramma “zicht”.
Het verklikkerlampje in
de toets 4 gaat branden.
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst, de
luchttoevoer en de luchtverdeling naar
de luchtroosters voor een optimale ont-
waseming van de voorruit en zijruiten.
Druk nogmaals op de toets 4 of op de
toets "AUTO" om dit programma af te
sluiten. Het verklikkerlampje in de toets
gaat uit en de aanduiding "AUTO" ver-
schijnt.
De bestuurder en de voor-
passagier kunnen de tem-
peratuur afzonderlijk naar
wens instellen.
De op het display weerge-
geven waarde heeft betrekking op
een bepaald comfortniveau en niet
op de werkelijke temperatuur in gra-
den Celsius of Fahrenheit.
Draai de knop 1 of 2 naar links of
naar rechts om deze waarde te ver-
lagen of te verhogen (van 15 tot 27,
aanbevolen waarde voor optimaal
comfort = 21). 3. Automatisch programma
"comfort"
De werking van het sys-
teem kan minder zijn als
het dak is weggeklapt.
Om bij koude motor de toe-
voer van koude lucht te beperken,
wordt de ventilatie geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor het gewenste comfort de
ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch
en zo snel mogelijk het temperatuur-
verschil.

Page 86 of 177

Comfort82 -
01-03-2005
83Comfort-
01-03-2005
Handmatige bediening
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets "AUTO" zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
Bij het indrukken van deze
toets wordt de airconditio-
ning uitgeschakeld.
Druk de toets nogmaals in
om de automatische wer-
king van de airconditioning te hervat-
ten. De aanduiding A/C verschijnt op
het display.
6. Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit en de zijruiten (ontwa- semen en ontdooien).
- de voorruit, de zijruiten en de been- ruimte.
- de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters. 7. Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan vergroot of
verkleind worden door respectievelijk
de toets
"kleine propeller" of "grote
propeller" in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst,
de propeller, wordt afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk voller.
8. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie 9. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk op de toets "kleine propeller"
van de luchtopbrengstregeling 7 tot
het symbool van de propeller is ver-
dwenen.
Alle functies van de airconditioning
worden dan uitgeschakeld, behalve
de achterruitverwarming 9.
Het thermisch comfort wordt niet
meer gewaarborgd. Er kan echter
een kleine luchtstroom worden
waargenomen, die wordt veroorzaakt
door de rijwind.
Druk op de toets "grote propeller"
van de luchtopbrengstregeling 7, de
toets 4 of de toets AUTO om het sy-
steem weer met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen.
Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd.
Het symbool van de lucht-
recirculatie
8 wordt weer-
gegeven.
De luchtrecirculatie dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (om te voorko-
men dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achter-
uitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecircu-
latie niet meer nodig is nogmaals in
om de toevoer van buitenlucht te her-
vatten en het beslaan van de ruiten
te voorkomen.
5. Airconditioning aan/uit
Druk op deze toets om de
achterruit- en buitenspie-
gelverwarming in te scha-
kelen. Het verklikkerlampje
in de toets
9 gaat branden.
De verwarming wordt auto-
matisch uitgeschakeld om onnodig
stroomverbruik te voorkomen.
Het is mogelijk de achterruitverwar-
ming en de verwarming buitenspie-
gels eerder uit te schakelen door de
toets nogmaals in te drukken.
Opmerking: Deze functie is uitge-
schakeld wanneer het dak in de ba-
gageruimte is opgeborgen.
10. Uitschakelen van het systeem

Page 87 of 177

Comfort84 -
01-03-2005
85Comfort-
01-03-2005
SPIEGELS
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Verstellen
F Zet de knop A naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te
selecteren.
F Duw de knop B in de 4 richtingen
om de spiegel af te stellen.
F Zet de knop A weer in het
midden. Inklappen
- vanuit het interieur:
F
Trek bij aangezet contact de
schakelaar A naar achteren.
- van buitenaf:F Vergrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel.
Opmerking: Als de buitenspiegels
zijn ingeklapt met behulp van de
schakelaar A, worden ze niet auto-
matisch uitgeklapt als de auto wordt
ontgrendeld met de afstandsbedie-
ning of de sleutel. Trek nogmaals de
schakelaar A naar achteren om de
buitenspiegels uit te klappen.
Uitklappen
- vanuit het interieur:
F Trek bij aangezet contact de
schakelaar A naar achteren.
- van buitenaf:F Ontgrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel.
Het automatisch in- en
uitklappen van de bui-
tenspiegels kan worden
gedeactiveerd door een
PEUGEOT-servicepunt.
Zet de airconditioning 1
tot 2 keer per maand 5 tot
10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te
houden.
Laat het systeem regelmatig contro-
leren om de goede werking van de
airconditioning te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door een PEUGEOT-
servicepunt controleren.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt, dit
is een normaal verschijnsel.

Page 88 of 177

Comfort84 -
01-03-2005
85Comfort-
01-03-2005
SPIEGELS
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Verstellen
F Zet de knop A naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te
selecteren.
F Duw de knop B in de 4 richtingen
om de spiegel af te stellen.
F Zet de knop A weer in het
midden. Inklappen
- vanuit het interieur:
F
Trek bij aangezet contact de
schakelaar A naar achteren.
- van buitenaf:F Vergrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel.
Opmerking: Als de buitenspiegels
zijn ingeklapt met behulp van de
schakelaar A, worden ze niet auto-
matisch uitgeklapt als de auto wordt
ontgrendeld met de afstandsbedie-
ning of de sleutel. Trek nogmaals de
schakelaar A naar achteren om de
buitenspiegels uit te klappen.
Uitklappen
- vanuit het interieur:
F Trek bij aangezet contact de
schakelaar A naar achteren.
- van buitenaf:F Ontgrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel.
Het automatisch in- en
uitklappen van de bui-
tenspiegels kan worden
gedeactiveerd door een
PEUGEOT-servicepunt.
Zet de airconditioning 1
tot 2 keer per maand 5 tot
10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te
houden.
Laat het systeem regelmatig contro-
leren om de goede werking van de
airconditioning te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door een PEUGEOT-
servicepunt controleren.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt, dit
is een normaal verschijnsel.

Page 89 of 177

Comfort84 -
01-03-2005
85Comfort-
01-03-2005
Automatische binnenspiegel
De binnenspiegel verstelt geleide-
lijk en automatisch van de dag- in
de nachtstand. Om verblinding te
voorkomen, wordt de spiegel au-
tomatisch donker, afhankelijk van
de hoeveelheid licht die vanaf de
achterzijde van de auto op de spie-
gel valt. Zodra de hoeveelheid licht
(bijvoorbeeld zonneschijn, verlichting
van achteropkomend verkeer) ver-
mindert, wordt het spiegelbeeld weer
helder voor een optimaal zicht.
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- dagstand (normaal),
- nachtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en
nachtstand gezet worden met behulp
van het hendeltje aan de onderzijde.
Werking
Zet het contact aan en druk op scha-
kelaar
1 :
- Verklikkerlampje 2 aan (schakelaar
ingedrukt): automatische werking.
- Verklikkerlampje 2 uit: automatische
werking uitgeschakeld. De spiegel
blijft in de dagstand staan.
Bijzonderheden
Zodra de achteruit wordt ingescha-
keld, wordt de spiegel in de dagstand
gezet voor een maximaal zicht naar
achteren.
STUURWIEL IN HOOGTE EN
DIEPTE VERSTELLEN
Zorg dat de auto stil staat en
ontgrendel het stuurwiel door aan
hendel A te trekken.
Verstel het stuurwiel in hoogte en
diepte.
Vergrendel het stuurwiel door de
hendel A volledig in te drukken.

Page 90 of 177

Comfort86 -
01-03-2005
87Comfort-
01-03-2005
VOORSTOELEN
1. Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
2. Hoogteverstelling bestuurders- en
passagiersstoel
Trek de hendel omhoog of duw
deze omlaag tot de gewenste stand
bereikt is.
3. Rugleuningverstelling
Duw de handgreep naar achteren.
4. Toegang tot de achterbank
Trek aan de handgreep om de rug-
leuning naar voren te klappen en
schuif de stoel vooruit.
Opmerking: Het is ook mogelijk de
handgreep 3 te gebruiken. Verstel
vervolgens de rugleuning.
Zorg ervoor dat het terug-
schuiven in de oorspron-
kelijke stand niet wordt
verhinderd; deze stand is
noodzakelijk om de stoel te
vergrendelen in de lengterichting.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 180 next >