Peugeot 307 CC 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 91 of 181

7VEILIGHEID
78
Zorg ervoor dat alle inzitten-
den tijdens het rijden hun vei-
ligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de vei-
ligheidsgordels niet om; de gordels
zijn dan niet voldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van
armsteunen*, moet de heupgordel
altijd onder de armsteun door wor-
den geleid.
De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor
zorgt dat de lengte van de gordel
automatisch wordt aangepast aan
uw lichaamsbouw. De gordel wordt
automatisch opgerold als deze niet
wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het
gebruik van de gordel of deze goed
is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk
op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder wor-
den geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting
die in werking treedt bij een aanrij-
ding of een noodstop. U kunt de blok-
keerinrichting deblokkeren door kort
aan de riem te trekken en deze weer
los te laten. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
- mag deze door niet meer dan één volwassen persoon worden gedra-
gen,
- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,
- moet deze in een vloeiende bewe- ging naar voren worden getrokken,
om te voorkomen dat de gordel
gedraaid raakt,
- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt niets aan
worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheids-
voorschriften moeten werkzaamhe-
den en controles aan de veiligheids-
gordels worden uitgevoerd door een
PEUGEOT-servicepunt, die tevens
voor de garantie zorgt en de werk-
zaamheden volgens de voorschriften
uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw
auto regelmatig op beschadigingen
controleren door een PEUGEOT-ser-
vicepunt.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij een
PEUGEOT-servicepunt.
Controleer na het neerklappen of
verstellen van een stoel of de achter-
bank of de gordel zich op de juiste
plaats bevindt en goed is opgerold.
De zitplaatsen achter zijn voorzien
van twee driepuntsgordels met oprol-
automaat en een gordelkrachtbe-
grenzer.
Plaats de gordels in de geleiders
1
om te voorkomen dat de gordels
gaan klapperen bij het rijden met
geopend dak.
Veiligheidsgordels achter

Page 92 of 181

7VEILIGHEID
79
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de wer-
king van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensors regi-
streren een plotselinge vertraging
van de auto: als de drempelwaarde
voor het in werking treden wordt
overschreden, worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen en bescher-
men ze de inzittenden van de auto.
Direct na de aanrijding ontsnapt het
gas zodat noch het zicht, noch het
eventueel verlaten van de auto door
de inzittenden wordt belemmerd.
De airbags treden niet in werking
bij lichte aanrijdingen waarbij de
veiligheidsgordels zorgen voor een
afdoende bescherming; de kracht
van de aanrijding is afhankelijk van
het soort obstakel en de snelheid van
de auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
Opmerking: Het uit de airbags ont-
snappende gas kan enigszins irrite-
ren. Deze zijn voor de bestuurder in het
midden van het stuurwiel en voor de
passagier in het dashboard aange-
bracht. Ze worden tegelijkertijd geac-
tiveerd, behalve als de airbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
Als dit pictogram verschijnt
op het instrumentenpa-
neel in combinatie met een
geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele
display, laat het systeem dan contro-
leren door een PEUGEOT-service-
punt.
Storing airbag voor
Voorschriften voor kinderen:
- Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een
geschikt kinderzitje,
- Gebruik geen gordelgeleider* wan- neer een kinderzitje is geïnstal-
leerd,
- De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen
worden,
- Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.
De gordelspanners kunnen, afhan-
kelijk van de aard en de kracht van
de aanrijding , vóór en onafhankelijk
van de airbags afgaan.
Het verklikkerlampje van de airbag
gaat in ieder geval branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door een PEUGEOT-servicepunt.
* Volgens uitvoering.AIRBAGS VOOR

Page 93 of 181

7VEILIGHEID
79
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de wer-
king van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensors regi-
streren een plotselinge vertraging
van de auto: als de drempelwaarde
voor het in werking treden wordt
overschreden, worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen en bescher-
men ze de inzittenden van de auto.
Direct na de aanrijding ontsnapt het
gas zodat noch het zicht, noch het
eventueel verlaten van de auto door
de inzittenden wordt belemmerd.
De airbags treden niet in werking
bij lichte aanrijdingen waarbij de
veiligheidsgordels zorgen voor een
afdoende bescherming; de kracht
van de aanrijding is afhankelijk van
het soort obstakel en de snelheid van
de auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
Opmerking: Het uit de airbags ont-
snappende gas kan enigszins irrite-
ren. Deze zijn voor de bestuurder in het
midden van het stuurwiel en voor de
passagier in het dashboard aange-
bracht. Ze worden tegelijkertijd geac-
tiveerd, behalve als de airbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
Als dit pictogram verschijnt
op het instrumentenpa-
neel in combinatie met een
geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele
display, laat het systeem dan contro-
leren door een PEUGEOT-service-
punt.
Storing airbag voor
Voorschriften voor kinderen:
- Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een
geschikt kinderzitje,
- Gebruik geen gordelgeleider* wan- neer een kinderzitje is geïnstal-
leerd,
- De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen
worden,
- Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.
De gordelspanners kunnen, afhan-
kelijk van de aard en de kracht van
de aanrijding , vóór en onafhankelijk
van de airbags afgaan.
Het verklikkerlampje van de airbag
gaat in ieder geval branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door een PEUGEOT-servicepunt.
* Volgens uitvoering.AIRBAGS VOOR

Page 94 of 181

7VEILIGHEID
80
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schake-
len en zo de veiligheid van uw pas-
sagier te garanderen.ZIJ-AIRBAGS
Als het verklikkerlampje uit-
schakeling airbag aan passa-
gierszijde knippert, raadpleeg
dan een PEUGEOT-service-
punt.
Plaats geen kinderzitje met de rug in
de rijrichting als de twee pictogram-
men van de airbags worden weerge-
geven op het instrumentenpaneel.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat bran-
den op het instrumentenpa-
neel, betekent dit dat de air-
bag aan passagierszijde is
uitgeschakeld (stand "OFF").
Het verklikkerlampje blijft branden
zolang de airbag aan passagiers-
zijde is uitgeschakeld.
Als dit pictogram verschijnt
in combinatie met een
geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele
display, raadpleeg dan een
PEUGEOT-servicepunt om het sys-
teem te laten controleren.
Storing
Controle uitschakeling
De zij-airbags zijn aan de zijde van
de portieren in de rugleuningen van
de voorstoelen aangebracht.
Ze worden aan de zijde waar de aan-
rijding plaatsvindt opgeblazen.
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagiers-
zijde altijd uit als u een kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de
voorstoel plaatst. Anders kan een
kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.

Zet het contact uit , steek de
sleutel in de schakelaar voor uit-
schakelen van de airbag aan
passagierszijde 1, draai deze in
de stand "OFF" en verwijder de
sleutel zonder de stand van de
schakelaar te veranderen.
* Volgens land van bestemming.
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde*

Page 95 of 181

7VEILIGHEID
81
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale effecti-
viteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om nor- maal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-
tende bij het opblazen van de air-
bag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwalificeerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voe- ten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de air-
bag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel ver-
oorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-
ding en sla er niet op. Zij-airbags
• Bedek de voorstoelen alleen
met goedgekeurde stoelhoezen.
Raadpleeg uw PEUGEOT-service-
punt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de voorstoelen, dit zou bij
het afgaan van de airbags kunnen
leiden tot verwondingen aan armen
of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 96 of 181

7VEILIGHEID
80
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schake-
len en zo de veiligheid van uw pas-
sagier te garanderen.ZIJ-AIRBAGS
Als het verklikkerlampje uit-
schakeling airbag aan passa-
gierszijde knippert, raadpleeg
dan een PEUGEOT-service-
punt.
Plaats geen kinderzitje met de rug in
de rijrichting als de twee pictogram-
men van de airbags worden weerge-
geven op het instrumentenpaneel.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat bran-
den op het instrumentenpa-
neel, betekent dit dat de air-
bag aan passagierszijde is
uitgeschakeld (stand "OFF").
Het verklikkerlampje blijft branden
zolang de airbag aan passagiers-
zijde is uitgeschakeld.
Als dit pictogram verschijnt
in combinatie met een
geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele
display, raadpleeg dan een
PEUGEOT-servicepunt om het sys-
teem te laten controleren.
Storing
Controle uitschakeling
De zij-airbags zijn aan de zijde van
de portieren in de rugleuningen van
de voorstoelen aangebracht.
Ze worden aan de zijde waar de aan-
rijding plaatsvindt opgeblazen.
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagiers-
zijde altijd uit als u een kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de
voorstoel plaatst. Anders kan een
kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.

Zet het contact uit , steek de
sleutel in de schakelaar voor uit-
schakelen van de airbag aan
passagierszijde 1, draai deze in
de stand "OFF" en verwijder de
sleutel zonder de stand van de
schakelaar te veranderen.
* Volgens land van bestemming.
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde*

Page 97 of 181

7VEILIGHEID
81
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale effecti-
viteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om nor- maal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-
tende bij het opblazen van de air-
bag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwalificeerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voe- ten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de air-
bag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel ver-
oorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-
ding en sla er niet op. Zij-airbags
• Bedek de voorstoelen alleen
met goedgekeurde stoelhoezen.
Raadpleeg uw PEUGEOT-service-
punt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de voorstoelen, dit zou bij
het afgaan van de airbags kunnen
leiden tot verwondingen aan armen
of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 98 of 181

8RIJDEN
82
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de
handrem aan.Als tijdens het rijden dit ver-
klikkerlampje en het ver-
klikkerlampje STOP bran-
den in combinatie met een
geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display,
geeft dit aan dat de handrem nog
(iets) is aangetrokken.
Draai bij het parkeren van de
auto op een helling de wie-
len richting trottoir en trek de
handrem aan.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop in
en duw de handrem geheel omlaag.
Bij de automatische transmissie
met vier versnellingen kunt u kiezen
uit automatische bediening , aange-
vuld met de programma’s sport en
sneeuw , of handmatig schakelen .P
ark (parkeerstand): om de auto stil
te zetten en te starten , met of zon-
der gebruik van de handrem.
R everse (achteruitversnelling): om
achteruit te rijden (schakel deze
stand alleen in als de auto stilstaat
en de motor stationair draait).
N eutral (neutraalstand): om de motor
te starten en de auto te parkeren,
met gebruik van de handrem.
Opmerking: Laat, als bij het wegrij-
den per ongeluk de selectiehendel in
de stand N staat, het motortoerental
terugvallen tot stationair voordat de
stand D wordt geselecteerd om ver-
volgens weer gas te geven.
D rive (rijstand): om automatisch te
schakelen tijdens het rijden.
M anual (sequentiële stand): om zelf
de versnellingen te selecteren.
S : programma sport.
 : programma sneeuw.
Schakelpatroon
 Kies de gewenste stand door de
selectiehendel in het schakelpa-
troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een pictogram in het display van
instrumentenpaneel aangegeven.
Starten van de motor
 Trek de handrem aan en selec-
teer de stand P of N van de selec-
tiehendel,
 Draai de sleutel in het contact in
de stand Starten.
Als deze procedure niet wordt
gevolgd, klinkt een geluidssignaal in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET "TIPTRONIC-SYSTEM
PORSCHE"

Page 99 of 181

8RIJDEN
82
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de
handrem aan.Als tijdens het rijden dit ver-
klikkerlampje en het ver-
klikkerlampje STOP bran-
den in combinatie met een
geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display,
geeft dit aan dat de handrem nog
(iets) is aangetrokken.
Draai bij het parkeren van de
auto op een helling de wie-
len richting trottoir en trek de
handrem aan.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop in
en duw de handrem geheel omlaag.
Bij de automatische transmissie
met vier versnellingen kunt u kiezen
uit automatische bediening , aange-
vuld met de programma’s sport en
sneeuw , of handmatig schakelen .P
ark (parkeerstand): om de auto stil
te zetten en te starten , met of zon-
der gebruik van de handrem.
R everse (achteruitversnelling): om
achteruit te rijden (schakel deze
stand alleen in als de auto stilstaat
en de motor stationair draait).
N eutral (neutraalstand): om de motor
te starten en de auto te parkeren,
met gebruik van de handrem.
Opmerking: Laat, als bij het wegrij-
den per ongeluk de selectiehendel in
de stand N staat, het motortoerental
terugvallen tot stationair voordat de
stand D wordt geselecteerd om ver-
volgens weer gas te geven.
D rive (rijstand): om automatisch te
schakelen tijdens het rijden.
M anual (sequentiële stand): om zelf
de versnellingen te selecteren.
S : programma sport.
 : programma sneeuw.
Schakelpatroon
 Kies de gewenste stand door de
selectiehendel in het schakelpa-
troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een pictogram in het display van
instrumentenpaneel aangegeven.
Starten van de motor
 Trek de handrem aan en selec-
teer de stand P of N van de selec-
tiehendel,
 Draai de sleutel in het contact in
de stand Starten.
Als deze procedure niet wordt
gevolgd, klinkt een geluidssignaal in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET "TIPTRONIC-SYSTEM
PORSCHE"

Page 100 of 181

8RIJDEN
83
Wegrijden
Starten in de stand P en wegrijden:
 trap altijd het rempedaal in,
 zet de handrem los,
 selecteer de stand R, D of M en
laat langzaam het rempedaal los;
de auto begint meteen te rijden.
U kunt ook starten vanuit de
stand N.
Als de motor stationair draait,
het rempedaal is losgela-
ten en de stand R, D of M
is geselecteerd, zet de auto
zich al in beweging, zelfs als het gas-
pedaal niet wordt ingetrapt.
Laat daarom geen kinderen alleen
in de auto achter als de motor
draait.
Als de selectiehendel niet in de
stand P staat, klinkt bij het openen
van het bestuurdersportier of 45 se-
conden nadat het contact is afgezet
een geluidssignaal in combitie met
een melding. Zet de selectiehendel
in de stand P. Het geluidssignaal
stopt en de melding verdwijnt. Trek de handrem aan en
selecteer de stand
P indien
er onderhoudswerkzaamhe-
den moeten worden uitge-
voerd bij draaiende motor. Zet de selectiehendel nooit in
de stand
N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit
in de stand P of R als de auto
niet volledig stilstaat.
Zet de selectiehendel nooit in een
andere stand om af te remmen op
een glad wegdek.
Programma’s Sport en Sneeuw
Naast het auto-adaptieve programma
heeft u de beschikking over twee
specifieke programma’s.
De gekozen stand wordt in het instru-
mentenpaneel aangegeven.
Programma Sport
 Druk op de toets S als de motor is
gestart.
De versnellingsbak maakt automa-
tisch een dynamische rijstijl moge-
lijk.
Programma Sneeuw
Dit programma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een
ondergrond met weinig grip.
 Druk op de toets  als de motor is
gestart.
De transmissie past zich aan voor
het rijden op gladde wegen.
Opmerking: U kunt op elk moment
terugkeren naar het auto-adaptatieve
programma.
 Druk nogmaals op de toets S of 
om het huidige programma uit te
schakelen.
Automatische bediening
Automatisch schakelen in de vier
versnellingen:
 Selecteer de stand D in het scha-
kelpatroon.
De versnellingsbak kiest voortdu-
rend de meest geschikte versnelling
afhankelijk van de rijstijl, het profiel
van de weg en de belading van de
auto.
De transmissie werkt dan automa-
tisch, zonder dat u zelf hoeft te scha-
kelen.
Voor een maximale acceleratie zon-
der de stand van de selectiehendel
te wijzigen, moet het gaspedaal vol-
ledig worden ingedrukt (kick down).
De transmissie schakelt automatisch
terug of handhaaft de ingeschakelde
versnelling totdat de motor het maxi-
mum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmis-
sie automatisch terug om sterker op
de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren scha-
kelt de transmissie niet naar een
hogere versnelling als u het gaspe-
daal plotseling loslaat.

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 190 next >