Peugeot 307 CC 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 21 of 181

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
24
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de
onderhoudsintervalindicator na elke
onderhoudsbeurt weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto heeft uitgevoerd, kan de
onderhoudsintervalindicator op de
volgende wijze op 0 gezet worden:
 Zet het contact af.
 Druk op de resetknop van de dag-
teller en houd deze ingedrukt.
 Zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tel-
len.
Laat de knop los als de onderhouds-
intervalindicator "=0" aangeeft; de
onderhoudssleutel verdwijnt.
Belangrijk: als u na deze handeling
de accu wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal vijf
minuten. Het resetten van de onder-
houdsintervalindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden.
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel knipperen.
Voorbeeld:
U heeft de afstand tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt met
300 km overschreden. Er moeten zo
snel mogelijk onderhoudswerkzaam-
heden worden uitgevoerd.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden. De teller geeft de
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
Opmerking: De onderhoudssleutel
kan ook gaan branden als het inter-
val van twee jaar is overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1.000 km.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden .
Dit om aan te geven dat er binnen-
kort onderhoudswerkzaamheden uit-
gevoerd moeten worden. De teller
geeft de kilometerstand en de stand
van de dagteller aan.
5 seconden na het aanzetten van het
contact geeft de teller weer de kilo-
meterstand en de stand van de dag-
teller aan. Op 0 zetten van de onderhouds-
intervalindicator

Page 22 of 181

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
25
Druk, tijdens het branden van de ver-
lichting, op de knop om de sterkte van
de dashboardverlichting te verande-
ren. Als de verlichting de zwakste (of
felste) stand heeft bereikt, laat dan
de knop los en druk deze vervolgens
opnieuw in om de verlichting weer
feller (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Druk, terwijl het contact aan is, de
knop in tot de nullen verschijnen.
Door kort op de knop te drukken kun-
nen de dagteller en de ingestelde
snelheid van de snelheidsregelaar
of snelheidsbegrenzer afwisselend
worden weergegeven, indien een
van deze systemen is geactiveerd.
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact
wordt eerst de onderhoudsinterval-
indicator weergegeven en vervol-
gens gedurende enkele seconden
het motorolieniveau.
Olieniveau correct
Storing motorolieniveaumeter
Als de aanduiding
"OIL--" knippert,
duidt dit op een
storing in de motor-
olieniveaumeter.
Raadpleeg een
PEUGEOT-servicepunt.
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op
een vlakke, horizontale ondergrond
staat en de motor minstens 15 mi-
nuten niet heeft gedraaid.
Als de aanduiding
"OIL" knippert in
combinatie met het
verklikkerlampje ser-
vice, een geluidssig-
naal en een melding
op het multifunctionele display, is het
motorolieniveau te laag, waardoor ern-
stige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de peil-
stok. Als blijkt dat het olieniveau te laag
is, moet olie worden bijgevuld.
Te weinig olie Oliepeilstok
2 merktekens op de peil-
stok:- het oliepeil mag nooit boven het niveau A uitko-
men,
- als het oliepeil niet boven het niveau B uitkomt,
moet het voor de motor
van uw auto voorge-
schreven type motorolie
worden bijgevuld via de
vuldop.
A = maxi.
B = mini.
Dimmer dashboardverlichting
Nulstelling dagteller

Page 23 of 181

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
23
Dit heeft na het aanzetten van het
contact 3 verschillende functies:
- onderhoudsintervalindicator,
- motorolieniveaumeter,
- kilometerteller (totale kilometer-stand en dagteller).
Opmerking: De totale kilometer-
stand en de dagteller worden gedu-
rende dertig seconden na het uitzet-
ten van het contact, bij het openen
van het bestuurdersportier en bij het
vergrendelen en ontgrendelen van
de auto weergegeven.
Het display geeft tevens informatie
met betrekking tot de snelheidsre-
gelaar of -begrenzer indien één van
beiden is ingeschakeld (zie het des-
betreffende hoofdstuk).
Onderhoudsintervalindicator
De onderhoudsintervalindicator geeft
de afstand tot de volgende onder-
houdscontrole aan overeenkomstig het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf
de laatste nulstelling van de onder-
houdsintervalindicator (zie het des-
betreffende hoofdstuk) op basis van
twee parameters:
- het afgelegde aantal kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
Opmerking: afhankelijk van de
gebruiksgewoonten van de bestuur-
der kan de factor tijd worden meege-
wogen bij de nog af te leggen kilo-
meters.
Werking
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel branden. De kilome-
terteller geeft de resterende kilome-
ters (afgerond) tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole aan. V
oorbeeld: De afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
4.800 km. Als het contact wordt aan-
gezet, geeft het display gedurende
5 seconden het volgende aan:
Als het toerental te laag of te hoog
is voor de geselecteerde versnelling,
knippert het desbetreffende picto-
gram enkele seconden, waarna de
werkelijk ingeschakelde versnelling
wordt weergegeven.
Dit lampje gaat branden
als het schakelprogramma
"SPORT" van de automa-
tische transmissie wordt
ingeschakeld.
Dit lampje gaat branden
als het schakelprogramma
"SNEEUW" van de auto-
matische transmissie wordt
ingeschakeld.
Verklikkerlampjes
automatische transmissie
Verklikkerlampje "SNEEUW" Onjuiste waarde bij
handmatige bediening
Deze melding verschijnt als
een versnelling niet goed
is ingeschakeld (de selec-
tiehendel bevindt zich tussen twee
standen in).
Verklikkerlampje "SPORT"
DISPLAY
INSTRUMENTENPANEEL

Page 24 of 181

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
23
Dit heeft na het aanzetten van het
contact 3 verschillende functies:
- onderhoudsintervalindicator,
- motorolieniveaumeter,
- kilometerteller (totale kilometer-stand en dagteller).
Opmerking: De totale kilometer-
stand en de dagteller worden gedu-
rende dertig seconden na het uitzet-
ten van het contact, bij het openen
van het bestuurdersportier en bij het
vergrendelen en ontgrendelen van
de auto weergegeven.
Het display geeft tevens informatie
met betrekking tot de snelheidsre-
gelaar of -begrenzer indien één van
beiden is ingeschakeld (zie het des-
betreffende hoofdstuk).
Onderhoudsintervalindicator
De onderhoudsintervalindicator geeft
de afstand tot de volgende onder-
houdscontrole aan overeenkomstig het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf
de laatste nulstelling van de onder-
houdsintervalindicator (zie het des-
betreffende hoofdstuk) op basis van
twee parameters:
- het afgelegde aantal kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
Opmerking: afhankelijk van de
gebruiksgewoonten van de bestuur-
der kan de factor tijd worden meege-
wogen bij de nog af te leggen kilo-
meters.
Werking
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel branden. De kilome-
terteller geeft de resterende kilome-
ters (afgerond) tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole aan. V
oorbeeld: De afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
4.800 km. Als het contact wordt aan-
gezet, geeft het display gedurende
5 seconden het volgende aan:
Als het toerental te laag of te hoog
is voor de geselecteerde versnelling,
knippert het desbetreffende picto-
gram enkele seconden, waarna de
werkelijk ingeschakelde versnelling
wordt weergegeven.
Dit lampje gaat branden
als het schakelprogramma
"SPORT" van de automa-
tische transmissie wordt
ingeschakeld.
Dit lampje gaat branden
als het schakelprogramma
"SNEEUW" van de auto-
matische transmissie wordt
ingeschakeld.
Verklikkerlampjes
automatische transmissie
Verklikkerlampje "SNEEUW" Onjuiste waarde bij
handmatige bediening
Deze melding verschijnt als
een versnelling niet goed
is ingeschakeld (de selec-
tiehendel bevindt zich tussen twee
standen in).
Verklikkerlampje "SPORT"
DISPLAY
INSTRUMENTENPANEEL

Page 25 of 181

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
24
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de
onderhoudsintervalindicator na elke
onderhoudsbeurt weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto heeft uitgevoerd, kan de
onderhoudsintervalindicator op de
volgende wijze op 0 gezet worden:
 Zet het contact af.
 Druk op de resetknop van de dag-
teller en houd deze ingedrukt.
 Zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tel-
len.
Laat de knop los als de onderhouds-
intervalindicator "=0" aangeeft; de
onderhoudssleutel verdwijnt.
Belangrijk: als u na deze handeling
de accu wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal vijf
minuten. Het resetten van de onder-
houdsintervalindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden.
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel knipperen.
Voorbeeld:
U heeft de afstand tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt met
300 km overschreden. Er moeten zo
snel mogelijk onderhoudswerkzaam-
heden worden uitgevoerd.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden. De teller geeft de
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
Opmerking: De onderhoudssleutel
kan ook gaan branden als het inter-
val van twee jaar is overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1.000 km.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden .
Dit om aan te geven dat er binnen-
kort onderhoudswerkzaamheden uit-
gevoerd moeten worden. De teller
geeft de kilometerstand en de stand
van de dagteller aan.
5 seconden na het aanzetten van het
contact geeft de teller weer de kilo-
meterstand en de stand van de dag-
teller aan. Op 0 zetten van de onderhouds-
intervalindicator

Page 26 of 181

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
24
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de
onderhoudsintervalindicator na elke
onderhoudsbeurt weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto heeft uitgevoerd, kan de
onderhoudsintervalindicator op de
volgende wijze op 0 gezet worden:
 Zet het contact af.
 Druk op de resetknop van de dag-
teller en houd deze ingedrukt.
 Zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tel-
len.
Laat de knop los als de onderhouds-
intervalindicator "=0" aangeeft; de
onderhoudssleutel verdwijnt.
Belangrijk: als u na deze handeling
de accu wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal vijf
minuten. Het resetten van de onder-
houdsintervalindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden.
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel knipperen.
Voorbeeld:
U heeft de afstand tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt met
300 km overschreden. Er moeten zo
snel mogelijk onderhoudswerkzaam-
heden worden uitgevoerd.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden. De teller geeft de
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
Opmerking: De onderhoudssleutel
kan ook gaan branden als het inter-
val van twee jaar is overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1.000 km.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden .
Dit om aan te geven dat er binnen-
kort onderhoudswerkzaamheden uit-
gevoerd moeten worden. De teller
geeft de kilometerstand en de stand
van de dagteller aan.
5 seconden na het aanzetten van het
contact geeft de teller weer de kilo-
meterstand en de stand van de dag-
teller aan. Op 0 zetten van de onderhouds-
intervalindicator

Page 27 of 181

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
25
Druk, tijdens het branden van de ver-
lichting, op de knop om de sterkte van
de dashboardverlichting te verande-
ren. Als de verlichting de zwakste (of
felste) stand heeft bereikt, laat dan
de knop los en druk deze vervolgens
opnieuw in om de verlichting weer
feller (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Druk, terwijl het contact aan is, de
knop in tot de nullen verschijnen.
Door kort op de knop te drukken kun-
nen de dagteller en de ingestelde
snelheid van de snelheidsregelaar
of snelheidsbegrenzer afwisselend
worden weergegeven, indien een
van deze systemen is geactiveerd.
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact
wordt eerst de onderhoudsinterval-
indicator weergegeven en vervol-
gens gedurende enkele seconden
het motorolieniveau.
Olieniveau correct
Storing motorolieniveaumeter
Als de aanduiding
"OIL--" knippert,
duidt dit op een
storing in de motor-
olieniveaumeter.
Raadpleeg een
PEUGEOT-servicepunt.
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op
een vlakke, horizontale ondergrond
staat en de motor minstens 15 mi-
nuten niet heeft gedraaid.
Als de aanduiding
"OIL" knippert in
combinatie met het
verklikkerlampje ser-
vice, een geluidssig-
naal en een melding
op het multifunctionele display, is het
motorolieniveau te laag, waardoor ern-
stige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de peil-
stok. Als blijkt dat het olieniveau te laag
is, moet olie worden bijgevuld.
Te weinig olie Oliepeilstok
2 merktekens op de peil-
stok:- het oliepeil mag nooit boven het niveau A uitko-
men,
- als het oliepeil niet boven het niveau B uitkomt,
moet het voor de motor
van uw auto voorge-
schreven type motorolie
worden bijgevuld via de
vuldop.
A = maxi.
B = mini.
Dimmer dashboardverlichting
Nulstelling dagteller

Page 28 of 181

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
26
BOORDCOMPUTER
Als de knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar wordt inge-
drukt, worden, afhankelijk van het
type display, de verschillende func-
ties van de boordcomputer achter-
eenvolgend weergegeven.
Monochroom display CT
- stand "auto" met:
• de actieradius, het momentele verbruik en de nog af te leggen
afstand.
- stand "1" (traject 1) met:
• de gemiddelde snelheid, het gemiddelde verbruik en de
afgelegde afstand gedurende
het traject "1".
- stand "2" (traject 2) met dezelfde
eigenschappen voor een tweede
route.
Op 0 zetten
Druk de knop meer dan twee secon-
den in zodra het gewenste traject
wordt aangegeven.
Monochrome displays C
- stand "auto" met:
• de actieradius, het momentele verbruik en de afstand die nog
moet worden afgelegd.
- stand "1" (traject 1) met:
• de gemiddelde snelheid, het gemiddelde verbruik en de
afgelegde afstand gedurende
het traject "1".
- stand "2" (traject 2) met dezelfde
eigenschappen voor een tweede
route.
Op 0 zetten
Druk de knop meer dan twee secon-
den in zodra het gewenste traject
wordt aangegeven.

Page 29 of 181

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
27
Kleurendisplay DT
- de "Actuele informatie" met:
• de actieradius.
• het momentele verbruik.
• de nog af te leggen afstand.
- het traject 1 met:
• de afgelegde afstand.
• het gemiddelde verbruik.
• de gemiddelde snelheid.
- het traject 2 met dezelfde eigen-
schappen voor een tweede route.
Op 0 zetten
Druk de schakelaar meer dan 2 se-
conden in zodra het gewenste traject
wordt aangegeven.
Dit getal kan verhoogd worden door
een verandering in de rijstijl of van
het landschap, die een aanzienlijke
verlaging van het momentele ver-
bruik tot gevolg heeft.
Z
odra de actieradius minder dan
30 km bedraagt, worden streepjes
weergegeven. Na het tanken van
minstens 5 liter brandstof wordt de
actieradius opnieuw berekend en
weer weergegeven zodra deze meer
dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt wanneer er tijdens het rijden
streepjes in plaats van cijfers op het
display verschijnen.
Momenteel verbruik
Dit is het verbruik dat geregistreerd is
tijdens de laatste seconden.
Deze informatie verschijnt alleen als er
met een snelheid van meer dan 30 km/h
wordt gereden.
Het verbruik kan worden weergege-
ven in liter/100 km of in km/liter (zie
"Configuratie van de boordcomputer").
Gemiddeld verbruik
Dit is het gemiddelde verbruik sinds
de laatse nulstelling van de boord-
computer.
Het verbruik kan worden weergege-
ven in liter/100 km of in km/liter (zie
"Configuratie van de boordcompu-
ter").
Afgelegde afstand
In deze stand geeft de boordcom-
puter de afgelegde afstand sinds de
laatste nulstelling aan. De trajecten
"1" en "2" zijn onaf-
hankelijk en hebben dezelfde eigen-
schappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt
worden voor een dagelijks verbruik
en traject "2" voor een maandelijks
verbruik.
Nog af te leggen afstand
Dit is de nog af te leggen afstand tot
de eindbestemming. Deze afstand
wordt op elk moment door het navi-
gatiesysteem tijdens het navigeren
berekend of wordt ingevoerd door de
gebruiker.
Als er geen afstand is ingevoerd, verschij-
nen er streepjes in plaats van cijfers.
Gemiddelde snelheid
Dit is de gemiddelde snelheid sinds
de laatste nulstelling van de boord-
computer (contact aan).
De trajecten
Actieradius
In deze stand geeft de computer aan
de hand van het gemiddelde verbruik
over de laatst afgelegde kilometers
aan hoeveel kilometer u nog met de
resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden.

Page 30 of 181

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
28
Toegang via het algemene
menu
Display C
Display CT
Display DTMenu "Boordcomputer"
Druk op de toets
"MENU" om het
algemene menu weer te geven.
Selecteer het pictogram "Boordcomputer"
en bevestig om het menu weer te geven.
Afhankelijk van het type display biedt
het menu verschillende mogelijkhe-
den:
- Invoeren van de afstand tot de bestemming,
- Logboek met waarschuwingsmel- dingen,
- Status van de functies.
of
- Configuratie van de boordcompu- ter,
- Diagnose,
- Status van de functies.
Invoeren van de afstand tot de
bestemming
Als het navigatiesysteem niet actief
is, is het mogelijk de globale afstand
tot de eindbestemming in te voeren
om de berekeningen door de boord-
computer mogelijk te maken.
Logboek met
waarschuwingsmeldingen
Deze functie herhaalt de actieve
waarschuwingsmeldingen door ze
achtereenvolgend op het multifuncti-
onele display te laten verschijnen. Status van de functies
Deze functie geeft een overzicht van
de actieve en niet-actieve functies
van de auto.
Configuratie van de
boordcomputer
Selecteer deze functie om de afstand
tot de bestemming in te voeren (als
het navigatiesysteem niet actief is;
als dit wel actief is, zorgt het naviga-
tiesysteem voor deze informatie) en
de eenheden te wijzigen (°C of °F,
km en liters of mijl en Gallons).
Het verbruik (momenteel of gemid-
deld) kan worden weergegeven in
liter/100 km of in km/liter.
Diagnose
Met behulp van deze functie kan
het logboek met waarschuwings-
meldingen, de laadtoestand van het
apparaat of het aantal door het GPS
waargenomen satellieten worden
weergegeven.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 190 next >