Peugeot 307 CC 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 81 of 181

5ZICHT
69
2. KaartleeslampjesPermanent uit.
Permanent aan.
De tijd dat de plafonnier blijft bran-
den, varieert:
- bij afgezet of aangezet contact: ongeveer 10 minuten,
- in de eco-mode: ongeveer 30 se- conden,
- bij draaiende motor: onbeperkt.
Druk bij aangezet contact op
de desbetreffende schake-
laar. Permanent aan als het con-
tact wordt aangezet (func-
tie niet beschikbaar in eco-
mode).
3. Plafonnier achter
In deze stand gaat de plafon-
nier automatisch branden:
- als de auto wordt ontgrendeld,
- als de contactsleutel uit het con- tactslot wordt verwijderd,
- als er een portier wordt geopend,
- als de auto wordt gelokaliseerd.
De plafonnier dooft geleidelijk:
- als de auto wordt vergrendeld,
- nadat het contact is aangezet,
- bij afgezet contact, 30 seconden nadat het laatste portier is geslo-
ten. Permanent uit.
Opmerking: de plafonnier vóór (in
de stand “permanent aan”) zorgt
ervoor dat de plafonnier achter gaat
branden als de schakelaar in de mid-
delste stand staat.
Zet de schakelaar in de stand "per-
manent uit" om de plafonnier achter
uit te schakelen.

Page 82 of 181

6INDELINGEN
70

Page 83 of 181

6INDELINGEN
71
INDELING VAN HET
INTERIEUR
1. Gekoeld dashboardkastje2. Asbak vóór
Trek aan het deksel om de asbak te
openen.
Druk om de asbak te legen na het ope-
nen op de lip en verwijder de asbak.
3. Opbergruimte
4. 12 V-aansluiting (max. 100 W)
De 12 V-aansluiting is van het type
aansteker, is voorzien van een dop
en kan worden gebruikt bij aangezet
contact.
5. Portiervak
6. Opbergruimte / flessenhouder
7. Muntenbakje
8. Afvalvak
Open de afvalbak helemaal om deze
te legen (tot voorbij het zware punt)
en trek aan de bak om deze eruit te
nemen.
Maak de bak weer aan het deksel
vast om hem terug te zetten.
De afvalbak mag niet als asbak wor-
den gebruikt.
9. Kaartentassen
Het dashboardkastje is afsluitbaar.
Trek aan de handgreep om het dash-
boardkastje te openen.
De verlichting van het dashboard-
kastje treedt in werking zodra het
wordt geopend.
Het dashboardkastje wordt via een
afsluitbare ventilatiebuis
A voorzien
van dezelfde gekoelde lucht als het
interieur en bevat drie aansluitingen*
B voor een videorecorder.
Bovendien bevat het dashboard-
kastje ruimte voor een verbandtrom-
mel (afhankelijk van het land van
bestemming kan deze zich ook in de
bagageruimte bevinden) en zijn er
speciale ruimtes gecreëerd voor een
pen, dit instructieboekje, een bril,
munten, enz.
Wanneer u de vloermat voor het eerst aan-
brengt, gebruik dan uitsluitend de bevesti-
gingen uit het meegeleverde zakje.
Verwijderen van de vloermat aan
bestuurderszijde:
-
schuif de stoel in de achterste stand,- draai de bevestigingen volledig los,- verwijder de bevestigingen en ver- volgens de mat.
* Uitsluitend in combinatie met kleu- rendisplay DT.
AANBRENGEN/
VERWIJDEREN VAN DE MAT
Leg de vloermat weer op de
juiste plaats terug en plaats
de bevestigingen door ze
vast te drukken.
Controleer of de mat goed is bevestigd.
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen gehinderd wordt:
-
maak uitsluitend gebruik van matten
die op de reeds in de auto aanwezige
bevestigingen passen. Het gebruik
van deze bevestigingen is verplicht.
- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.

Page 84 of 181

6INDELINGEN
71
INDELING VAN HET
INTERIEUR
1. Gekoeld dashboardkastje2. Asbak vóór
Trek aan het deksel om de asbak te
openen.
Druk om de asbak te legen na het ope-
nen op de lip en verwijder de asbak.
3. Opbergruimte
4. 12 V-aansluiting (max. 100 W)
De 12 V-aansluiting is van het type
aansteker, is voorzien van een dop
en kan worden gebruikt bij aangezet
contact.
5. Portiervak
6. Opbergruimte / flessenhouder
7. Muntenbakje
8. Afvalvak
Open de afvalbak helemaal om deze
te legen (tot voorbij het zware punt)
en trek aan de bak om deze eruit te
nemen.
Maak de bak weer aan het deksel
vast om hem terug te zetten.
De afvalbak mag niet als asbak wor-
den gebruikt.
9. Kaartentassen
Het dashboardkastje is afsluitbaar.
Trek aan de handgreep om het dash-
boardkastje te openen.
De verlichting van het dashboard-
kastje treedt in werking zodra het
wordt geopend.
Het dashboardkastje wordt via een
afsluitbare ventilatiebuis
A voorzien
van dezelfde gekoelde lucht als het
interieur en bevat drie aansluitingen*
B voor een videorecorder.
Bovendien bevat het dashboard-
kastje ruimte voor een verbandtrom-
mel (afhankelijk van het land van
bestemming kan deze zich ook in de
bagageruimte bevinden) en zijn er
speciale ruimtes gecreëerd voor een
pen, dit instructieboekje, een bril,
munten, enz.
Wanneer u de vloermat voor het eerst aan-
brengt, gebruik dan uitsluitend de bevesti-
gingen uit het meegeleverde zakje.
Verwijderen van de vloermat aan
bestuurderszijde:
-
schuif de stoel in de achterste stand,- draai de bevestigingen volledig los,- verwijder de bevestigingen en ver- volgens de mat.
* Uitsluitend in combinatie met kleu- rendisplay DT.
AANBRENGEN/
VERWIJDEREN VAN DE MAT
Leg de vloermat weer op de
juiste plaats terug en plaats
de bevestigingen door ze
vast te drukken.
Controleer of de mat goed is bevestigd.
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen gehinderd wordt:
-
maak uitsluitend gebruik van matten
die op de reeds in de auto aanwezige
bevestigingen passen. Het gebruik
van deze bevestigingen is verplicht.
- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.

Page 85 of 181

6INDELINGEN
72
INDELING BAGAGERUIMTE
1. Sjorogen
Gebruik de sjorogen op de vloer en
het achterpaneel van de bagage-
ruimte om uw bagage vast te zetten.
2. Bagagenet
Het bagagenet is bevestigd aan de
sjorogen en biedt de mogelijkheid uw
bagage vast te zetten.
3. 12V-aansluiting (max. 100 W)
De 12V-aansluiting (type aansteker)
bevindt zich in het linkerzijpaneel van
de bagageruimte.
De aansluiting kan worden gebruikt
als het contact is aangezet.
4. Gevarendriehoek*
De gevarendriehoek kan met twee
elastische riemen worden bevestigd
in de bagageruimte.
* Volgens land van bestemming.

Page 86 of 181

7VEILIGHEID
73
ALARMKNIPPERLICHTEN
CLAXON
Automatische ontsteking van
de alarmknipperlichten*
Bij een noodstop schakelen de
alarmknipperlichten, afhankelijk van
de remvertraging die optreedt, auto-
matisch in. De alarmknipperlichten
blijven knipperen totdat er opnieuw
gas wordt gegeven.
U kunt de alarm-
knipperlichten echter ook uitschake-
len door de knop in te drukken.
* Volgens land van bestemming.
Druk op een van de spaken van het
stuurwiel
Druk de knop in, de richtingaanwij-
zers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook
als het contact is afgezet.

Page 87 of 181

7VEILIGHEID
74
Elk ventiel is voorzien van een sen-
sor, die tijdens het rijden de banden-
spanning controleert en een waar-
schuwingssignaal uitzendt als de
bandenspanning te laag is (snelheid
hoger dan 20 km/h).Het pictogram service ver-
schijnt op het instrumenten-
paneel in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het multifuncti-
onele display die aangeeft
welke band(en) het betreft.
Controleer zo snel mogelijk de ban-
denspanning. Dit dient te worden uit-
gevoerd bij koude banden. Lekke band
Het pictogram
STOP verschijnt op
het instrumentenpaneel in combina-
tie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele dis-
play die aangeeft welke band(en) het
betreft.
Stop onmiddellijk, maar vermijd
abrupte manoeuvres met het stuur
en de remmen.
Vervang de beschadigde band (lekke
band of veel te lage bandenspan-
ning) en laat de bandenspanning zo
snel mogelijk controleren.
Het pictogram service ver-
schijnt op het instrumenten-
paneel in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het multifunctio-
nele display die aangeeft van welk(e)
wiel(en) de bandenspanning niet
meer gecontroleerd wordt of duidt op
een storing in het systeem.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om de defecte sensor(en) te
vervangen. Alle reparaties aan een wiel
dat met dit systeem is uitge-
rust en het vervangen van
een band moeten worden
uitgevoerd door een PEUGEOT-ser-
vicepunt.
Wanneer bij het verwisselen een
wiel is gemonteerd dat niet door uw
auto wordt gedetecteerd (voorbeeld:
montage van winterbanden), dient
het systeem door een PEUGEOT-
servicepunt opnieuw geïnitialiseerd
te worden.
Het detectiesysteem te lage ban-
denspanning is niet meer dan een
hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de
waakzaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder niet door het
systeem kunnen worden vervangen.
Ondanks dit systeem moet de ban-
denspanning (zie de sticker op de mid-
denstijl in de opening van het bestuur-
dersportier) nog regelmatig worden
gecontroleerd. De bandenspanning
heeft een belangrijke invloed op het
weggedrag van de auto en de slijtage
van de banden, vooral onder zware
rijomstandigheden (zware lading,
hoge rijsnelheden).
De bandenspanning dient minimaal
één keer per maand gecontroleerd
te worden, bij koude banden. Denk
eraan ook de bandenspanning van
het reservewiel te controleren.
Het detectiesysteem te lage banden-
spanning kan tijdelijk worden ver-
stoord door radiogolven in hetzelfde
frequentiegebied.
Te lage bandenspanning
Sensor(en) niet gedetecteerd of
defect
Opmerkingen:
Deze melding wordt ook weergegeven
als één van de wielen niet op de auto
aanwezig is (bij reparatie) of als er één
of meerdere wielen zonder sensor op
de auto worden gemonteerd.
Het reservewiel is niet voorzien van
een sensor.
DETECTIESYSTEEM TE LAGE
BANDENSPANNING

Page 88 of 181

7VEILIGHEID
75
ANTIBLOKKEERSYSTEEM
(ABS) EN ELEKTRONISCHE
REMDRUKREGELAAR (REF)
Met gehomologeerde wielen (ban-
den en velgen) die in goede staat
verkeren, zorgt het antiblokkeersys-
teem samen met de elektronische
remdrukregelaar tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuur-
baarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Opmerking: Zorg er bij vervanging
van de wielen (banden en velgen)
voor dat er gehomologeerde wielen
worden gemonteerd.
Het antiblokkeersysteem treedt auto-
matisch in werking zodra één van de
wielen dreigt te blokkeren. Stop onmiddellijk.
Raadpleeg in beide gevallen een
PEUGEOT-servicepunt.
NOODREMASSISTENTIE
Dit systeem zorgt ervoor dat in nood-
gevallen de optimale remdruk sneller
wordt bereikt, zodat de remafstand
kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld
als de snelheid waarmee het rem-
pedaal wordt ingedrukt groot is en
zorgt ervoor dat de benodigde bedie-
ningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt
vergroot.
Als dit verklikkerlampje
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding op het multi-
functionele display, duidt dit
op een storing in het ABS systeem,
waardoor u tijdens het remmen de
controle over uw auto zou kunnen
verliezen.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met
de verklikkerlampjes verplicht
stoppen STOP en ABS , een
geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display,
duidt dit op een storing in de elektroni-
sche remdrukregelaar. Door deze sto-
ring zou u tijdens het remmen de con-
trole over uw auto kunnen verliezen.
De normale werking van het anti-
blokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een nood-
stop krachtig en volledig in en
laat het niet los.

Page 89 of 181

7VEILIGHEID
76
ANTISPIN REGELING
(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITS PROGRAMMA (ESP)
Deze systemen staan in verbinding
met het ABS en zijn hier een aanvul-
ling op.
Het ASR-systeem past de aandrijf-
kracht aan om het doorspinnen van
de wielen te voorkomen via de rem-
men van de aangedreven wielen en
de motor. De ASR zorgt ook voor
meer koersstabiliteit bij het accele-
reren.
Het ESP-systeem grijpt automatisch
in via het remsysteem en de motor
als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste
richting. In extreme situaties kan het
systeem de auto echter niet altijd
onder controle houden.In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in de modder, sneeuw, in
mulle grond,...) kan het nuttig zijn de
systemen ASR en ESP uit te schake-
len, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.

Druk op de schakelaar "ESP
OFF" , die zich in het midden van
het dashboard bevindt. Controle van werking
De systemen ASR en ESP
zorgen voor meer veilig-
heid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter
nooit laten verleiden tot het nemen
van meer risico's of het te hard rij-
den.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsy-
steem, elektronische onderdelen als-
mede de montageprocedure en het
uitvoeren van werkzaamheden door
een PEUGEOT-servicepunt.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door een PEUGEOT-ser-
vicepunt.
Werking van het ASR- en ESP-
systeem
Het verklikkerlampje van
de schakelaar en het pic-
togram gaan branden: de
systemen ASR en ESP zijn
uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen:
 Automatisch als het contact wordt
afgezet.
 Automatisch vanaf 50 km/h.
 Handmatig door nogmaals op de
schakelaar te drukken. Bij een storing in de syste-
men zal het verklikker-
lampje van de schakelaar
gaan knipperen en het pic-
togram verschijnen in com-
binatie met een geluidssignaal en
een mel-ding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om de systemen te laten con-
troleren.
Als het ASR- of ESP-sys-
teem is ingeschakeld, knip-
pert het desbetreffende pic-
togram. Uitschakelen

Page 90 of 181

7VEILIGHEID
77
Veiligheidsgordels omdoen
 Trek aan de gordel en steek de
gesp in de gordelsluiting.
 Trek aan de gordel om de ver-
grendeling van de gesp te contro-
leren. Veiligheidsgordels losmaken:
Als het contact wordt aangezet, gaat
het lampje branden als de bestuurder
en/of de passagier voor zijn veilig-
heidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Bij draaiende motor en gesloten por-
tieren gaat het lampje na 30 secon-
den automatisch uit.
Wanneer de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt:
- blijft het lampje branden bij een
wagensnelheid lager dan 20 km/h,
- knippert het lampje bij een wagen-
snelheid vanaf 20 km/h gedurende
2 minuten in combinatie met een
steeds sterker wordend geluids-
signaal. Als deze twee minuten zijn
verstreken, blijft het verklikkerlampje
branden zolang de bestuurder en/of
de passagier voor zijn veiligheidsgor-
del niet heeft vastgemaakt.
VEILIGHEIDSGORDELS
 Druk op de rode knop van de gor-
delsluiting en verwijder de gesp
uit de gordelsluiting.
Veiligheidsgordels vóór
met pyrotechnische
gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers
Dankzij de toepassing van veiligheids-
gordels met gordelspanners en gor-
delkrachtbegrenzers is de veiligheid
van de voorste inzittenden bij frontale
aanrijdingen nog verder verbeterd. De
gordelspanners dienen om, afhankelijk
van de kracht van de aanrijding, de vei-
ligheidsgordels stevig tegen de licha-
men van de inzittenden te trekken.
De veiligheidsgordels met gordel-
spanners werken alleen als het con-
tact is aangezet.
D
e gordelkrachtbegrenzer beperkt de
kracht waarmee de gordel tegen het
lichaam van de inzittende getrokken
wordt.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel
losgemaakt/niet vastgemaakt

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 190 next >