Peugeot 307 CC 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 101 of 182

!
84
Snelheidsregelaar opnieuw activeren
Druk, na het onderbreken van de snel-heidsregelaar, op de toets 4. De auto neemt de laatst ingestelde snelheid weer aan. Op het display verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
Ingestelde snelheid annuleren
 Als het contact wordt afgezet, wordt de ingestelde snelheid uit het geheugen gewist.Ingestelde snelheid wijzigen
Voor het verhogen van de ingestelde snelheid zijn er twee mogelijkheden:
Zonder het gaspedaal te gebruiken:
 druk op toets 3.
Als de toets kort wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 1 km/h ver-hoogd.
Druk lang op de toets om de ingestel-de snelheid met 5 km/h te verhogen.
Als de toets ingedrukt gehouden wordt, wordt de snelheid in stappen van 5 km/h verhoogd.
Met het gaspedaal:
 geef gas tot de gewenste snelheid is bereikt,
 druk op de toets 2 of 3.
Uitschakelen van de functie
 Zet de draaiknop 1 in de stand OFF om het systeem uit te scha-kelen.
Storing
In het geval van een storing van de snelheidsregelaar wordt de ingestel-de snelheid gewist en knipperen de streepjes gedurende enkele secon-den:
Ingestelde snelheid verlagen:
 druk op toets 2.
Als de toets kort wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 1 km/h verlaagd.
Druk lang op de toets om de ingestelde snelheid met 5 km/h te verlagen.
Als de toets ingedrukt gehouden wordt, wordt de snelheid in stappen van 5 km/h verlaagd.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt om het systeem te laten contro-leren.

Page 102 of 182

!
85
PARKEERHULP MET GRAFISCHE WEERGAVE EN GELUIDSSIGNALEN
Dit systeem bestaat uit vier ultra-soonsensoren die zijn aangebracht in de achterbumper.Het systeem waarschuwt de bestuur-der voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, ...) dat zich achter de auto bevindt.Het waarschuwt u echter niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden. Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of gelijksoor-tige voorwerpen worden waargeno-men bij aanvang van de aanrijma-noeuvre, maar niet meer wanneer de auto te dicht genaderd is.
Opmerking: deze functie zal auto-matisch worden uitgeschakeld bij het trekken van een aanhangwa-gen (auto uitgerust met een door PEUGEOT aanbevolen trekhaak).Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of bij slecht weer niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen van de achteruitver-snelling is een langere piep te horen om aan te geven dat de sensoren vervuild kunnen zijn.
De afstand tot het obstakel wordt aangegeven door:
- geluidssignalen, die elkaar sneller opvolgen naarmate de auto dichter bij het obstakel komt,- een grafische weergave op het multifunctionele display, met blok-jes die steeds dichter bij de auto komen.De luidsprekers achter geven de ge-luidssignalen als volgt weer:
- een signaal uit de rechter luidspre-ker bij een obstakel aan de rechter-zijde,- een signaal uit de linker luidspreker bij een obstakel aan de linkerzijde,- een signaal uit de rechter en linker luidspreker bij een obstakel in het midden.Als de auto minder dan 25 centime-ter van het obstakel verwijderd is, is het geluidssignaal continu hoorbaar en verschijnt het symbool "Gevaar" op het multifunctionele display.
Het systeem wordt onderbreken als de achteruit wordt uitgeschakeld.
Activeren/Deactiveren
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld zo-dra de achteruitversnelling wordt in-geschakeld.Dit wordt aangegeven door een ge-luidssignaal en de weergave van de auto op het multifunctionele display.
Het systeem kan worden geactiveerd of gedeacti-veerd via het configuratie-menu van het multifunctio-nele display.
Deze instelling blijft opgeslagen na het afzetten van het contact.
Onderbreken van het systeem

Page 103 of 182

87
Druk de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op.
Motorkapsteun
BRANDSTOFTANK LEEG
(DIESEL)
In het geval van een lege brandstof-tank is het noodzakelijk het brandstof-systeem te ontluchten.
De handopvoerpomp en de ontluchtings-nippel bevinden zich onder de motorkap (zie de desbetreffende afbeelding):
2 liter 16V HDI-motor
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,- maak de afdekplaat los om bij de handopvoerpomp te komen,- draai de ontluchtingsnippel los,- bedien de handopvoerpomp tot u brandstof via de ontluchtingsnippel ziet weglopen,- draai de ontluchtingsnippel vast,- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
MOTORKAP OPENEN
Binnenzijde
Beweeg de hendel links onder het dashboard naar rechts.
Buitenzijde
Bevestig de mo-torkapsteun om de motorkap ge-opend te houden.
Plaats de motor-kapsteun in de houder alvorens de motorkap te sluiten.
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
Controleer of de motorkap goed ver-grendeld is.

Page 104 of 182

88
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringkast.
7. Luchtfilter.
8. Motoroliepeilstok.
9. Motoroliereservoir.
1,6 LITER 16V BENZINEMOTOR

Page 105 of 182

89
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringenkast.
7. Luchtfilter.
8. Motoroliepeilstok.
9. Motoroliereservoir.
2 LITER 16V BENZINEMOTOR

Page 106 of 182

90
2 LITER 16V BENZINEMOTOR (180 pk)
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringenkast.
7. Luchtfilter.
8. Motoroliepeilstok.
9. Motoroliereservoir.

Page 107 of 182

91
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringenkast.
7. Luchtfilter.
8. Motoroliereservoir.
9. Motoroliepeilstok.
10. Handopvoerpomp.
11. Ontluchtnippel.
2 LITER HDI 16V TURBODIESELMOTOR (136 pk)

Page 108 of 182

92
NIVEAUS CONTROLEREN
2 merktekens op de peil-stok:
A = maxi.
Het oliepeil mag nooit boven dit merkteken uit-komen.
B = mini.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in het on-derhoudsboekje.
Vloeistofniveau stuurbekrachtiging
Verwijder de afdekplaat* (zie § "Lam-pen vervangen - koplampen").
Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur), het vloei-stofniveau dient boven het MINI en dichtbij het MAXI merkteken te staan.Oliepeilstok
Koelvloeistofniveau
Gebruik uitsluitend door de construc-teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de tem-peratuur van de koelvloeistof gere-geld door de koelventilateur. De koel-ventilateur kan nog (gaan) werken als het contact is afgezet, bij auto’s met roetfilter zelfs als de motor koud is.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk; wacht voor werkzaam-heden aan het koelsysteem dan ook ten minste 1 uur nadat de motor ge-draaid heeft.
Draai de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen en te voorkomen dat de hete koelvloeistof uit het koelsysteem spuit. Trek, als de druk eenmaal gedaald is, de dop los en vul het systeem bij.
Vloeistofniveau ruiten- en koplampsproeiers
Niveau brandstofadditief (diesel met roetfilter)
Als het verklikkerlampje service gaat branden in combinatie met een mel-ding en een geluidssignaal, duidt dit erop dat het additiefreservoir moet worden bijgevuld.
Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Remvloeistofniveau
Keuze van de viscositeitgraad
De olie dient in ieder geval aan de voor-geschreven kwaliteitsnormen te voldoen.
Motorolieniveau
* Volgens motoruitvoering.
Opmerking: de koelvloeistof behoeft niet te worden ververst.
Het niveau dient altijd boven het MINI en dichtbij het MAXI merkteken te staan.
De vloeistof dient volgens de door de constructeur voorge-schreven intervallen te wor-den ververst.
Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en aan de DOT4-normen voldoet.
Regelmatig controleren en tussen twee verversingen eventueel olie bijvullen. (Maxi-mum olieverbruik: 0,5 liter per 1 000 km.)De controle dient bij koude motor en ho-rizontaal geplaatste auto te geschieden, met behulp van de olieniveaumeter in het instrumentenpaneel of de oliepeilstok.
Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen pro-ducten.

Page 109 of 182

i
i
!
93
CONTROLES
Als de handrem een te gro-te slag heeft of als het sy-steem minder goed werkt, moet de handrem zelfs tus-sen twee onderhoudscon-troles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-servicepunt.
Luchtfilter en interieurfilter
Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfilter moet overeenkomstig het onderhouds-schema van de constructeur worden uitgevoerd door een PEUGEOT-ser-vicepunt.
De slijtage van de remblok-ken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stads-verkeer en veel korte ritten.
Slijtage remschijven en -trommels
Raadpleeg voor meer informatie over de controle van uw remschijven en -trommels een PEUGEOT-servicepunt.
OliefilterAfgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de ge-zondheid en is een erg bijtend middel.
Opmerking: als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms stoom uit de uit-laat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties van de auto en heeft geen gevolgen voor het milieu.
Accu
Laat uw accu voor de win-ter door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
Laat de filters periodiek ver-vangen. Als de omgeving daartoe aanleiding geeft, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken
Handrem
Vervang het oliefilterele-ment regelmatig, volgens het onderhoudsschema.
Handgeschakelde versnellingsbak
Niet verversen. Laat het ni-veau controleren volgens het onderhoudsschema van de constructeur.

Page 110 of 182

i
i
!
93
CONTROLES
Als de handrem een te gro-te slag heeft of als het sy-steem minder goed werkt, moet de handrem zelfs tus-sen twee onderhoudscon-troles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-servicepunt.
Luchtfilter en interieurfilter
Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfilter moet overeenkomstig het onderhouds-schema van de constructeur worden uitgevoerd door een PEUGEOT-ser-vicepunt.
De slijtage van de remblok-ken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stads-verkeer en veel korte ritten.
Slijtage remschijven en -trommels
Raadpleeg voor meer informatie over de controle van uw remschijven en -trommels een PEUGEOT-servicepunt.
OliefilterAfgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de ge-zondheid en is een erg bijtend middel.
Opmerking: als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms stoom uit de uit-laat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties van de auto en heeft geen gevolgen voor het milieu.
Accu
Laat uw accu voor de win-ter door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
Laat de filters periodiek ver-vangen. Als de omgeving daartoe aanleiding geeft, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken
Handrem
Vervang het oliefilterele-ment regelmatig, volgens het onderhoudsschema.
Handgeschakelde versnellingsbak
Niet verversen. Laat het ni-veau controleren volgens het onderhoudsschema van de constructeur.

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 190 next >