Peugeot 307 CC 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 121 of 182

10
103
ZekeringAmpèreFuncties
F1-Niet gebruikt.
F230 AVergrendeling en supervergrendeling.
F35 AElektronische eenheid airbags en pyrotechnische gordelspanners.
F410 ASchakelaar rem- en koppelingspedaal, schakelaar koelvloeistofniveaumeter, sensor verdraaiing stuurwiel, diagnoseaansluiting, sensor ESP, pomp roetfilter, elektrochrome binnenspiegel.
F530 AVoeding ruitbediening vóór en verwarming buitenspiegels.
F630 AVoeding ruitbediening achter, motor scharnierende afdekplaten.
F75 APlafonniers voor en achter, kaartleeslampjes, verlichting dashboar dkastje.
F820 AVoeding multifunctioneel display, autoradio, autoradio/telefoon, sirene alarm, eenheid inbraaka-larm, servicecentrale trekhaakaansluiting, voeding stuurkolomschakelaar s.
F930 A12 V-aansluiting vóór, 12 V-aansluiting achter.
F1015 AElektronische eenheid automatische transmissie, remlichtschakelaar, elektronische eenheid detectie te lage bandenspanning.
F1115 ADiagnoseaansluiting, elektronische eenheid roetfilter, contactslot met zwakstroom.
F1215 AParkeerhulp, HiFi-versterker.
F135 AVoeding servicecentrale motor, regen-/lichtsensor.
F1415 AServicecentrale trekhaakaansluiting, instrumentenpaneel, volautoma tische airconditioning, elektronische eenheid airbags, pyrotechnische gordelspanners en rol l-bars, handsfree set.
F1530 AVoeding vergrendeling en supervergrendeling.
F16-Shunt tijdens opslag.
F1740 AAchterruitverwarming.

Page 122 of 182

10
104
Zekeringen in de motorruimte
Maak om bij de zekeringen in de mo-torruimte (naast de accu) te komen het deksel los.
Sluit na de werkzaamheden het dek-sel zorgvuldig voor een goede af-dichting van het zekeringkastje.
ZekeringAmpèreFuncties
F120 AVoeding relais motorventilateurgroep, voeding elektronische eenheid motor.
F215 AClaxon.
F310 ARuitensproeiers vóór.
F420 AKoplampsproeiers.
F515 ABrandstofpomp en elektroklep absorptievat (2 liter benzine).
F610 AElektronische eenheid automatische transmissie met 4 versnellingen, blokkeerschakelaar automatische transmissie, contact impulsbediening, relais hoge snelheid motorventilateur-groep, xenonkoplamp rechts en links.
F710 AElektronische eenheid ABS/ESP, elektronische eenheid stuurbekrachtigin g.

Page 123 of 182

10
105
ZekeringAmpèreFuncties
F825 ABediening van de startmotor.
F910 AEenheid extra verwarming (diesel), schakelaar koelvloeistofniveaumeter.
F1030 ARegelorganen motormanagement (bobine, elektrokleppen, lambdasondes, elektronische eenheden, verstuivers, voorverwarming), elektroklep absorptievat (1,6 liter benzine).
F1140 AAanjager airconditioning.
F1230 ALage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.
F1340 AVoeding intelligente servicecentrale (BSI) (+ na contact).
F1430 ALuchtpomp (2 liter benzinemotor).
F1510 AGrootlicht rechts.
F1610 AGrootlicht links.
F1715 ADimlicht links.
F1815 ADimlicht rechts.

Page 124 of 182

10
!
106
ZekeringAmpèreFuncties
MF1*30 AMotorventilateurgroep 200 W.
50 AMotorventilateurgroep 400 W en 460 W.
MF2*30 APomp ABS/ESP.
MF3*30 AElektroklep ABS/ESP.
MF4*80 AVoeding Intelligente Servicecentrale (BSI).
MF5*80 AVoeding Intelligente Servicecentrale (BSI).
MF6*80 AZekeringkast interieur.
MF8*70 AElektropompgroep stuurbekrachtiging.
* De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Werkzaamheden aan de hoofdzekerin-gen dienen door een PEUGEOT-servicepunt uitgevoerd te worden.

Page 125 of 182

10
!
107
De ruitenwissers in de onderhoudsstand zetten
 Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzet-ten van het contact om de ruiten-wissers naar het midden van de voorruit te bewegen (onderhouds-stand).
Vervangen van een wisserblad
 Til de ruitenwisserarm op, maak de clip los en verwijder het wisserblad.
 Monteer het nieuwe wisserblad en zet de ruitenwisserarm terug.
Opmerking: Het kortste wisserblad moet op de rechter ruitenwisserarm worden gemonteerd.
Zet het contact aan en bedien de rui-tenwisserschakelaar om de ruiten-wissers in de ruststand te zetten.
ACCU
Laden met behulp van een acculader:
- maak de accupoolklemmen los, te beginnen met de (-) kabel,- volg de aanwijzingen van de fabri-kant op de acculader,- controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze be-dekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accuka-bels los en reinig de polen en de klemmen,- sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel.
Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een maand buiten gebruik is.
Starten met een hulpaccu:
- sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu’s,- sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu,- sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op een zo ver mogelijk van de accu verwij-derd massapunt van de te starten auto,- stel de startmotor in werking en laat de motor draaien,- wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.
WISSERBLADEN
VERVANGEN

Page 126 of 182

10
!
107
De ruitenwissers in de onderhoudsstand zetten
 Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzet-ten van het contact om de ruiten-wissers naar het midden van de voorruit te bewegen (onderhouds-stand).
Vervangen van een wisserblad
 Til de ruitenwisserarm op, maak de clip los en verwijder het wisserblad.
 Monteer het nieuwe wisserblad en zet de ruitenwisserarm terug.
Opmerking: Het kortste wisserblad moet op de rechter ruitenwisserarm worden gemonteerd.
Zet het contact aan en bedien de rui-tenwisserschakelaar om de ruiten-wissers in de ruststand te zetten.
ACCU
Laden met behulp van een acculader:
- maak de accupoolklemmen los, te beginnen met de (-) kabel,- volg de aanwijzingen van de fabri-kant op de acculader,- controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze be-dekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accuka-bels los en reinig de polen en de klemmen,- sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel.
Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een maand buiten gebruik is.
Starten met een hulpaccu:
- sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu’s,- sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu,- sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op een zo ver mogelijk van de accu verwij-derd massapunt van de te starten auto,- stel de startmotor in werking en laat de motor draaien,- wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.
WISSERBLADEN
VERVANGEN

Page 127 of 182

10
i
!
108
ECO-MODE
Nadat de motor is afgezet, wordt een aantal elektrische voorzieningen (ruitenwissers, ruitbediening, plafon-niers, autoradio, telefoon, dimlicht, enz.) na in totaal ongeveer een half uur automatisch uitgeschakeld, om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Op dat moment geeft een melding op het multifunctionele display aan dat de eco-mode is ingeschakeld.
De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor ge-start wordt.
Om de functies direct weer te kun-nen gebruiken, moet de motor wor-den gestart en moet deze gedurende enige tijd draaien.
De beschikbare tijd bedraagt het dubbele van de tijd dat de motor heeft gedraaid. Deze tijd zal echter altijd tussen de 5 en 30 minuten be-dragen.
SPAARFASE ACCU
In verband met de laadtoestand van de accu kunnen tijdens het rijden sommige voorzieningen (airconditio-ning, achterruitverwarming, interieur-verwarming bij auto’s met een die-selmotor, enz.) tijdelijk uitgeschakeld worden.
Deze voorzieningen worden weer automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toe-laat.
Opmerking: De uitgeschakelde voorzieningen kunnen tevens hand-matig weer ingeschakeld worden. Hierbij bestaat het risico dat de accu ontladen raakt.

Page 128 of 182

10
i
!
108
ECO-MODE
Nadat de motor is afgezet, wordt een aantal elektrische voorzieningen (ruitenwissers, ruitbediening, plafon-niers, autoradio, telefoon, dimlicht, enz.) na in totaal ongeveer een half uur automatisch uitgeschakeld, om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Op dat moment geeft een melding op het multifunctionele display aan dat de eco-mode is ingeschakeld.
De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor ge-start wordt.
Om de functies direct weer te kun-nen gebruiken, moet de motor wor-den gestart en moet deze gedurende enige tijd draaien.
De beschikbare tijd bedraagt het dubbele van de tijd dat de motor heeft gedraaid. Deze tijd zal echter altijd tussen de 5 en 30 minuten be-dragen.
SPAARFASE ACCU
In verband met de laadtoestand van de accu kunnen tijdens het rijden sommige voorzieningen (airconditio-ning, achterruitverwarming, interieur-verwarming bij auto’s met een die-selmotor, enz.) tijdelijk uitgeschakeld worden.
Deze voorzieningen worden weer automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toe-laat.
Opmerking: De uitgeschakelde voorzieningen kunnen tevens hand-matig weer ingeschakeld worden. Hierbij bestaat het risico dat de accu ontladen raakt.

Page 129 of 182

10
!
109
Zonder takelen (4 wielen op de grond)
Gebruik hiervoor altijd een sleep-stang.
Het afneembare sleepoog is in het reservewiel opgeborgen.
Aan de achterzijde:
 Maak het klepje aan de bovenkant los met behulp van een munt-stuk.
 Draai het sleepoog vast tot het stuit.
Bijzonderheden automatische transmissie
Bij het slepen van de auto, zonder takelen, moet aan de volgende voor-waarden voldaan worden:
- Zet de selectiehendel in de stand N,- Rijd met een snelheid van maxi-maal 50 km/h en sleep de auto over een afstand van hoogstens 50 km.- Voeg geen extra vloeistof toe aan de automatische transmissie.
SLEPEN VAN UW AUTO
Getakeld (2 wielen op de grond)
Het professioneel takelen van de wa-gen geniet de voorkeur.
Aan de voorzijde:
 Maak het klepje los door op de onderkant ervan te drukken.
 Draai het sleepoog vast tot het stuit.

Page 130 of 182

10
110
Adviezen
Gewichtsverdeling: verdeel het ge-wicht in de caravan/aanhanger gelijk-matig en houd u aan de toegestane kogeldruk.
Koeling: het trekken van een aan-hanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftempera-tuur.
De koelventilator wordt elektrisch be-diend en is niet afhankelijk van het motortoerental.
Pas uw snelheid aan om het toeren-tal te beperken.
Het maximum aanhangergewicht is afhankelijk van het hellingspercen-tage en de temperatuur van de bui-tenlucht.
Let in elk geval goed op de aanwij-zing van de koelvloeistoftempera-tuurmeter.
Als het verklikkerlampje van de koel-vloeistoftemperatuur gaat branden, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af.
Banden: controleer de bandenspan-ning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde.
Remmen: het trekken van een aan-hanger vergroot de remweg.
Verlichting: controleer de verlichting van de aanhanger.
Zijwind: houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER, EEN
CARAVAN, EEN BOOT...
Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door PEUGEOT geteste en goedgekeurde trekhaak en deze door een PEUGEOT-ser-vicepunt te laten monteren.
Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger.
Het rijden met een aanhanger heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt. Trek boven de 1 000 m 10 % van het maximum aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1 000 m.
De parkeerhulp wordt bij het aankop-pelen van een aanhanger automa-tisch uitgeschakeld.

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 190 next >