Peugeot 307 SW 2004 Handleiding (in Dutch)

Page 101 of 190

15-03-200415-03-2004
9697UW 307 SW IN DETAIL
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt
zo het starten van de motor bij een
inbraak.
In de sleutel is een chip aange-
bracht die over een speciieke code
beschikt. Bij het aanzetten van het
contact moet de code van de sleutel
worden herkend door de startblok-
kering, waarna de motor gestart kan
worden.
Bij een storing in het systeem zal, als
het contact wordt aangezet (2
e stand
van de sleutel), het verklikkerlampje
van de schakelaar centrale vergrende-
ling op het middelste gedeelte van het
dashboard snel gaan knipperen. De
auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Codekaart
Op deze kaart staat de identiicatie-
code die uw PEUGEOT-servicepunt
nodig heeft bij werkzaamheden aan
de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de ilm al-
leen als dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een vei-
lige plaats buiten de auto.
Batterij van
afstandsbediening vervangen
Als de batterij leeg is, verschijnt in
combinatie met een geluidssignaal
de melding "Batterij afstandsbe-
diening leeg" op het multifunctio-
nele display.
Draai de schroef los en wip het huis
met een muntstuk bij het oog los om de
batterij te vervangen (CR 2016/3 V).
Als de afstandsbediening na het
vervangen van de batterij niet werkt,
moet deze opnieuw gesynchroni-
seerd worden.
Waarschuwingssignaal
sleutel
Als het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de sleutel nog in het
contact steekt, klinkt er een geluids-
signaal.Synchroniseren van de
afstandsbediening
F Zet het contact uit.
F Zet het contact weer aan.
F Druk direct gedurende enkele se-
conden op de knop A.
F Zet het contact uit en verwijder
de sleutel uit het contactslot. De
afstandsbediening werkt nu weer.

Page 102 of 190

15-03-200415-03-2004
9697UW 307 SW IN DETAIL
Noteer de sleutelnummers
zorgvuldig. De sleutelcode
is als streepjescode aan-
gegeven op het label bij de
sleutel.
Een PEUGEOT-servicepunt kan bij
verlies snel voor nieuwe sleutels
zorgen.
De radiograische afstandsbedie-
ning is een gevoelig systeem; het
is raadzaam om niet met de knop
van de afstandsbediening te spelen
om te voorkomen dat de auto per
ongeluk ontgrendeld wordt.
De afstandsbediening kan niet
functioneren als de sleutel in het
contactslot zit, zelfs als het contact
uitstaat, behalve voor het herpro-
grammeren.
Schakel de supervergrendeling niet
in als er nog iemand in de auto zit.
Het rijden met vergrendelde portie-
ren kan in geval van nood de toe-
gang tot het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel
met afstandsbediening mee als u
de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte duur.
Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik
van uw auto. De afstandsbediening
kan dan onbruikbaar worden en
moet in dat geval opnieuw worden
geprogrammeerd. Let er bij het aanschaffen van een
gebruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de
codekaart;
- uw sleutels door een PEUGEOT- servicepunt in het elektronische
geheugen worden opgeslagen,
zodat u er zeker van kunt zijn dat
de in uw bezit zijnde sleutels de
enige zijn waarmee de auto kan
worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.

Page 103 of 190

15-03-200415-03-2004
9697UW 307 SW IN DETAIL
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt
zo het starten van de motor bij een
inbraak.
In de sleutel is een chip aange-
bracht die over een speciieke code
beschikt. Bij het aanzetten van het
contact moet de code van de sleutel
worden herkend door de startblok-
kering, waarna de motor gestart kan
worden.
Bij een storing in het systeem zal, als
het contact wordt aangezet (2
e stand
van de sleutel), het verklikkerlampje
van de schakelaar centrale vergrende-
ling op het middelste gedeelte van het
dashboard snel gaan knipperen. De
auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Codekaart
Op deze kaart staat de identiicatie-
code die uw PEUGEOT-servicepunt
nodig heeft bij werkzaamheden aan
de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de ilm al-
leen als dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een vei-
lige plaats buiten de auto.
Batterij van
afstandsbediening vervangen
Als de batterij leeg is, verschijnt in
combinatie met een geluidssignaal
de melding "Batterij afstandsbe-
diening leeg" op het multifunctio-
nele display.
Draai de schroef los en wip het huis
met een muntstuk bij het oog los om de
batterij te vervangen (CR 2016/3 V).
Als de afstandsbediening na het
vervangen van de batterij niet werkt,
moet deze opnieuw gesynchroni-
seerd worden.
Waarschuwingssignaal
sleutel
Als het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de sleutel nog in het
contact steekt, klinkt er een geluids-
signaal.Synchroniseren van de
afstandsbediening
F Zet het contact uit.
F Zet het contact weer aan.
F Druk direct gedurende enkele se-
conden op de knop A.
F Zet het contact uit en verwijder
de sleutel uit het contactslot. De
afstandsbediening werkt nu weer.

Page 104 of 190

15-03-200415-03-2004
9697UW 307 SW IN DETAIL
Noteer de sleutelnummers
zorgvuldig. De sleutelcode
is als streepjescode aan-
gegeven op het label bij de
sleutel.
Een PEUGEOT-servicepunt kan bij
verlies snel voor nieuwe sleutels
zorgen.
De radiograische afstandsbedie-
ning is een gevoelig systeem; het
is raadzaam om niet met de knop
van de afstandsbediening te spelen
om te voorkomen dat de auto per
ongeluk ontgrendeld wordt.
De afstandsbediening kan niet
functioneren als de sleutel in het
contactslot zit, zelfs als het contact
uitstaat, behalve voor het herpro-
grammeren.
Schakel de supervergrendeling niet
in als er nog iemand in de auto zit.
Het rijden met vergrendelde portie-
ren kan in geval van nood de toe-
gang tot het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel
met afstandsbediening mee als u
de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte duur.
Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik
van uw auto. De afstandsbediening
kan dan onbruikbaar worden en
moet in dat geval opnieuw worden
geprogrammeerd. Let er bij het aanschaffen van een
gebruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de
codekaart;
- uw sleutels door een PEUGEOT- servicepunt in het elektronische
geheugen worden opgeslagen,
zodat u er zeker van kunt zijn dat
de in uw bezit zijnde sleutels de
enige zijn waarmee de auto kan
worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.

Page 105 of 190

15-03-200415-03-2004
9899UW 307 SW IN DETAIL
ALARMSYSTEEM
Het alarmsysteem bestaat uit twee
soorten beveiliging:
- de omtrekbeveiliging treedt in
werking als een portier, de baga-
geruimte of de motorkap wordt
geopend.
- de interieurbeveiliging treedt in
werking als er beweging in het inte-
rieur wordt waargenomen (breken
van een ruit, iets of iemand in het
interieur).
Inschakelen
F Zet het contact uit en verlaat de
auto.
F Schakel het alarmsysteem in door
de auto te vergrendelen of de su-
pervergrendeling in te schakelen
met behulp van de afstandsbedie-
ning (het lampje van de knop A zal
één keer per seconde knipperen).
Opmerking: als u de auto wilt ver-
grendelen zonder het alarmsysteem
in te schakelen, maak dan gebruik
van de sleutel in het slot. Als het alarm afgaat, treedt de si-
rene in werking en knipperen de
richtingaanwijzers gedurende dertig
seconden.
Nadat het alarm is gestopt, wordt het
opnieuw ingeschakeld.
Let op:
als het alarm tien keer ach-
ter elkaar is afgegaan, zal het bij de
elfde keer worden uitgeschakeld.
Opmerking: als het lampje van de
knop A snel knippert, betekent dit
dat het alarm tijdens uw afwezigheid
is afgegaan.
Uitschakelen
Ontgrendel de auto met behulp van
de afstandsbediening (het lampje
van de knop A gaat uit).
Opmerking: als het alarm tijdens
uw afwezigheid is afgegaan, zal het
lampje na het inschakelen van het
contact niet meer knipperen.
Alleen de omtrekbeveiliging
inschakelen
Schakel alleen de omtrekbeveiliging
in als u tijdens uw afwezigheid een
ruit een stukje open wilt laten of als
er een huisdier in de auto achter-
blijft.
F Zet het contact af.
F Druk binnen tien seconden op de
knop A totdat het lampje continu
blijft branden.
F Verlaat de auto. F
Schakel het alarmsysteem in door
de auto te vergrendelen of de su-
pervergrendeling in te schakelen
met behulp van de afstandsbedie-
ning (het lampje van de knop A zal
één keer per seconde knipperen).
Opmerking: Als het alarmsysteem
is ingeschakeld en de afstandsbe-
diening niet meer werkt:
F Ontgrendel de portieren met de
sleutel en open het portier. Het
alarm zal afgaan.
F Zet het contact aan. Het alarm
stopt.
Storing
Als, bij het aanzetten van het contact,
het lampje van de knop A gedurende
tien seconden gaat branden, duidt dit
op een storing in de verbinding met
de sirene.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om het systeem te controleren.
Automatisch inschakelen*
Het alarmsysteem wordt twee mi-
nuten nadat het laatste portier of de
achterklep is gesloten, automatisch
ingeschakeld.
Om het laten afgaan van het alarm
bij het openen van een portier of de
achterklep te voorkomen, moet nog-
maals op de ontgrendelknop op de
afstandsbediening worden gedrukt.
* Volgens land van bestemming.

Page 106 of 190

15-03-200415-03-2004
9899
Openen van binnenuit
Met de portiergreep van de voor-
portieren kunnen gelijktijdig ook de
andere portieren en de achterklep
worden ontgrendeld.
Met de portiergreep van de achterpor-
tieren wordt daarentegen alleen het
desbetreffende portier ontgrendeld.
Opmerking: De portieren kunnen
niet met de portiergrepen worden
geopend op het moment dat de su-
pervergrendeling is ingeschakeld. Vergrendelen / ontgrendelen van
binnenuit
Druk op de knop
A om:
- de auto te vergrendelen,
- de auto te ontgrendelen met de sleutel in het contactslot.
Opmerking: Op het moment dat de
supervergrendeling is ingeschakeld,
kunnen de portieren niet worden
ontgrendeld met knop A. Gebruik
dan de afstandsbediening om te ont-
grendelen.
Waarschuwingsmelding "portier
open"
Als bij draaiende motor een portier
niet goed is gesloten, wordt u ge-
durende enkele seconden gewaar-
schuwd door een geluidssignaal en
het desbetreffende pictogram op het
multifunctionele display.
Bovendien knipperen dan tijdens het
rijden de plafonniers.
UW 307 SW IN DETAIL
PORTIEREN
Openen van buitenaf

Page 107 of 190

15-03-200415-03-2004
100101
BAGAGERUIMTE
Achterklep gelijktijdig met de
portieren ver- of ontgrendelen
De achterklep wordt vergrendeld of
ontgrendeld met de afstandsbediening
of het portierslot aan bestuurderszijde.
Trek om de achterklep te openen
aan de handgreep A en trek de ach-
terklep open.
Opmerking: De achterklep wordt
automatisch vergrendeld zodra snel-
ler wordt gereden dan 10 km/h en
wordt weer ontgrendeld zodra bij
een snelheid lager dan 10 km/h een
portier wordt geopend.
Waarschuwingsmelding
"achterklep open"
Als bij draaiende motor de achterklep
niet goed gesloten is, wordt u gedu-
rende enkele seconden gewaar-
schuwd door een geluidssignaal en
het desbetreffende pictogram op het
multifunctionele display.
Bovendien knipperen bij een rijdende
auto de plafonniers.
UW 307 SW IN DETAIL
Noodbediening
Hiermee kan bij een eventuele
storing in de centrale vergrendeling,
de achterklep ontgrendeld worden.
- Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te
komen,
- Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot om de
achterklep te ontgrendelen.Kindersloten
Beide achterportieren zijn voorzien
van een kinderslot om het openen
van binnenuit te verhinderen.
F Draai de knop een kwart omwen-
teling met de contactsleutel.

Page 108 of 190

15-03-200415-03-2004
102103UW 307 SW IN DETAIL
PANORAMADAK
U heeft de beschikking over een pa-
noramadak met getint glas, waardoor
de lichtinval en het zicht in het interi-
eur worden vergroot. Het elektrisch
bedienbaar zonnescherm zorgt voor
een beter thermisch comfort in het
interieur.
Openen: druk op de zijde A van de
schakelaar.
Sluiten: druk op de zijde B van de
schakelaar.
Handbediening: Druk de schake-
laar iets in en laat hem los als het
zonnescherm in de gewenste stand
staat.
Automatisch: Druk de schakelaar he-
lemaal in en het zonnescherm wordt
automatisch volledig geopend of ge-
sloten. Druk nogmaals op de knop om
het zonnescherm te stoppen. Beveiliging tegen beknellen
Als het zonnescherm bij het sluiten
tegen een obstakel stuit, stopt het
automatisch en gaat het langzaam
weer open.
Opmerkingen:
U moet bij een storing in de voe-
ding van het zonnescherm, tijdens
het open- of dichtgaan of zodra het
gesloten is, de beveiliging tegen be-
knellen opnieuw instellen:
- druk op de zijde
B van de scha-
kelaar totdat het zonnescherm
helemaal gesloten is (het schuift
stapsgewijs steeds enkele centi-
meters dicht).
Als het panoramadak niet wil sluiten,
moet u, zodra het panoramadak ge-
stopt is:
- op zijde A van de schakelaar druk-
ken totdat het zonnescherm geheel
geopend is.
- laat zijde A los en druk daarna
gelijk op zijde B van de schakelaar
totdat het zonnescherm geheel
gesloten is (het schuift stapsgewijs
steeds enkele centimeters dicht).
Tijdens deze handelingen is de
beveiliging tegen beknellen uitge-
schakeld.

Page 109 of 190

15-03-200415-03-2004
102103UW 307 SW IN DETAIL
MOTORKAP OPENEN
Binnenzijde: Druk op de knop links
onder het dashboard.
Buitenzijde: Druk de veiligheids-
haak omhoog en til de motorkap op.
Motorkapsteun
Bevestig de motorkapsteun om de
motorkap geopend te houden.
Plaats de motorkapsteun in de hou-
der alvorens de motorkap te sluiten.
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken
en laat deze aan het einde van de
slag in het slot vallen. Controleer of
de motorkap goed vergrendeld is. Het tanken dient met
afgezette mo-
tor te geschieden.
F Open de brandstofvulklep.
F Steek de sleutel in het slot en
draai deze linksom.
F Trek de tankdop uit de vulopening
en bevestig deze aan de haak aan
de binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van
de vulklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit
wel gebeurt, kunnen er storingen
optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 60 liter.
F Vergrendel na het tanken de vul-
dop en sluit de vulklep.
BRANDSTOF TANKEN
Te laag brandstofniveau
Als het brandstofniveau
te laag is, gaat dit ver-
klikkerlampje branden.
U kunt nog ongeveer
50 km met de res-
terende hoeveelheid brandstof
rijden.
Als het verklikkerlampje knippert,
geeft dit aan dat de brandstofmeter
niet werkt.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.

Page 110 of 190

15-03-200415-03-2004
104105UW 307 SW IN DETAIL
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting vóór en achter
Draai ring A om de verlichting in te
schakelen. Overschakelen van dim- naar
grootlicht
Trek de hendel naar u toe.
Opmerking:
Als het contact is afgezet
en het bestuurdersportier wordt ge-
opend, klinkt een geluidssignaal om aan
te geven dat de verlichting nog brandt.
Mistlampen vóór/mistachterlicht
De mistlampen en het mistachterlicht
worden ingeschakeld door de ring naar
voren te draaien en uitgeschakeld door
de ring naar achteren te draaien. Het
branden van de mistlampen wordt aan-
gegeven door een verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel. Auto's met mistlampen vóór en
mistachterlicht (ring C)
Lichten uit
Parkeerlichten
Dim-/grootlichtAutomatisch inschake-
len van de verlichting Mistachterlicht Mistlampen vóór (draai de
ring 1 stand naar voren).
Mistlampen vóór en
mistachterlicht (draai
de ring 2 standen naar
voren).
Opmerking: Draai de ring twee
standen naar achteren om achter-
eenvolgens het mistachterlicht en de
mistlampen vóór te doven.
Opmerking: Wanneer de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld of
het dimlicht met de lichtschakelaar
wordt uitgeschakeld, blijven de mist-
lampen vóór, het mistachterlicht en
de parkeerlichten branden (draai de
ring naar achteren om de mistlam-
pen vóór uit te schakelen. De par-
keerlichten worden dan automatisch
uitgeschakeld).
Auto's met mistachterlicht
(ring B)
Het mistachterlicht werkt alleen in
combinatie met dimlicht en groot-
licht.
Opmerking:
Wanneer de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld,
blijven het mistachterlicht en het
dimlicht branden (draai de ring naar
achteren om het mistachterlicht uit te
schakelen. Het dimlicht en de par-
keerlichten worden dan automatisch
uitgeschakeld). De mistlampen vóór werken in com-
binatie met de parkeerlichten en het
dimlicht.
Als het grootlicht wordt ingescha-
keld, worden de mistlampen vóór
uitgeschakeld. Ze worden weer inge-
schakeld zodra het grootlicht wordt
uitgeschakeld.

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 190 next >