Peugeot 307 SW 2004 Handleiding (in Dutch)

Page 111 of 190

15-03-200415-03-2004
104105
Follow me home
Bij een geringe lichtsterkte van de
omgeving of bij nacht, kunnen de
parkeer- en dimlichten gedurende
ongeveer een minuut blijven branden
als u de auto verlaat:
- Zet het contact in de stand STOP.
- Zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
- Geef een lichtsignaal.
- Verlaat en vergrendel de auto.AUTOMATISCH
INSCHAKELEN VAN DE
VERLICHTING
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-
den automatisch ingeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving on-
voldoende is of als de ruitenwissers
onafgebroken wissen en worden
uitgeschakeld als de lichtsterkte van
de omgeving weer voldoende is of de
ruitenwissers worden uitgeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen en
zullen de lichten niet automatisch
worden ingeschakeld.
Bij de alevering van de auto is deze
functie ingeschakeld.
In- of uitschakelen van de functie:
- zet het contact in de stand acces- soires (1
e stand van de sleutel).
- zet de lichtschakelaar in de stand AUTO/0 .
- houd het uiteinde van de lichtscha- kelaar meer dan 4 seconden inge-
drukt.
Dek de lichtsensor, die aan de re-
gensensor is gekoppeld en zich in
het midden van de voorruit, achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Deze sensor regelt de automati-
sche verlichting.
Controle van werking
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie is
een geluidssignaal te horen en ver-
schijnt een melding op het multifunc-
tionele display.
Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
klinkt een geluidssignaal.
Als de bestuurder de verlichting
handmatig bedient, wordt de functie
tijdelijk uitgeschakeld.
Bij een storing in de lichtsensor
wordt de verlichting ingeschakeld,
klinkt een geluidssignaal en ver-
schijnt een melding op het multifunc-
tionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
UW 307 SW IN DETAIL
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 's
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor mede-
weggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
Richtingaanwijzers Links: Omlaag.
Rechts: Omhoog.

Page 112 of 190

15-03-200415-03-2004
106107UW 307 SW IN DETAIL
RUITENWISSERSCHA-
KELAAR
Ruitenwissers vóór met
intervalstand
2 Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
ê Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid. Ruitenwissers vóór met
automatische stand
2
Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
AUTO Automatisch wissen.
0 Uit.
ê Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de stand AUTO wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
hoeveelheid neerslag. Nadat het contact is afgezet dient
de schakelaar weer geactiveerd te
worden:
- zet de schakelaar in een willekeu-
rige stand.
- zet de schakelaar vervolgens in de gewenste stand.
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Als de ruitenwisserschakelaar bin-
nen één minuut nadat het contact is
afgezet wordt bediend, bewegen de
ruitenwissers naar het midden van
de voorruit.
Deze stand kan worden gebruikt
voor 's winters parkeren en het ver-
vangen of het reinigen van de rui-
tenwisserbladen (Zie het hoofdstuk
"Praktische informatie - § Ruitenwis-
serblad vervangen").
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruiten-
wissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
Ruitensproeiers en
koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden in
werking, waarna enige tijd de ruiten-
wissers worden ingeschakeld om de
ruit schoon te wissen.
De koplampsproeiers treden gelijk,
gedurende twee seconden, met de
ruitensproeiers in werking indien de
dim-/grootlichten branden .

Page 113 of 190

15-03-200415-03-2004
106107UW 307 SW IN DETAIL
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werkt de ruiten-
wisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aan de
hoeveelheid neerslag aangepast .
Controle van werking
Inschakelen
Bij het inschakelen van de automati-
sche ruitenwissers verschijnt de mel-
ding "Automatisch wissen aan" op
het multifunctionele display.
UitschakelenIn het geval van een
storing wordt de bestuurder gewaar-
schuwd met een geluidssignaal en
de melding "Storing automatische
ruitenwissers" op het multifunctio-
nele display.
Als de schakelaar in de stand AUTO
staat werken de ruitenwissers in de
intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt
om het systeem te laten controleren.
Dek de regensensor, op
de voorruit achter de bin-
nenspiegel, niet af.
Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in een was-
straat of controleer of de schakelaar
niet in de stand voor automatisch
wissen staat.
Wacht 's winters met het inscha-
kelen van het automatisch wissen
tot de voorruit ontdooid is. Ruitenwisser achter
Draai de ring
A in de eerste
stand voor de intervalscha-
keling.
Ruitensproeier achter
Draai de ring A voorbij de
eerste stand, zodat de rui-
tensproeier in werking treedt
en vervolgens de ruitenwisser enige
tijd wordt ingeschakeld.

Page 114 of 190

15-03-200415-03-2004
108109
BOORDCOMPUTERKleurendisplay DT
UW 307 SW IN DETAIL
Monochroom display B
- de actieradius.
- de afgelegde afstand.
- het gemiddelde verbruik.
- het momentele verbruik.
- de gemiddelde snelheid.
Op het display kan ook een logboek
met waarschuwingsmeldingen worden
weergegeven.
Op 0 zetten
Druk meer dan 2 seconden op de
schakelaar. - De
"Actuele informatie" met:
• de actieradius.
• het momentele verbruik.
• de afstand die nog moet worden afgelegd.
- het traject 1 met:
• de afgelegde afstand.
• het gemiddeld verbruik.
• de gemiddelde snelheid.
- het traject 2 met dezelfde
eigenschappen.
Op het display kan ook een logboek
met waarschuwingsmeldingen worden
weergegeven.
Op 0 zetten
Druk de schakelaar meer dan
2 seconden in zodra het gewenste
traject wordt aangegeven.
Als de knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar meermaals
wordt ingedrukt, worden achtereenvolgens
aangegeven:
Monochroom display CT
- Stand "auto" met:
• de actieradius, het momentele verbruik en de afstand die nog
moet worden afgelegd.
- Stand "1" (traject "1") met:
• het gemiddelde verbruik, de afgelegde
afstand en de gemiddelde snelheid
gedurende het traject "1".
- Stand "2" (traject "2") met dezelfde
eigenschappen.
Op het display kan ook een logboek
met waarschuwingsmeldingen worden
weergegeven.
Op 0 zetten
Druk de knop meer dan twee
seconden in zodra het gewenste
traject wordt aangegeven.

Page 115 of 190

15-03-200415-03-2004
108109
Actieradius
In deze stand geeft de computer
aan hoeveel kilometer u nog met de
resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden.
Opmerking: Dit getal kan verhoogd
worden door een verandering in
de rijstijl of van het landschap, die
een aanzienlijke verlaging van het
momentele verbruik tot gevolg heeft.
Als de actieradius minder dan 30 km
bedraagt, worden drie streepjes
weergegeven. Na het tanken wordt de
actieradius weer weergegeven zodra
deze meer dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt
wanneer er tijdens het rijden horizontale
streepjes in plaats van cijfers op het
display verschijnen.
Momenteel verbruik
Dit is het verbruik dat geregistreerd is
tijdens de laatste seconden.
Deze informatie verschijnt alleen als
er met een snelheid van meer dan
30 km/h wordt gereden.
Gemiddeld verbruik
Dit is het gemiddelde verbruik
sinds de laatse nulstelling van de
boordcomputer.
Afgelegde afstand
In deze stand geeft de boordcomputer
de afgelegde afstand sinds de laatste
nulstelling aan.
Af te leggen afstand
Dit is de afstand tot de eindbestemming.
Deze afstand wordt op elk moment
tijdens het navigeren berekend of
wordt ingevoerd door de gebruiker,
met aftrek van de kilometers die sinds
het invoeren zijn afgelegd.
Opmerking: Bij het ontbreken van
de afstand verschijnen er streepjes
in plaats van cijfers.

Gemiddelde snelheid
Dit is de gemiddelde snelheid
sinds de laatste nulstelling van de
boordcomputer (contact aan).
Logboek
waarschuwingsmeldingen
Deze functie herhaalt de actieve
waarschuwingsmeldingen door
ze achtereenvolgend op het
multifunctionele display te laten
verschijnen.
De trajecten
De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk
en hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt
worden voor een dagelijks verbruik
en traject "2" voor een maandelijks
verbruik.
UW 307 SW IN DETAIL

Page 116 of 190

15-03-200415-03-2004
110111UW 307 SW IN DETAIL
Bijzonderheden monochroom
display CT en kleurendisplay
DT
Algemeen menu
Druk op de toets "MENU" om het
algemene menu weer te geven.
Selecteer met de draaiknop het pictogram
"Boordcomputer" en bevestig om het
menu "Boordcomputer" weer te geven.
Het menu "Boordcomputer" biedt
verschillende mogelijkheden:
- Coniguratie van de boordcomputer.
- Logboek met waarschuwingsmeldingen.
Snelmenu "Boordcomputer"
Het snelmenu is gekoppeld aan
de toepassing "Boordcomputer"
en verschijnt in een bovenliggend
scherm als dit van toepassing is op
het basisscherm.
Druk tijdens de permanente weergave
van de boordcomputer kort op de
draaiknop om één van de volgende
functies te kiezen:
- Logboek waarschuwingsmeldingen.
- Af te leggen afstand tot bestemming. Coniguratie van de
boordcomputer
Selecteer deze functie om de
afstand tot de bestemming in te
voeren (als het navigatiesysteem
niet actief is; als dit wel actief is,
zorgt het navigatiesysteem voor
deze informatie) en de eenheden te
wijzigen (°C of °F, km en liters of mijl
en Gallons).
Afstand tot bestemming
Als het navigatiesysteem niet actief
is, wordt voor de berekeningen
van de boordcomputer een globale
waarde aangehouden.

Page 117 of 190

15-03-200415-03-2004
110111
ELEKTRISCH BEDIENBARE
RUITEN
1 - Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde.
2 - Schakelaar ruitbediening passagierszijde.
3 - Schakelaar ruitbediening rechts achter.
4 - Schakelaar ruitbediening links achter.
5 - Blokkeerschakelaar elektrisch bedienbare ruiten achter
(kinderslot).
De bestuurder beschikt over twee
mogelijkheden:
Handbediening:
Duw of trek schakelaar tot het
zware punt. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten. Automatische bediening:
Duw of trek schakelaar
voorbij het
zware punt. Als u de schakelaar heeft
losgelaten, opent of sluit de ruit volledig.
Druk opnieuw op de schakelaar om het
openen of sluiten te stoppen.
Opmerking: Als een van de portieren
is geopend of ongeveer 45 seconden
nadat de sleutel uit het contact is
genomen, kunnen de ruiten niet meer
worden bediend. Zet het contact aan
om de ruiten weer te kunnen bedienen.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel
stuit, stopt de ruit en gaat deze
gedeeltelijk weer open.
Opmerking:
Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet
wil sluiten, druk dan op de schakelaar
om de ruit helemaal te openen en trek
vervolgens de schakelaar omhoog
tot de ruit volledig is gesloten. Houd
de schakelaar na het sluiten nog
ongeveer 1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is
de beveiliging tegen beknellen
uitgeschakeld.
Blokkering van de ruitbediening
achter
Druk, voor de veiligheid van uw
kinderen, op de schakelaar 5 om de
ruitbediening achter, ongeacht de stand
van de ruiten, te blokkeren.
Als de schakelaar omhoog staat, is
de ruitbediening geblokkeerd. Als
de schakelaar omlaag staat, is de
ruitbediening niet geblokkeerd.
UW 307 SW IN DETAIL
Neem bij het verlaten van
de auto, zelfs voor een
korte periode, altijd de
sleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van
de ruit iets tussen de ruit en de
sponning bekneld raakt, moet de
ruit weer worden geopend. Druk
daarvoor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit
aan passagierszijde bedient, moet
deze ervan verzekerd zijn dat
niets het correcte sluiten van de
ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verze-
kerd zijn dat de passagiers op de
juiste manier gebruik maken van
de elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tij-
dens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
HERPROGRAMMEREN VAN
DE RUITBEDIENING
Laat nadat de accukabels los
zijn geweest of na een storing de
schakelaar los en trek hem opnieuw
omhoog totdat de ruit volledig is
gesloten. Houd de schakelaar na
het sluiten nog ongeveer 1 seconde
vast.
Tijdens deze handelingen is
de beveiliging tegen beknellen
uitgeschakeld.

Page 118 of 190

15-03-200415-03-2004
102103UW 307 SW IN DETAIL
MOTORKAP OPENEN
Binnenzijde: Druk op de knop links
onder het dashboard.
Buitenzijde: Druk de veiligheids-
haak omhoog en til de motorkap op.
Motorkapsteun
Bevestig de motorkapsteun om de
motorkap geopend te houden.
Plaats de motorkapsteun in de hou-
der alvorens de motorkap te sluiten.
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken
en laat deze aan het einde van de
slag in het slot vallen. Controleer of
de motorkap goed vergrendeld is. Het tanken dient met
afgezette mo-
tor te geschieden.
F Open de brandstofvulklep.
F Steek de sleutel in het slot en
draai deze linksom.
F Trek de tankdop uit de vulopening
en bevestig deze aan de haak aan
de binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van
de vulklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit
wel gebeurt, kunnen er storingen
optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 60 liter.
F Vergrendel na het tanken de vul-
dop en sluit de vulklep.
BRANDSTOF TANKEN
Te laag brandstofniveau
Als het brandstofniveau
te laag is, gaat dit ver-
klikkerlampje branden.
U kunt nog ongeveer
50 km met de res-
terende hoeveelheid brandstof
rijden.
Als het verklikkerlampje knippert,
geeft dit aan dat de brandstofmeter
niet werkt.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.

Page 119 of 190

15-03-200415-03-2004
104105UW 307 SW IN DETAIL
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting vóór en achter
Draai ring A om de verlichting in te
schakelen. Overschakelen van dim- naar
grootlicht
Trek de hendel naar u toe.
Opmerking:
Als het contact is afgezet
en het bestuurdersportier wordt ge-
opend, klinkt een geluidssignaal om aan
te geven dat de verlichting nog brandt.
Mistlampen vóór/mistachterlicht
De mistlampen en het mistachterlicht
worden ingeschakeld door de ring naar
voren te draaien en uitgeschakeld door
de ring naar achteren te draaien. Het
branden van de mistlampen wordt aan-
gegeven door een verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel. Auto's met mistlampen vóór en
mistachterlicht (ring C)
Lichten uit
Parkeerlichten
Dim-/grootlichtAutomatisch inschake-
len van de verlichting Mistachterlicht Mistlampen vóór (draai de
ring 1 stand naar voren).
Mistlampen vóór en
mistachterlicht (draai
de ring 2 standen naar
voren).
Opmerking: Draai de ring twee
standen naar achteren om achter-
eenvolgens het mistachterlicht en de
mistlampen vóór te doven.
Opmerking: Wanneer de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld of
het dimlicht met de lichtschakelaar
wordt uitgeschakeld, blijven de mist-
lampen vóór, het mistachterlicht en
de parkeerlichten branden (draai de
ring naar achteren om de mistlam-
pen vóór uit te schakelen. De par-
keerlichten worden dan automatisch
uitgeschakeld).
Auto's met mistachterlicht
(ring B)
Het mistachterlicht werkt alleen in
combinatie met dimlicht en groot-
licht.
Opmerking:
Wanneer de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld,
blijven het mistachterlicht en het
dimlicht branden (draai de ring naar
achteren om het mistachterlicht uit te
schakelen. Het dimlicht en de par-
keerlichten worden dan automatisch
uitgeschakeld). De mistlampen vóór werken in com-
binatie met de parkeerlichten en het
dimlicht.
Als het grootlicht wordt ingescha-
keld, worden de mistlampen vóór
uitgeschakeld. Ze worden weer inge-
schakeld zodra het grootlicht wordt
uitgeschakeld.

Page 120 of 190

15-03-200415-03-2004
104105
Follow me home
Bij een geringe lichtsterkte van de
omgeving of bij nacht, kunnen de
parkeer- en dimlichten gedurende
ongeveer een minuut blijven branden
als u de auto verlaat:
- Zet het contact in de stand STOP.
- Zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
- Geef een lichtsignaal.
- Verlaat en vergrendel de auto.AUTOMATISCH
INSCHAKELEN VAN DE
VERLICHTING
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-
den automatisch ingeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving on-
voldoende is of als de ruitenwissers
onafgebroken wissen en worden
uitgeschakeld als de lichtsterkte van
de omgeving weer voldoende is of de
ruitenwissers worden uitgeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen en
zullen de lichten niet automatisch
worden ingeschakeld.
Bij de alevering van de auto is deze
functie ingeschakeld.
In- of uitschakelen van de functie:
- zet het contact in de stand acces- soires (1
e stand van de sleutel).
- zet de lichtschakelaar in de stand AUTO/0 .
- houd het uiteinde van de lichtscha- kelaar meer dan 4 seconden inge-
drukt.
Dek de lichtsensor, die aan de re-
gensensor is gekoppeld en zich in
het midden van de voorruit, achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Deze sensor regelt de automati-
sche verlichting.
Controle van werking
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie is
een geluidssignaal te horen en ver-
schijnt een melding op het multifunc-
tionele display.
Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
klinkt een geluidssignaal.
Als de bestuurder de verlichting
handmatig bedient, wordt de functie
tijdelijk uitgeschakeld.
Bij een storing in de lichtsensor
wordt de verlichting ingeschakeld,
klinkt een geluidssignaal en ver-
schijnt een melding op het multifunc-
tionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
UW 307 SW IN DETAIL
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 's
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor mede-
weggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
Richtingaanwijzers Links: Omlaag.
Rechts: Omhoog.

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 190 next >