Peugeot 307 SW 2004 Handleiding (in Dutch)

Page 161 of 190

138
15-03-2004
139
15-03-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
1 - Reservoir stuurbekrachtiging.
2 - Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3 - Koelvloeistofreservoir. 4 -
Remvloeistofreservoir
5 - Accu.
6 - Zekeringenkast.
7 - Luchtilter.
8 - Motoroliepeilstok. 9 -
Motoroliereservoir.
10 - Handopvoerpomp.
11 - Ontluchtnippel.
* Volgens land van bestemming.
2 LITER HDI 16V TURBODIESELMOTOR (136 pk)

Page 162 of 190

138
15-03-2004
139
15-03-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
NIVEAUS CONTROLEREN
Motorolieniveau
Regelmatig controleren en tussen
twee verversingen eventueel olie bij-
vullen. (Maximum olieverbruik: 0,5 li-
ter per 1 000 km.)
De controle dient bij koude motor
en horizontaal geplaatste wagen
te geschieden, met behulp van de
olieniveaumeter in het instrumenten-
paneel of de oliepeilstok.
Oliepeilstok
2 merktekens op de peilstok:
A = maxi.
Het oliepeil mag nooit
boven dit merkteken uit-
komen.
B = mini.
Voor het behoud van de
bedrijfszekerheid van de
motoren en de emissiere-
gelsystemen mogen in geen
geval additieven aan de mo-
torolie worden toegevoegd.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in het on-
derhoudsboekje.
Opmerking: Vermijd langdurig huid-
contact met afgewerkte olie.
Keuze van de viscositeitgraad
De olie dient in ieder geval aan de
voorgeschreven kwaliteitsnormen te
voldoen.
Niveau remvloeistof
Vervangen:
- De vloeistof dient volgens de door de constructeur voorgeschreven
intervallen te worden ververst.
- Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en
aan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: Remvloeistof is een erg
bijtend middel. Vermijd elk contact
met de huid.
Koelvloeistofniveau
Gebruik uitsluitend door de construc-
teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken
als de sleutel uit het contactslot is
verwijderd en het koelsysteem onder
druk staat.
Draai de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen en te
voorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, als
de druk eenmaal gedaald is, de dop
los en vul het systeem bij.
Opmerking: De koelvloeistof be-
hoeft niet te worden ververst.
Afgewerkte producten
Gooi geen afgewerkte olie, remvloei-
stof of koelvloeistof in het riool, in het
water of op de grond.
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
Open het reservoir bij koude motor
(omgevingstemperatuur), het vloei-
stofniveau dient boven het MINI
en dichtbij het MAXI merkteken te
staan.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers*
Gebruik voor een optimale reiniging
en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolen
producten.
Niveau brandstofadditief
Raadpleeg als in combinatie met
een geluidssignaal op het multifunc-
tionele display de melding "Laag
niveau brandstofadditief" wordt
weergegeven, een PEUGEOT-ser-
vicepunt om het additiefreservoir te
laten bijvullen.
* Volgens land van bestemming.

Page 163 of 190

140
15-03-2004
141
15-03-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de winter door
een PEUGEOT-servicepunt contro-
leren.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de ilters periodiek vervangen.
Als de omgeving daartoe aanlei-
ding geeft, moeten de ilters twee
keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de handrem zelfs tussen
twee onderhoudscontroles worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.
Oliefilter
Vervang het olieilterelement re-
gelmatig, volgens het onderhouds-
schema.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Niet verversen. Laat het niveau
controleren volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje, die betrekking
hebben op de motoruitvoering van
uw auto, voor het laten controle-
ren van de belangrijkste niveaus
en bepaalde onderdelen volgens
het onderhoudsschema van de
constructeur.
Gebruik uitsluitend door
PEUGEOT aanbevolen
producten.
Om de werking van be-
langrijke organen als de stuurbe-
krachtiging en het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
PEUGEOT speciieke producten
aan.
Vermijd het schoonmaken van de
motor om de elektrische systemen
niet te beschadigen.

Page 164 of 190

140
15-03-2004
141
15-03-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
BRANDSTOFTANK LEEG
(DIESEL)
In het geval van een lege brandstof-
tank is het noodzakelijk het brand-
stofsysteem te ontluchten.
De ontluchtpomp, de transparante
slang en de ontluchtnippel bevinden
zich onder de motorkap (zie de des-
betreffende afbeelding):
1,6 liter 16V HDI-motor
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- maak de afdekplaat los om bij de handopvoerpomp te komen,
- bedien de handpomp van de ontluchting tot u brandstof in de
transparante slang met de groene
aansluiting ziet komen,
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
2 liter HDI-motor
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- bedien de handpomp van de ontluchting tot u meer weerstand
voelt,
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
2 liter 16V HDI-motor
-
vul de brandstoftank met minimaal
vijf liter diesel,
- draai de ontluchtnippel los,
- bedien de handpomp van de ont- luchting tot u brandstof via de ont-
luchtnippel ziet weglopen,
- draai de ontluchtnippel vast,
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.

Page 165 of 190

142
15-03-2004
143
15-03-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
Plaatsen van de auto
F Zet de auto voor zover mogelijk
op een horizontale, stabiele en
stroeve ondergrond.
F Trek de handrem aan, zet het
contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in (bij
automatische transmissie in de
stand P). Toegang tot het reservewiel
F
Open de bagageruimte.
F Open het luik met de lus om de lier
los te maken en bij de bout van de
reservewielhouder te komen.
F Draai de bout volledig los met de
wielsleutel 1 om de houder met
het reservewiel te laten zakken.
WIEL VERWISSELEN
Beschikbaar gereedschap
Het volgende gereedschap bevindt
zich:
- in het rechter zijpaneel van de ba- gageruimte,
1 - Wielsleutel.
2 - Afneembaar sleepoog.
3 - Gereedschap voor verwijderen
slotbouten.
- in de kist in het hart van het reser- vewiel,
4 - Krik met verlengstuk wielsleutel.
5 - Centreerpen.
6 - Gereedschap voor verwijderen
sierdop.
7 - Afneembaar wielblok.

Page 166 of 190

142
15-03-2004
143
15-03-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
F Verwijder de houder met het re-
servewiel via de achterzijde van
de auto.
F Haal de gekartelde haak eruit om
het reservewiel uit de houder te
nemen, zoals aangegeven in de
afbeelding. Wiel demonteren
F
Schuif het deksel van de kist open
om bij het gereedschap te komen.
F Blokkeer het wiel kruislings tegen-
over het te verwisselen wiel met
het wielblok 7.
F Verwijder de wieldop door de wiel-
sleutel 1 in de opening van het
ventiel te steken en de wieldop
los te trekken (auto's met stalen
velgen).
F Draai de wielbouten iets los (zie
paragraaf 'Bijzonderheden licht-
metalen velgen' voor auto's met
lichtmetalen velgen).
Opmerking: U kunt het andere
uiteinde van het gereedschap 6
gebruiken om de wielbouten los te
draaien. F
Plaats de kop van de krik 4 in één
van de vier steunpunten A aan de
onderzijde bij het te verwisselen
wiel.
F Vouw de krik 4 uit tot het voetstuk
op de grond staat. Zorg ervoor dat
het voetstuk zich loodrecht onder
het steunpunt A bevindt.
F Krik de auto op.
F Verwijder één wielbout en vervang
deze door de centreerpen 5.
F Verwijder de andere wielbouten
en het wiel.

Page 167 of 190

144
15-03-2004
145
15-03-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
Wiel monteren
F Plaats het wiel met behulp van de
centreerpen 5.
F Draai de wielbouten met de hand
vast en verwijder de centreerpen
5 .
F Draai de wielbouten met de wiel-
sleutel 1 enigszins vast.
F Laat de krik 4 zakken en verwijder
deze vervolgens.
F Draai de wielbouten met de wiel-
sleutel 1 vast.
F Plaats de wieldop, begin bij de
opening voor het ventiel en druk
de wieldop rondom met de hand
vast.
F Berg het desbetreffende gereed-
schap op in de kist en sluit het
deksel.
F Zet de kist op de grond en cen-
treer het reservewiel op de kist.
F Plaats de gekartelde haak in het
deksel van de kist.
F Monteer het wiel onder de auto
door de bout van de reservewiel-
houder aan te draaien met de
wielsleutel 1.
F Draai de bout aan en controleer
of het wiel goed vlak tegen de
bodem van de bagageruimte
aan ligt . F
Sluit het luik met de lus om de lier
te vergrendelen.
F Berg het overige gereedschap op
in het rechter zijpaneel van de ba-
gageruimte. Verwissel een wiel uit
v e i l i g h e i d s o v e r w e g i n -
gen alleen:
- op een horizontale, stabiele en vlakke ondergrond,
- met aangetrokken handrem, af- gezet contact,
- met de 1 e
versnelling of de ach-
teruit ingeschakeld (bij een auto-
matische transmissie de stand P),
- als de auto geblokkeerd is met een wielblok.
Ga nooit onder een auto liggen
die alleen op de krik steunt (ge-
bruik bokken).
Monteer de gereedschapskist
nooit zonder het reservewiel
onder de auto.
Gebruik nooit ander gereeds-
chap dan de wielsleutel om de
haspel te bedienen.
Na het verwisselen van het wiel:
- Laat zo snel mogelijk de mon-
tage van het wiel met de lekke
band onder de auto, het aan-
haalmoment van de wielbouten
en de bandenspanning van het
reservewiel controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.
- Laat de lekke band zo spoedig
mogelijk repareren en verwissel
hem met het reservewiel.
- Laat de montage van het reser- vewiel onder de auto controleren
door een PEUGEOT-servicepunt.

Page 168 of 190

144
15-03-2004
145
15-03-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
Bijzonderheden lichtmetalen
velgen
Sierdoppen
De wielbouten van de lichtmetalen
velgen zijn voorzien van chromen
sierdoppen.
Voordat de wielbouten worden los-
gedraaid dienen de sierdoppen met
behulp van het gereedschap 6 te
worden verwijderd. Monteren van het reservewiel
Indien uw auto is voorzien van een
reservewiel met stalen velg, is het
normaal
dat bij het monteren de
ringen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijn
aangedraaid zorgt het conische
draagvlak van de bouten voor de be-
vestiging van het reservewiel.
Monteren van winterbanden
Als u op uw auto winterbanden met
stalen velgen wilt monteren, dient
u speciale bouten te gebruiken, die
verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-
dealer. Slotbouten
Als de velgen zijn voorzien van slot-
bouten (één per wiel), dient u eerst
met behulp van het gereedschap
6
de chromen dop en vervolgens de
plastic huls te verwijderen alvorens
de bout los te draaien met behulp van
een van de dopsleutels (die u bij ale-
vering van uw auto heeft gekregen,
gelijktijdig met de reservesleutel en
de codekaart) en de wielsleutel 1.
Opmerking: Noteer de op de dop-
sleutel gegraveerde code nauw-
keurig. Met deze code kunt u bij uw
PEUGEOT-dealer een nieuwe dop-
sleutel verkrijgen.

Page 169 of 190

146
15-03-2004
147
15-03-2004
PRAKTISCHE INFORMATIE
F Draai de beschermkap van de de-
fecte lamp een kwart omwenteling
naar links en verwijder deze.
F Neem de stekker los.
F Druk op het uiteinde van de borg-
lip om deze los te maken. Vervang
de lamp.
Let bij het monteren op de goede stand van de nokjes en controleer
of de borglip goed vast zit.
F Sluit de stekker weer aan.
F Monteer de beschermkap met de
pijl naar boven en draai deze ver-
volgens een kwart omwenteling
naar rechts.
De koplampen zijn uitgerust met
glazen van polycarbonaat voorzien
van een beschermlaag. Gebruik
voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek
of een schuur-, schoonmaak- of
oplosmiddel. Gebruik een spons en
zeepwater. 4 - Parkeerlicht (W 5 W).
F
Trek de itting naar achteren, ver-
wijder de lamp en vervang deze.
5 - Richtingaanwijzers (PY 21 W amberkleurig).
F Draai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder deze.
F Vervang de lamp.
Opmerking: Bij bepaalde weers-
omstandigheden (lage temperatuur,
vochtig weer), kan aan de binnen-
zijde van de koplampen enige
condensvorming ontstaan . Deze
verdwijnt zodra de lampen enige tijd
branden.
LAMPEN VERVANGEN
Koplampen
Opmerking: Verwijder, om bij de
lampen te komen, aan de rechter-
zijde de sierkap die is bevestigd
met twee plastic pluggen. Raak de
lampen uitsluitend met een droge
doek aan.
1 - Dimlicht (H7-55 W),
2 - Grootlicht (H1-55 W),
3 - Mistlampen vóór (H1-55 W).

Page 170 of 190

146
15-03-2004
147
15-03-2004
Zijknipperlichten
(WY 5 W amberkleurig).
F Druk het zijknipperlicht naar voren
en trek het geheel los.
F Houd de stekker vast en draai het
glas een kwart omwenteling.
F Vervang de lamp.
PRAKTISCHE INFORMATIE
De amberkleurige lampen
(richtingaanwijzers en zij-
knipperlichten) moeten
worden vervangen door
lampen met dezelfde
kleur en eigenschappen.

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 next >