Peugeot 307 SW 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 111 of 189

7VEILIGHEID
98
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale effecti-
viteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om nor- maal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-
tende bij het opblazen van de air-
bag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwalificeerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voe- ten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de
airbag wordt opgeblazen, kun-
nen brandende sigaretten of een
pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-
ding en sla er niet op.
Window-airbags*
• Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij
het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
• Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel uit
van de bevestiging van de window-
airbags.
* Volgens land van bestemming.
Zij-airbags*
• Bedek de stoelen alleen met goed-
gekeurde stoelhoezen. Raadpleeg
uw PEUGEOT-servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de stoelen, dit zou bij het
afgaan van de airbags kunnen lei-
den tot verwondingen aan armen of
middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 112 of 189

7VEILIGHEID
97
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schake-
len en zo de veiligheid van uw pas-
sagier te garanderen.ZIJ-AIRBAGS*
EN WINDOW-AIRBAGS*
Als het verklikkerlampje uit- schakeling airbag aan passa-
gierszijde knippert, raadpleeg
dan een PEUGEOT-service-
punt.
Plaats geen kinderzitje met de rug in
de rijrichting als de twee pictogrammen
van de airbags worden weergegeven
op het instrumentenpaneel. Raad-
pleeg een PEUGEOT-servicepunt. Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat bran-
den op het instrumenten-
paneel, betekent dit dat de
airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld (stand
"OFF" ).
Het verklikkerlampje blijft branden
zolang de airbag aan passagierszij-
de is uitgeschakeld.
Als dit pictogram verschijnt
in combinatie met een ge-
luidssignaal en een mel-
ding op het multifunctione-
le display, raadpleeg dan
een PEUGEOT-servicepunt om het
systeem te laten controleren.
* Volgens land van bestemming.
Storing airbag
Controle uitschakeling
De zij-airbags zijn aan de zijde van
de portieren in de rugleuningen van
de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht
in de stijlen en in de hemelbekleding.
Ze worden aan de zijde waar de aan-
rijding plaatsvindt opgeblazen.

Page 113 of 189

7VEILIGHEID
98
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale effecti-
viteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om nor- maal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-
tende bij het opblazen van de air-
bag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwalificeerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voe- ten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de
airbag wordt opgeblazen, kun-
nen brandende sigaretten of een
pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-
ding en sla er niet op.
Window-airbags*
• Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij
het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
• Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel uit
van de bevestiging van de window-
airbags.
* Volgens land van bestemming.
Zij-airbags*
• Bedek de stoelen alleen met goed-
gekeurde stoelhoezen. Raadpleeg
uw PEUGEOT-servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de stoelen, dit zou bij het
afgaan van de airbags kunnen lei-
den tot verwondingen aan armen of
middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 114 of 189

8
99
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de
handrem aan.Als tijdens het rijden dit ver-
klikkerlampje en het verklik-
kerlampje STOP branden
in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding
op het multifunctionele display, geeft
dit aan dat de handrem nog (iets) is
aangetrokken.
Draai bij het parkeren van de
auto op een helling de wie-
len richting trottoir en trek de
handrem aan.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop
in en duw de handrem geheel om-
laag.
Bij de automatische transmissie
met vier of zes versnellingen kunt u
kiezen uit automatische bediening ,
aangevuld met de programma’s
sport en sneeuw , of handmatig
schakelen .
Park (parkeerstand): om de auto stil
te zetten en te starten , met of zon-
der gebruik van de handrem.
Reverse (achteruitversnelling): om
achteruit te rijden (schakel deze
stand alleen in als de auto stilstaat
en de motor stationair draait).
Neutral (neutraalstand): om de motor
te starten en de auto te parkeren,
met gebruik van de handrem.
Opmerking: Laat, als bij het wegrij-
den per ongeluk de selectiehendel in
de stand N staat, het motortoerental
terugvallen tot stationair voordat de
stand D wordt geselecteerd om ver-
volgens weer gas te geven.
Drive (rijstand): om automatisch te
schakelen tijdens het rijden.
Manual (sequentiële stand): om zelf
de versnellingen te selecteren.
S: programma sport.
: programma sneeuw.
Schakelpatroon
 Kies de gewenste stand door de
selectiehendel in het schakelpa-
troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een pictogram in het display van in-
strumentenpaneel aangegeven.
Starten van de motor
 Trek de handrem aan en selec-
teer de stand P of N van de selec-
tiehendel,
 Draai de sleutel in het contact in
de stand Starten.
Als deze procedure niet wordt gevolgd, klinkt
een geluidssignaal in combinatie met een
melding op het multifunctionele display.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET "TIPTRONIC-SYSTEM
PORSCHE"
RIJDEN

Page 115 of 189

8
99
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de
handrem aan.Als tijdens het rijden dit ver-
klikkerlampje en het verklik-
kerlampje STOP branden
in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding
op het multifunctionele display, geeft
dit aan dat de handrem nog (iets) is
aangetrokken.
Draai bij het parkeren van de
auto op een helling de wie-
len richting trottoir en trek de
handrem aan.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop
in en duw de handrem geheel om-
laag.
Bij de automatische transmissie
met vier of zes versnellingen kunt u
kiezen uit automatische bediening ,
aangevuld met de programma’s
sport en sneeuw , of handmatig
schakelen .
Park (parkeerstand): om de auto stil
te zetten en te starten , met of zon-
der gebruik van de handrem.
Reverse (achteruitversnelling): om
achteruit te rijden (schakel deze
stand alleen in als de auto stilstaat
en de motor stationair draait).
Neutral (neutraalstand): om de motor
te starten en de auto te parkeren,
met gebruik van de handrem.
Opmerking: Laat, als bij het wegrij-
den per ongeluk de selectiehendel in
de stand N staat, het motortoerental
terugvallen tot stationair voordat de
stand D wordt geselecteerd om ver-
volgens weer gas te geven.
Drive (rijstand): om automatisch te
schakelen tijdens het rijden.
Manual (sequentiële stand): om zelf
de versnellingen te selecteren.
S: programma sport.
: programma sneeuw.
Schakelpatroon
 Kies de gewenste stand door de
selectiehendel in het schakelpa-
troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een pictogram in het display van in-
strumentenpaneel aangegeven.
Starten van de motor
 Trek de handrem aan en selec-
teer de stand P of N van de selec-
tiehendel,
 Draai de sleutel in het contact in
de stand Starten.
Als deze procedure niet wordt gevolgd, klinkt
een geluidssignaal in combinatie met een
melding op het multifunctionele display.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET "TIPTRONIC-SYSTEM
PORSCHE"
RIJDEN

Page 116 of 189

8
100
Wegrijden
Starten in de stand P en wegrijden:
 trap altijd het rempedaal in,
 zet de handrem los,
 selecteer de stand R, D of M en
laat langzaam het rempedaal los;
de auto begint meteen te rijden.
U kunt ook starten vanuit de stand N.
Als de motor stationair draait,
het rempedaal is losgelaten
en de stand R, D of M is ge-
selecteerd, zet de auto zich
al in beweging, zelfs als het gaspe-
daal niet wordt ingetrapt.
Laat daarom geen kinderen al-
leen in de auto achter als de motor
draait.
Als de selectiehendel niet in de stand P staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of 45 seconden
nadat het contact is afgezet een
geluidssignaal in combitie met een
melding. Zet de selectiehendel in de
stand P. Het geluidssignaal stopt en
de melding verdwijnt. Trek de handrem aan en se-
lecteer de stand
P indien er
onderhoudswerkzaamheden
moeten worden uitgevoerd
bij draaiende motor. Zet de selectiehendel nooit in
de stand
N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit
in de stand P of R als de auto
niet volledig stilstaat.
Zet de selectiehendel nooit in een
andere stand om af te remmen op
een glad wegdek.
Programma’s Sport en Sneeuw
Naast het auto-adaptieve program-
ma heeft u de beschikking over twee
specifieke programma’s.
De gekozen stand wordt in het instru-
mentenpaneel aangegeven.
Automatische bediening
Automatisch schakelen in de vier of
zes versnellingen:
 Selecteer de stand D in het scha-
kelpatroon.
De versnellingsbak kiest voortdurend
de meest geschikte versnelling af-
hankelijk van de rijstijl, het profiel van
de weg en de belading van de auto.
De transmissie werkt dan automa-
tisch, zonder dat u zelf hoeft te scha-
kelen.
Voor een maximale acceleratie zon-
der de stand van de selectiehendel
te wijzigen, moet het gaspedaal vol-
ledig worden ingedrukt (kick down).
De transmissie schakelt automatisch
terug of handhaaft de ingeschakelde
versnelling totdat de motor het maxi-
mum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmis-
sie automatisch terug om sterker op
de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren scha-
kelt de transmissie niet naar een ho-
gere versnelling als u het gaspedaal
plotseling loslaat. Programma Sport

Druk op de toets S als de motor is
gestart.
De versnellingsbak maakt automa-
tisch een dynamische rijstijl moge-
lijk.
Programma Sneeuw
Dit programma zorgt ervoor dat u ge-
makkelijker kunt rijden op een onder-
grond met weinig grip.
 Druk op de toets
 als de motor is
gestart.
De transmissie past zich aan voor
het rijden op gladde wegen.
Opmerking: U kunt op elk moment
terugkeren naar het auto-adaptatie-
ve programma.
 Druk nogmaals op de toets S of

om het huidige programma uit te
schakelen.
RIJDEN

Page 117 of 189

8
101
Handmatige bediening
Handmatig schakelen in de vier of
zes versnellingen:
 Selecteer de stand M in het scha-
kelpatroon.
 Duw de selectiehendel naar het
symbool + om op te schakelen.
 Trek de selectiehendel naar het
symbool - om terug te schakelen.
Er kan elk moment van de stand D
(rijden in de automatische stand)
naar de stand M (rijden in de handbe-
diende stand) worden geschakeld.
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening Opmerkingen
Het schakelen naar een andere
stand kan alleen als de snelheid van
de auto en het toerental van de mo-
tor dit toestaan, anders wordt er tijde-
lijk overgegaan op de automatische
bediening.
Als het motortoerental te laag of te
hoog is, knippert de geselecteerde
versnelling enkele seconden en ver-
volgens wordt de werkelijk ingescha-
kelde versnelling weergegeven.
Als de auto stopt of langzaam rijdt,
kiest de automatische transmissie
automatisch de stand
M1.
De programma’s S (sport) en

(sneeuw) kunnen niet worden inge-
schakeld in de handbediende stand.
Storing
Een storing wordt aange-
geven door dit pictogram,
een geluidssignaal en een
melding op het multifunctio-
nele display.
In dit geval werkt de transmissie met
een noodprogramma (blokkering in
de 3
e versnelling). U kunt dan een
hevige schok waarnemen bij het se-
lecteren van R vanuit de stand P, of
R vanuit de stand N, (zonder gevaar
voor de transmissie).
Rijd niet harder dan 100 km/h (af-
hankelijk van de geldende snelheids-
limiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Als de accu geen stroom le-
vert en de selectiehendel in
de stand P staat, is het on-
mogelijk om naar een ande-
re stand te schakelen.
Forceer in geen geval de selectie-
hendel; hierdoor kan de automati-
sche transmissie beschadigd raken.
Verschijnt als een versnel-
ling niet goed is ingescha-
keld (de selectiehendel
bevindt zich tussen twee
standen in).
RIJDEN

Page 118 of 189

8
102
Deze snelheidsbegrenzer is van de
nieuwste generatie, waarbij de ingestel-
de snelheid wordt weergegeven op een
display op het instrumentenpaneel.
Met dit systeem kan de bestuurder
een maximumsnelheid instellen, zo-
dat deze niet wordt overschreden.
Als de maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het
gaspedaal geen effect.
De begrenzer werkt met een inge-
stelde snelheid vanaf 30 km/h en
blijft ook bij bediening van het rem- of
koppelingspedaal geactiveerd.
Het systeem kan worden bediend:
- bij stilstaande auto, met draai-ende motor,
of
- tijdens het rijden. Druk, als de snelheidsbegrenzer is
geactiveerd, op deze knop om de
kilometerteller/dagteller weer te ge-
ven.
Na enkele seconden, of door nog-
maals op de knop te drukken, keert
het display terug naar de weergave
van de snelheidsbegrenzer.Instellen van een snelheid
Er kan een snelheid worden ingesteld
zonder de begrenzer in te schakelen.
Als de toets
2 of 3 kort wordt inge-
drukt, wordt de ingestelde snelheid
met 1 km/h verlaagd of verhoogd.
Druk lang op de toets om de ingestel-
de snelheid met 5 km/h te verlagen of
verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de inge-
stelde snelheid in stappen van 5 km/h
te verlagen of verhogen.
Selecteren van de functie
 Draai de knop 1 in de stand LIMIT.
De begrenzer is dan nog niet ac-
tief. Het display geeft het volgende
weer. Inschakelen/uitschakelen
van de begrenzerDruk op de toets
4 om de begrenzer
in te schakelen. Druk nogmaals op de
toets om de begrenzer uit te schakelen.
Als de begrenzer is ingeschakeld, ver-
schijnt op het display (bijv. bij 110 km/h):
* Volgens land van bestemming.
Weergave op het instrumentenpaneelSNELHEIDSBEGRENZER*
RIJDEN

Page 119 of 189

8
103
Opmerking: ook als de begrenzer
(bijv. bij een steile afdaling) niet kan
voorkomen dat de ingestelde snel-
heid wordt overschreden, knippert
deze snelheid op het display.
Laat om de begrenzer weer in te
schakelen het gaspedaal los om de
wagensnelheid te verlagen tot een
snelheid lager dan de ingestelde
snelheid. Uitschakelen van de functie

Draai de knop 1 in de stand 0 of
zet het contact af om het systeem
uit te schakelen. De laatst inge-
stelde snelheid blijft in het geheu-
gen opgeslagen.
Storing
In het geval van een storing van de
snelheidsbegrenzer wordt de inge-
stelde snelheid gewist en knipperen
de streepjes gedurende enkele se-
conden:
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om het systeem te laten contro-
leren. Bij een steile afdaling of bij het
krachtig intrappen van het gas-
pedaal, kan de snelheidsbe-
grenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschre-
den.
Bij het gebruik van de snelheidsbegren-
zer moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn aan-
dacht op het verkeer blijven vestigen en
zijn verantwoordelijkheid nemen.
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.
- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
De ingestelde snelheid kan indien
nodig op de volgende wijze tijdelijk
worden overschreden.
Als het gaspedaal geleidelijk dieper
wordt ingetrapt, wordt de snelheid
niet verhoogd. Als het gaspedaal
echter
met kracht wordt ingetrapt,
tot voorbij het zware punt, wordt de
begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en
knippert de ingestelde snelheid op
het display (bijv. bij 110 km/h):
RIJDEN

Page 120 of 189

8
104
Deze snelheidsregelaar van de nieu-
we generatie is gekoppeld aan de
snelheidsbegrenzer. De ingestelde
snelheid wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Hiermee kan de bestuurder met een
constante ingestelde snelheid rijden.
Deze voorziening werkt alleen bij
snelheden boven ongeveer 40 km/h
vanaf de 4e versnelling bij auto’s met
handgeschakelde versnellingsbak.
Bij auto’s met automatische trans-
missie moet de selectiehendel in de
stand D staan of moet in de sequen-
tiële stand minimaal de tweede ver-
snelling zijn ingeschakeld. Druk, als de snelheidsregelaar is ge-
activeerd, op deze knop om de kilo-
meterteller/dagteller weer te geven.
Na enkele seconden, of door nog-
maals op de knop te drukken, keert
het display terug naar de weergave
van de snelheidsregelaar.Eerste keer activeren/instellen
van een snelheid
Druk op de toets
2 of 3 zodra de ge-
wenste snelheid is bereikt. De snel-
heid is nu in het geheugen opgeslagen
en op het display verschijnt (bijv. bij
110 km/h):
Selecteren van de functie
 Zet de draaiknop 1 in de stand
CRUISE . De snelheidsregelaar is
nog niet geactiveerd en er is nog
geen snelheid ingesteld. Op het
display verschijnt: Opmerking:
het is mogelijk even gas
te geven zonder dat de snelheidsre-
gelaar wordt uitgeschakeld. De inge-
stelde snelheid zal dan knipperen.
Als het gaspedaal wordt losgelaten,
wordt de ingestelde snelheid weer
aangenomen.
Snelheidsregelaar onderbreken
Als u het rijden met de snelheidsre-
gelaar wilt onderbreken:
 Druk op de toets 4 of trap op het
rem- of koppelingspedaal.
Op het display verschijnt (bijv. bij
110 km/h):
* Volgens land van bestemming
SNELHEIDSREGELAAR*Weergave op het
instrumentenpaneel
RIJDEN

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 190 next >