Peugeot 307 SW 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 189

9
116
CONTROLES
Als de handrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles wor-
den afgesteld.
Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.
Luchtfilter en interieurfilter
Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfilter moet
overeenkomstig het onderhouds-
schema van de constructeur worden
uitgevoerd door een PEUGEOT-ser-
vicepunt. De slijtage van de remblok-
ken is sterk afhankelijk van
de rijstijl, vooral bij stads-
verkeer en veel korte ritten.
Slijtage remschijven
en -trommels
Raadpleeg voor meer informatie
over de controle van uw remschijven
en -trommels een PEUGEOT-ser-
vicepunt.
Gebruik uitsluitend door
PEUGEOT aanbevolen
producten of kwalitatief ge-
lijkwaardige producten.
Om de werking van belangrijke orga-
nen als de stuurbekrachtiging en het
remsysteem te optimaliseren, selec-
teert en biedt PEUGEOT specifieke
producten aan.
Om te voorkomen dat het elektrisch
systeem beschadigd raakt, is het
niet toegestaan met een hogedruk-
reiniger de motorruimte schoon te
maken.
Oliefilter
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de ge-
zondheid en is een erg bijtend middel. Opmerking:
als langdurig met zeer
lage snelheid wordt gereden of de
motor langdurig stationair draait, kan
bij gasgeven soms stoom uit de uit-
laat waargenomen worden. Dit heeft
geen invloed op de prestaties van de
auto en heeft geen gevolgen voor het
milieu.
Gooi afgewerkte olie, rem-
vloeistof en koelvloeistof niet
in het riool, in het water of op
de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar-
voor bestemde containers bij een
PEUGEOT-servicepunt.
Accu
Laat uw accu voor de win-
ter door een PEUGEOT-
servicepunt controleren.
Laat de filters periodiek ver-
vangen. Als de omgeving
daartoe aanleiding geeft,
moeten de filters twee keer
zo vaak worden vervangen.
Remblokken
Hierdoor kan het noodza-
kelijk blijken om de rem-
blokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door,
te laten controleren.
Handrem
Vervang het oliefilterele-
ment regelmatig, volgens
het onderhoudsschema.
Handgeschakelde versnellingsbak
Raadpleeg de bladzijden
in het onderhoudsboekje,
die betrekking hebben op
de motoruitvoering van
uw auto, voor het laten
controleren van de belangrijkste
niveaus en bepaalde onderdelen
volgens het onderhoudsschema
van de constructeur. Niet verversen. Laat het ni-
veau controleren volgens
het onderhoudsschema
van de constructeur.
CONTROLES

Page 132 of 189

9
116
CONTROLES
Als de handrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles wor-
den afgesteld.
Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.
Luchtfilter en interieurfilter
Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfilter moet
overeenkomstig het onderhouds-
schema van de constructeur worden
uitgevoerd door een PEUGEOT-ser-
vicepunt. De slijtage van de remblok-
ken is sterk afhankelijk van
de rijstijl, vooral bij stads-
verkeer en veel korte ritten.
Slijtage remschijven
en -trommels
Raadpleeg voor meer informatie
over de controle van uw remschijven
en -trommels een PEUGEOT-ser-
vicepunt.
Gebruik uitsluitend door
PEUGEOT aanbevolen
producten of kwalitatief ge-
lijkwaardige producten.
Om de werking van belangrijke orga-
nen als de stuurbekrachtiging en het
remsysteem te optimaliseren, selec-
teert en biedt PEUGEOT specifieke
producten aan.
Om te voorkomen dat het elektrisch
systeem beschadigd raakt, is het
niet toegestaan met een hogedruk-
reiniger de motorruimte schoon te
maken.
Oliefilter
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de ge-
zondheid en is een erg bijtend middel. Opmerking:
als langdurig met zeer
lage snelheid wordt gereden of de
motor langdurig stationair draait, kan
bij gasgeven soms stoom uit de uit-
laat waargenomen worden. Dit heeft
geen invloed op de prestaties van de
auto en heeft geen gevolgen voor het
milieu.
Gooi afgewerkte olie, rem-
vloeistof en koelvloeistof niet
in het riool, in het water of op
de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar-
voor bestemde containers bij een
PEUGEOT-servicepunt.
Accu
Laat uw accu voor de win-
ter door een PEUGEOT-
servicepunt controleren.
Laat de filters periodiek ver-
vangen. Als de omgeving
daartoe aanleiding geeft,
moeten de filters twee keer
zo vaak worden vervangen.
Remblokken
Hierdoor kan het noodza-
kelijk blijken om de rem-
blokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door,
te laten controleren.
Handrem
Vervang het oliefilterele-
ment regelmatig, volgens
het onderhoudsschema.
Handgeschakelde versnellingsbak
Raadpleeg de bladzijden
in het onderhoudsboekje,
die betrekking hebben op
de motoruitvoering van
uw auto, voor het laten
controleren van de belangrijkste
niveaus en bepaalde onderdelen
volgens het onderhoudsschema
van de constructeur. Niet verversen. Laat het ni-
veau controleren volgens
het onderhoudsschema
van de constructeur.
CONTROLES

Page 133 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
117
Plaatsen van de auto
 Zet de auto voor zover mogelijk
op een horizontale, stabiele en
stroeve ondergrond.
 Trek de handrem aan, zet het
contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in (bij
automatische transmissie in de
stand P). Toegang tot het reservewiel

Open de bagageruimte.
 Open het luik met de lus om de lier
los te maken en bij de bout van de
reservewielhouder te komen.
 Draai de bout volledig los met de
wielsleutel 1 om de houder met
het reservewiel te laten zakken.
Beschikbaar gereedschap
Het volgende gereedschap bevindt
zich:
- in het rechter zijpaneel van de
bagageruimte,
1. Wielsleutel.
2. Afneembaar sleepoog.
3. Gereedschap voor verwijderen
slotbouten.
- in de kist in het hart van het reservewiel,
4.
Krik met verlengstuk wielsleutel.5. Centreerpen.
6. Gereedschap voor verwijderen
sierdop.
WIEL VERWISSELEN

Page 134 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
118
 Verwijder de houder met het
reservewiel via de achterzijde van
de auto.
 Haal de gekartelde haak eruit om
het reservewiel uit de houder te
nemen, zoals aangegeven in de
afbeelding. Wiel demonteren


Schuif het deksel van de kist open
om bij het gereedschap te komen.
 Blokkeer indien nodig het wiel
kruislings tegenover het te verwis-
selen wiel met een wielblok.
 Verwijder de wieldop door de wiel-
sleutel 1 in de opening van het
ventiel te steken en de wieldop
los te trekken (auto’s met stalen
velgen).
 Draai de wielbouten iets los (zie
paragraaf 'Bijzonderheden licht-
metalen velgen' voor auto's met
lichtmetalen velgen).
Opmerking: U kunt het andere
uiteinde van het gereedschap 6
gebruiken om de wielbouten los te
draaien. 
Plaats de kop van de krik 4 in één
van de vier steunpunten A aan de
onderzijde bij het te verwisselen
wiel.
 Vouw de krik 4 uit tot het voetstuk
op de grond staat. Zorg ervoor dat
het voetstuk zich loodrecht onder
het steunpunt A bevindt.
 Krik de auto op.
 Verwijder één wielbout en vervang
deze door de centreerpen 5.
 Verwijder de andere wielbouten
en het wiel.

Page 135 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
119
Wiel monteren
 Plaats het wiel met behulp van de
centreerpen 5.

Draai de wielbouten met de hand
vast en verwijder de centreerpen 5.
 Draai de wielbouten met de
wielsleutel 1 enigszins vast.
 Laat de krik 4 zakken en verwijder
deze vervolgens.
 Draai de wielbouten met de
wielsleutel 1 vast.
 Plaats de wieldop, begin bij de
opening voor het ventiel en druk
de wieldop rondom met de hand
vast.
 Berg het desbetreffende gereed-
schap op in de kist en sluit het
deksel.
 Zet de kist op de grond en cen-
treer het reservewiel op de kist.
 Plaats de gekartelde haak in het
deksel van de kist.
 Monteer het wiel onder de auto
door de bout van de reservewiel-
houder aan te draaien met de
wielsleutel 1.
 Draai de bout aan en controleer
of het wiel goed vlak tegen de
bodem van de bagageruimte
aan ligt .
 Sluit het luik met de lus om de lier
te vergrendelen.
 Berg het overige gereedschap op
in het rechter zijpaneel van de ba-
gageruimte. Verwissel een wiel uit
veiligheidsoverwegingen
alleen:
- op een horizontale, stabiele en vlakke ondergrond,
- met aangetrokken handrem, afge- zet contact,
-
met de 1e versnelling of de achteruit
ingeschakeld (bij een automatische
transmissie de stand P),
- als de auto geblokkeerd is met een
wielblok.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken).
Monteer de gereedschapskist
nooit zonder het reservewiel on-
der de auto.
Gebruik nooit ander gereedschap
dan de wielsleutel om de haspel te
bedienen. Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van het noodreservewiel*
Uw auto kan zijn voorzien van een
reservewiel waarvan de velg anders
is dan het standaard wiel.
Zorg ervoor dat dit reservewiel
na gebruik zo snel mogelijk wordt
vervangen.
Volg de volgende voorschriften op
om het rijgedrag van uw auto niet te
veranderen:
- rijd niet harder dan
80 km/h,
- monteer geen wieldop,
- rijd voorzichtig,
- controleer de bandenspanning, aangegeven op de sticker.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.
Na het verwisselen van het wiel:
-
laat zo snel mogelijk de montage van
het wiel met de lekke band onder de
auto, het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning
van het reservewiel controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.
- laat de lekke band zo spoedig
mogelijk repareren en verwissel
hem met het reservewiel.
- laat de montage van het reserve- wiel onder de auto controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.
Wielen uitgerust met het
detectiesysteem te lage
bandenspanning
Zie "Detectie te lage bandenspan-
ning" in het gedeelte veiligheid voor
meer informatie.

Page 136 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
120
Sierdoppen
De wielbouten van de lichtmetalen
velgen zijn voorzien van chromen
sierdoppen.
Voordat de wielbouten worden los-
gedraaid dienen de sierdoppen met
behulp van het gele gereedschap 6
te worden verwijderd. Indien uw auto is voorzien van een re-
servewiel met stalen velg, is het
nor-
maal dat bij het monteren de ringen
van de bouten de velg niet raken. Als
de bouten volledig zijn aangedraaid
zorgt het conische draagvlak van de
bouten voor de bevestiging van het
reservewiel.
Monteren van winterbanden
Als u op uw auto winterbanden met
stalen velgen wilt monteren, dient
u speciale bouten te gebruiken, die
verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-
dealer.
Bijzonderheden lichtmetalen
velgenMonteren van het reservewielAntidiefstalbouten
Als de velgen zijn voorzien van anti-
diefstalbouten (één per wiel), dient u
eerst de chromen dop te verwijderen
alvorens de bout los te draaien met
behulp van de dopsleutel en de wiel-
sleutel.
De dopsleutel is u overhandigd bij af-
levering van uw auto, gelijktijdig met
de reservesleutel en de codekaart.
Noteer de op de dopsleutel gegraveer-
de code nauwkeurig. Met deze code
kunt u bij uw PEUGEOT-servicepunt
een nieuwe dopsleutel verkrijgen.

Page 137 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
121
1. Dimlicht (H1-55 W of xenonlampen).
LET OP: ELECTROCUTIEGEVAAR
Het vervangen van een xenonlamp
mag worden uitgevoerd door een
PEUGEOT-servicepunt.
2. Grootlicht (H7-55 W).
 Verwijder de beschermkap van de
defecte lamp.
 Neem de stekker los.
 Druk op het uiteinde van de borg-
lippen om deze los te maken.
Vervang de lamp.
Let bij het monteren op de goede stand van de nokjes en controleer
of de borglippen goed vastzitten. 
Sluit de stekker weer aan.
 Monteer de beschermkap weer.
Koplampen
Verwijder de afdekplaat* rechts in de
motorruimte:
- druk op het midden van de plastic
pluggen A,
- verwijder de plastic pluggen,
- verwijder de afdekplaat.
Vergeet na het vervangen van de
lamp niet om alle onderdelen weer
correct aan te brengen:
- breng de afdekplaat* aan,
- breng de plastic pluggen A aan en
druk ze aan de bovenzijde vast.
* Volgens motoruitvoering.Raak de lampen uitsluitend
met een droge doek aan.De koplampen zijn uitgerust
met glazen van polycarbo-
naat voorzien van een beschermlaag.
Gebruik voor het schoonmaken
van de koplampen nooit een droge
doek of een schuur-, schoonmaak-
of oplosmiddel.
Gebruik een spons en zeepwater.
LAMPEN VERVANGEN

Page 138 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
122
3. Parkeerlicht (W 5 W).
 Verwijder de beschermkap van de
defecte lamp.
 Neem de stekker los.
 Verwijder en vervang de lamp.
4. Richtingaanwijzers (PY 21 W amberkleurig).
 Draai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder deze.
 Vervang de lamp.
Opmerking: bij bepaalde weers-
omstandigheden (lage temperatuur,
vochtig weer) , kan aan de binnen-
zijde van de koplampen enige
condensvorming ontstaan . Deze
verdwijnt zodra de lampen enige tijd
branden. 5. Mistlampen (H11-55 W).
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om deze te laten vervangen.
 Druk het zijknipperlicht naar voren
en trek het geheel los.
 Verwijder en vervang het zijknip-
perlicht.
De zijknipperlichten zijn verkrijgbaar
bij een PEUGEOT-servicepunt.
De amberkleurige lampen
(richtingaanwijzers en zijknip-
perlichten) moeten worden
vervangen door lampen met
dezelfde kleur en eigenschappen.
Geïntegreerde zijknipperlichten

Page 139 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
123
1. Remlichten (P 21 W).
2. Achterlichten (x 2) (R 5 W).
3. Richtingaanwijzers (P 21 W).
4. Achteruitrijlicht (P 21 W), rechts.
Mistachterlicht (P 21 W), links.
Deze 6 lampen worden vervangen
door de achterlichtunit te verwijderen:
 verwijder de bekleding van het
desbetreffende zijpaneel van de
bagageruimte om bij de achter-
lichtunit te komen,
 verwijder de bevestigingsmoer
van de achterlichtunit aan de bin-
nenzijde van de bagageruimte,
 verwijder de bevestigingsmoer
van de achterlichtunit aan de bui-
tenzijde van de bagageruimte,
 verwijder de achterlichtunit,
 maak de bedrading los, 
druk op de lipjes A en verwijder
de lamphouder,
 vervang de defecte lamp.
Opmerking: gebruik indien nodig
de wielsleutel om de moeren los te
draaien.
Let er bij het plaatsen op dat de lamp-
houder en de achterlichtunit goed
worden geplaatst. 
Maak de bovenste bekleding van
de achterklep aan beide zijden
los en verwijder deze voorzichtig
haaks ten opzichte van de monta-
gerichting.
 Steek een schroevendraaier in de
twee buitenste gaten B om op de
twee borglippen C te drukken.
 Houd de borglippen ingedrukt om
de lampunit naar buiten te duwen.
 Trek de lampunit naar buiten
terwijl u hem kantelt.
 Vervang de defecte lamp.
 Let er bij het terugplaatsen op dat
de borglippen goed worden ge-
plaatst en dat de bekleding van
de achterklep juist aangebracht
wordt.
Kentekenplaatverlichting
(W 5 W)
 Steek een kleine schroevendraai-
er in een van de buitenste gaten
van het lampglas.
 Duw het lampglas naar buiten om
het los te maken.
 Verwijder het lampglas.
 Vervang de defecte lamp.
Derde remlicht: 4 lampen
W 5 W.
Achterlichten

Page 140 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
124
ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich onder
aan het dashboard (bestuurderszijde)
en onder de motorkap (links).
Goed Defect
Draai met een muntstuk (1) de
schroef een kwart omwenteling
los en maak de klep los door aan
het gedeelte rechts boven (2) te
trekken.
Zekering Ampère Functies F1 15 A Ruitenwisser achter.
F2 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.
F3 5 A Elektronische eenheid airbags en
pyrotechnische gordelspanners.
F4 10 A
Schakelaar rem- en koppelingspedaal, schakelaar
koelvloeistofniveaumeter, sensor verdraaiing
stuurwiel, diagnoseaansluiting, sensor ESP,
elektrochrome binnenspiegel, pomp roetfilter.
F5 30 A Voeding ruitbediening vóór en zonnescherm
panoramadak, verwarming buitenspiegels.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt,
dient u eerst de oorzaak van de sto-
ring op te sporen en te (laten) verhel-
pen. De nummers van de zekeringen
zijn aangegeven op de zekeringkast.
Vervang een defecte zekering al-
tijd door een zekering met dezelfde
stroomsterkte (dezelfde kleur).
Gebruik de speciale tang, die zich
aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast van het dash-
board bevindt. Deze steun bevat te-
vens de reservezekeringen.
Zekeringen dashboard

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 190 next >