Peugeot 307 SW 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 141 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
126
Zekeringen in de motorruimte
Maak het deksel los om bij de zeke-
ringen in de motorruimte (naast de
accu) te komen.
Sluit na de werkzaamheden het
deksel zorgvuldig voor een goede
afdichting van het zekeringenkastje.Zekering Ampère Functies
F1 20 A Voeding elektronische eenheid motor en relais hoge snelheid motorventilateur.
F2 15 A Claxon.
F3 10 A Ruitensproeiers vóór en achter.
F4 20 A Koplampsproeiers.
F5 15 A Brandstofpomp en elektroklep absorptievat (2 liter benzine).
F6 10 A Elektronische eenheid automatische transmissie met 4 versnellingen,
blokkeerschakelaar
automatische transmissie, contact impulsbediening, relais hoge sne lheid motorventilateur,
xenonkoplamp rechts en links.
F7 10 A
Elektronische eenheid ABS/ESP, elektronische eenheid elektropompgroep stuurbekrachtiging.

Page 142 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
127
Zekering AmpèreFuncties
F8 20 A Bediening van de startmotor.
F9 10 A Eenheid extra verwarming (diesel), schakelaar koelvloeistofniveaumeter .
F10 30 A
Regelorganen elektronische eenheid motor (bobine, elektroklepp en, lambdasondes, elektronische
eenheden, verstuivers, voorverwarmers), elektroklep absorptievat (1,6 lit er benzine).
F11 40 AAanjager airconditioning.
F12 30 A Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.
F13 40 A Voeding intelligente servicecentrale (BSI) (+ na contact).
F14 30 A Luchtpomp (2 liter benzinemotor).
F15 10 A Grootlicht rechts.
F16 10 A Grootlicht links.
F17 15 A Dimlicht links.
F18 15 A Dimlicht rechts.
F41 15 A Elektronische eenheid automatische transmissie met 6 versnellingen.

Page 143 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
128
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt voordat u andere elektrische voorzie ningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit het verhelpen van storingen veroorzaakt door het monteren
van extra accessoires die niet door PEUGEOT aanbevolen en geleverd worden of door voorzieningen die niet volgens de
voorschriften van PEUGEOT zijn gemonteerd. Dit geldt met name voor apparatuur met een stroomverbruik van meer dan
10 milliampère. Zekering Ampère
Functies
MF1* 30 A
Motorventilateurgroep 200 W.
50 A Motorventilateurgroep 400 W en 460 W.
MF2* 30 A Pomp ABS/ESP.
MF3* 30 A Elektrokleppen ABS/ESP.
.
MF4* 80 AVoeding intelligente Servicecentrale (BSI).
MF5* 80 A Voeding intelligente Servicecentrale (BSI).
MF6* 80 A Zekeringkast dashboard.
MF8* 70 A Elektropompgroep stuurbekrachtiging.
* De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Werkzaamheden aan de hoofdzeke-
ringen dienen door een PEUGEOT-servicepunt uitgevoerd te worden.

Page 144 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
124
ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich onder
aan het dashboard (bestuurderszijde)
en onder de motorkap (links).
Goed Defect
Draai met een muntstuk (1) de
schroef een kwart omwenteling
los en maak de klep los door aan
het gedeelte rechts boven (2) te
trekken.
Zekering Ampère Functies F1 15 A Ruitenwisser achter.
F2 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.
F3 5 A Elektronische eenheid airbags en
pyrotechnische gordelspanners.
F4 10 A
Schakelaar rem- en koppelingspedaal, schakelaar
koelvloeistofniveaumeter, sensor verdraaiing
stuurwiel, diagnoseaansluiting, sensor ESP,
elektrochrome binnenspiegel, pomp roetfilter.
F5 30 A Voeding ruitbediening vóór en zonnescherm
panoramadak, verwarming buitenspiegels.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt,
dient u eerst de oorzaak van de sto-
ring op te sporen en te (laten) verhel-
pen. De nummers van de zekeringen
zijn aangegeven op de zekeringkast.
Vervang een defecte zekering al-
tijd door een zekering met dezelfde
stroomsterkte (dezelfde kleur).
Gebruik de speciale tang, die zich
aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast van het dash-
board bevindt. Deze steun bevat te-
vens de reservezekeringen.
Zekeringen dashboard

Page 145 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
125
Zekering AmpèreFuncties
F6 30 A Voeding ruitbediening achter.
F7 5 A Plafonniers vóór en achter, kaartleeslampjes, verlichting dashboard
kastje, schakelaar
zonnescherm.
F8 20 A Autoradio, autoradio-/telefoonsysteem, multifunctioneel displa
y, sirene alarm, eenheid
inbraakalarm, servicecentrale trekhaakaansluiting, voeding stuurkolomsch akelaars.
F9 30 A 12 V-aansluiting vóór, 12 V-aansluiting achter.
F10 15 A Elektronische eenheid automatische transmissie, remlichtschakelaar (STOP),
elektronische eenheid bandenspanningsdetectie.
F11 15 A Diagnoseaansluiting, contactslot met een circuit met lage stroo
msterkte, elektronische
eenheid roetfilter.
F12 15 A Parkeerhulp achter.
F13 5 A Voeding servicecentrale motor, regen/-lichtsensor.
F14 15 A Servicecentrale trekhaakaansluiting, instrumentenpaneel, automati
sche airconditioning,
elektronische eenheid airbags en pyrotechnische gordelspanners, ha ndsfree set.
F15 30 A Voeding vergrendeling en supervergrendeling.
F16 - Shunt tijdens opslag.
F17 40 A Achterruitverwarming.
F39 20 A Stoelverwarming bestuurders- en passagiersstoel.

Page 146 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
129
De ruitenwissers in de
onderhoudsstand zetten
 Bedien de ruitenwisserschakelaar
binnen één minuut na het afzet-
ten van het contact om de ruiten-
wissers naar het midden van de
voorruit te bewegen (onderhouds-
stand).
Vervangen van een wisserblad
 Til de ruitenwisserarm op, maak de
clip los en verwijder het wisserblad.
 Monteer het nieuwe wisserblad
en zet de ruitenwisserarm terug.
Opmerking: Het kortste wisserblad
moet op de rechter ruitenwisserarm
worden gemonteerd.
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de rui-
tenwissers in de ruststand te zet-
ten.
ACCU
Laden met behulp van een
acculader:
- Maak de accupoolklemmen los te beginnen met de (-) kabel,
- Volg de aanwijzingen van de fabri- kant op de acculader,
- Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze be-
dekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accuka-
bels los en reinig de polen en de
klemmen,
- Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel.
Wacht 2 minuten na het afzet-
ten van het contact alvorens
de accu los te koppelen.
Maak de accupoolklemmen
niet los bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de
accukabels los te nemen.
Sluit de ruiten en het zonnescherm
van het panoramadak alvorens de
accupoolklemmen los te maken. Als
de ruiten en het zonnescherm na het
weer aansluiten niet goed werken,
dienen deze te worden gereset (zie
het hoofdstuk "Resetten van de elek-
trisch bedienbare ruiten" en "Panora-
madak").
Zet, elke keer nadat de accukabels
weer zijn aangesloten, het contact AAN
en wacht 1 minuut alvorens de motor
te starten, zodat de elektronische sys-
temen geïnitialiseerd kunnen worden.
Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt
als er zich na deze handeling toch nog
problemen voordoen.
Na het weer aansluiten van de accu-
kabels is het noodzakelijk de afstands-
bediening opnieuw te synchroniseren
en het navigatiesysteem te resetten
(zie het desbetreffende hoofdstuk).
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is.
Starten met een hulpaccu:
- Sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu’s,
- Sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu,
- Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op een
zo ver mogelijk van de accu verwij-
derd massapunt van de te starten
auto,
- Stel de startmotor in werking en laat de motor draaien,
- Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.
Accu’s bevatten schadelijke
stoffen zoals zwavelzuur en
lood. Deze stoffen moeten
volgens de wettelijke voor-
schriften worden afgevoerd en mogen
in geen geval bij het huishoudelijk af-
val worden gedeponeerd.
Lever lege batterijen en accu’s in bij
een speciaal daarvoor aangewezen
inzamelpunt.
WISSERBLADEN
VERVANGEN

Page 147 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
130
ECO-MODE
Nadat de motor is afgezet, wordt
een aantal elektrische voorzieningen
(ruitenwissers, ruitbediening, plafon-
niers, autoradio, telefoon, dimlicht,
enz.) na in totaal ongeveer een half
uur automatisch uitgeschakeld, om
te voorkomen dat de accu ontladen
raakt.
Op dat moment geeft een melding op
het multifunctionele display aan dat
de eco-mode is ingeschakeld.
De functies worden automatisch
weer ingeschakeld als de motor ge-
start wordt.
Om de functies direct weer te kunnen
gebruiken, moet de motor worden ge-
start en moet deze gedurende enige
tijd draaien.
De beschikbare tijd bedraagt het
dubbele van de tijd dat de motor
heeft gedraaid. Deze tijd zal echter
altijd tussen de 5 en 30 minuten be-
dragen.Als de accu ontladen is,
kan de motor niet gestart
worden.
SPAARFASE ACCU
In verband met de laadtoestand van
de accu kunnen tijdens het rijden som-
mige voorzieningen (airconditioning,
achterruitverwarming, interieurverwar-
ming bij auto’s met een dieselmotor,
enz.) tijdelijk uitgeschakeld worden.
Deze voorzieningen worden weer
automatisch ingeschakeld zodra de
laadtoestand van de accu dit toelaat.
Opmerking: De uitgeschakelde
voorzieningen kunnen tevens hand-
matig weer ingeschakeld worden.
Hierbij bestaat het risico dat de accu
ontladen raakt.
Opmerking: als u op het
moment dat de spaarstand
wordt ingeschakeld aan het
telefoneren bent, kunt u het
telefoongesprek gewoon
voortzetten.

Page 148 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
131
Zonder takelen
(4 wielen op de grond)
Gebruik hiervoor altijd een sleep-
stang.
Het demonteerbare sleepoog is op-
geborgen in de bekleding aan de
rechterkant van de bagageruimte.Aan de voorzijde:

Maak het klepje los door op de
onderkant ervan te drukken.
 Draai het demonteerbare sleep-
oog vast tot het stuit.
Getakeld
(2 wielen op de grond)
Het professioneel takelen van de
wagen geniet de voorkeur.
Bij het slepen van de auto
met stilstaande motor zijn de
rem- en stuurbekrachtiging
uitgeschakeld.
SLEPEN VAN UW AUTO
Aan de achterzijde:
 Maak het klepje aan de bovenkant
los met behulp van een munt-
stuk.
 Draai het demonteerbare sleep-
oog vast tot het stuit.
Bijzonderheden automatische
transmissie
Bij het slepen van de auto, zonder
takelen, moet aan de volgende voor-
waarden voldaan worden:
- selectiehendel in de stand N,
- rijd met een snelheid van maximaal 50 km/h en sleep de auto over een
afstand van hoogstens 50 km,
- voeg geen extra vloeistof toe aan de automatische transmissie.

Page 149 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
132
Adviezen
Gewichtsverdeling: verdeel het ge-
wicht in de caravan/aanhanger gelijk-
matig en houd u aan de toegestane
kogeldruk.
Koeling: het trekken van een aan-
hanger op een helling veroorzaakt
een hogere koelvloeistoftempera-
tuur.
De koelventilator wordt elektrisch be-
diend en is niet afhankelijk van het
motortoerental.
Pas uw snelheid aan om het toeren-
tal te beperken.
Het maximum aanhangergewicht
is afhankelijk van het hellingsper-
centage en de temperatuur van de
buitenlucht.
Let in elk geval goed op de aanwij-
zing van de koelvloeistoftempera-
tuurmeter.
Als het verklikkerlampje van de koel-
vloeistoftemperatuur gaat branden,
stop dan zo snel mogelijk en zet de
motor af. Banden:
controleer de bandenspan-
ning van de auto en de aanhanger en
breng deze indien nodig op de juiste
waarde.
Remmen: het trekken van een
aanhanger vergroot de remweg.
Verlichting: controleer de verlichting
van de aanhanger.
Zijwind: houd er rekening mee dat
de zijwindgevoeligheid van de auto
groter is.
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER, EEN
CARAVAN, EEN BOOT...
Wij raden u aan gebruik te maken
van een speciaal door PEUGEOT
geteste en goedgekeurde trekhaak
en deze door een PEUGEOT-ser-
vicepunt te laten monteren.
Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld
voor het vervoer van personen en
bagage, maar is tevens geschikt voor
het trekken van een aanhanger.
Het rijden met een aanhanger heeft
veel invloed op het rijgedrag van de
auto en vergt daarom extra aandacht
van de bestuurder.
Door een geringere luchtdichtheid
nemen de prestaties van de motor
af als men op grotere hoogte boven
de zeespiegel komt. Trek boven de
1 000 m 10 % van het maximum
aanhangergewicht af en herhaal dit
voor elke volgende 1 000 m.
De parkeerhulp wordt bij het aankop-
pelen van een aanhanger automa-
tisch uitgeschakeld.

Page 150 of 189

10PRAKTISCHE INFORMATIE
133
Let, bij het monteren van de dwars-
dragers, op de juiste bevestigings-
plaatsen.
Deze zijn door middel van merkte-
kens op de dakrailing aangegeven.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen accessoires en houd u
aan de montagevoorschriften van de
fabrikant.Max. toegestane daklast op
imperiaal, bij een maximale
laadhoogte van 40 cm
(m.u.v. fietsen): 100 kg.
Pas bij een belading hoger
dan 40 cm, de rijsnelheid aan
de omstandigheden aan om
schade aan de allesdragers te
voorkomen.
ALLESDRAGERS MONTEREN

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 190 next >