Peugeot 307 SW 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 51 of 189

3COMFORT
49
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets "AUTO" zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
Bij het indrukken van deze
toets wordt de luchtverver-
sing uitgeschakeld.
Schakel deze stand niet te
lang in (kans op beslagen
ruiten, stank, vochtigheid).
Druk de toets nogmaals in zodra dit
mogelijk is om de automatische wer-
king van de airconditioning te hervat-
ten. De aanduiding "A/C" verschijnt
op het display.
6. Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit en de zijruiten (ontwa- semen of ontdooien).
- de voorruit, de zijruiten en de been- ruimte.
- de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters. 7. Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan vergroot of
verkleind worden door respectievelijk
de toets
"kleine propeller" of "grote
propeller" in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst,
de propeller, wordt afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk voller.
8. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie 9. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
10. Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets "kleine propeller"
van de luchtopbrengstregeling 7 tot
het symbool van de propeller is ver-
dwenen.
Alle functies van de airconditioning
worden dan uitgeschakeld, behalve
de achterruitverwarming 9.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine
luchtstroom gehandhaafd om het be-
slaan van de ruiten te voorkomen en
de lucht te verversen.
Druk op de toets "grote propeller"
van de luchtopbrengstregeling 7 of
op de toets AUTO om het systeem
weer met de laatst ingestelde waar-
den in te schakelen.
Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd.
Het symbool van de lucht-
recirculatie
8 wordt weer-
gegeven.
De luchtrecirculatie dient om de toe-
voer van buitenlucht bij stank en stof-
overlast af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen als
dit echt nodig is (om te voorkomen dat
de ruiten beslaan en de luchtkwaliteit
in het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecircu-
latie niet meer nodig is nogmaals in
om de toevoer van buitenlucht te her-
vatten en het beslaan van de ruiten
te voorkomen.
5. Airconditioning aan/uit
Druk op deze toets om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
Het verklikkerlampje in de
toets
9 gaat branden.
De verwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroom-
verbruik te voorkomen. Het is mo-
gelijk om de achterruitverwarming
eerder uit te schakelen door de toets
nogmaals in te drukken.

Page 52 of 189

3COMFORT
50
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Verstellen
 Zet de knop A naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te
selecteren.
 Duw de knop B in de 4 richtingen
om de spiegel af te stellen.
 Zet de knop A weer in het
midden.
Inklappen
- vanuit het interieur:
 Trek bij aangezet contact de scha-
kelaar A naar achteren.
- van buitenaf:
 Vergrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel. Uitklappen
- vanuit het interieur:

Trek bij aangezet contact de scha-
kelaar A naar achteren.
- van buitenaf:
 Ontgrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel.
Het automatisch in- en
uitklappen van de bui-
tenspiegels kan worden
gedeactiveerd door een
PEUGEOT-servicepunt.
Bij een zware belasting van
de motor (trekken van een
aanhanger op een steile hel-
ling bij een hoge buitentem-
peratuur) kan de airconditioning tij-
delijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Sluit de ruiten, zodat de airconditio-
ning effectief kan werken.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er
onder de auto een plasje water ver-
schijnt, aangezien de airconditioning
het condenswater druppelsgewijs
afvoert via een daarvoor bestemde
afvoeropening.
Laat het systeem regelmatig contro-
leren om de goede werking van de
airconditioning te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door een PEUGEOT-ser-
vicepunt controleren. Opmerking:
Als de buitenspiegels
zijn ingeklapt met behulp van de
schakelaar A, worden ze niet auto-
matisch uitgeklapt als de auto wordt
ontgrendeld met de afstandsbedie-
ning of de sleutel. Trek nogmaals de
schakelaar A naar achteren om de
buitenspiegels uit te klappen.
SPIEGELS
Het uiteinde van het glas van
de buitenspiegel aan bestuur-
derszijde is asferisch (dit ge-
deelte is door middel van een
stippellijn afgetekend) om de
"dode hoek" op te heffen.
Bovendien lijken de weergegeven
objecten in de spiegels aan bestuur-
ders- en passagierszijde verder af
dan ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden ge-
houden om de afstand ten opzichte
van achteropkomend verkeer goed
in te schatten.

Page 53 of 189

3COMFORT
50
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Verstellen
 Zet de knop A naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te
selecteren.
 Duw de knop B in de 4 richtingen
om de spiegel af te stellen.
 Zet de knop A weer in het
midden.
Inklappen
- vanuit het interieur:
 Trek bij aangezet contact de scha-
kelaar A naar achteren.
- van buitenaf:
 Vergrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel. Uitklappen
- vanuit het interieur:

Trek bij aangezet contact de scha-
kelaar A naar achteren.
- van buitenaf:
 Ontgrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel.
Het automatisch in- en
uitklappen van de bui-
tenspiegels kan worden
gedeactiveerd door een
PEUGEOT-servicepunt.
Bij een zware belasting van
de motor (trekken van een
aanhanger op een steile hel-
ling bij een hoge buitentem-
peratuur) kan de airconditioning tij-
delijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Sluit de ruiten, zodat de airconditio-
ning effectief kan werken.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er
onder de auto een plasje water ver-
schijnt, aangezien de airconditioning
het condenswater druppelsgewijs
afvoert via een daarvoor bestemde
afvoeropening.
Laat het systeem regelmatig contro-
leren om de goede werking van de
airconditioning te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door een PEUGEOT-ser-
vicepunt controleren. Opmerking:
Als de buitenspiegels
zijn ingeklapt met behulp van de
schakelaar A, worden ze niet auto-
matisch uitgeklapt als de auto wordt
ontgrendeld met de afstandsbedie-
ning of de sleutel. Trek nogmaals de
schakelaar A naar achteren om de
buitenspiegels uit te klappen.
SPIEGELS
Het uiteinde van het glas van
de buitenspiegel aan bestuur-
derszijde is asferisch (dit ge-
deelte is door middel van een
stippellijn afgetekend) om de
"dode hoek" op te heffen.
Bovendien lijken de weergegeven
objecten in de spiegels aan bestuur-
ders- en passagierszijde verder af
dan ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden ge-
houden om de afstand ten opzichte
van achteropkomend verkeer goed
in te schatten.

Page 54 of 189

3COMFORT
51
De binnenspiegel verstelt geleide-
lijk en automatisch van de dag- in
de nachtstand. Om verblinding te
voorkomen, wordt de spiegel auto-
matisch donker, afhankelijk van de
hoeveelheid licht die vanaf de ach-
terzijde van de auto op de spiegel
valt. Zodra de hoeveelheid licht (bij-
voorbeeld zonneschijn, verlichting
van achteropkomend verkeer) ver-
mindert, wordt het spiegelbeeld weer
helder voor een optimaal zicht.
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- dagstand (normaal),
- nachtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nacht-
stand gezet worden met behulp van
het hendeltje aan de onderzijde.
Werking
Zet het contact aan en druk op
schakelaar
1:
- Verklikkerlampje 2 aan (schakelaar
ingedrukt): automatische werking.
- Verklikkerlampje 2 uit: automati-
sche werking uitgeschakeld. De
spiegel blijft in de dagstand staan.
Bijzonderheden
Zodra de achteruit wordt ingescha-
keld, wordt de spiegel in de dagstand
gezet voor een maximaal zicht naar
achteren. Zorg dat de auto stil staat en
ontgrendel het stuurwiel door aan
hendel A te trekken.
Verstel het stuurwiel in hoogte en
diepte.
Vergrendel het stuurwiel door de
hendel A volledig in te drukken.
STUURWIEL IN HOOGTE EN
DIEPTE VERSTELLENAutomatische binnenspiegel

Page 55 of 189

3COMFORT
51
De binnenspiegel verstelt geleide-
lijk en automatisch van de dag- in
de nachtstand. Om verblinding te
voorkomen, wordt de spiegel auto-
matisch donker, afhankelijk van de
hoeveelheid licht die vanaf de ach-
terzijde van de auto op de spiegel
valt. Zodra de hoeveelheid licht (bij-
voorbeeld zonneschijn, verlichting
van achteropkomend verkeer) ver-
mindert, wordt het spiegelbeeld weer
helder voor een optimaal zicht.
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- dagstand (normaal),
- nachtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nacht-
stand gezet worden met behulp van
het hendeltje aan de onderzijde.
Werking
Zet het contact aan en druk op
schakelaar
1:
- Verklikkerlampje 2 aan (schakelaar
ingedrukt): automatische werking.
- Verklikkerlampje 2 uit: automati-
sche werking uitgeschakeld. De
spiegel blijft in de dagstand staan.
Bijzonderheden
Zodra de achteruit wordt ingescha-
keld, wordt de spiegel in de dagstand
gezet voor een maximaal zicht naar
achteren. Zorg dat de auto stil staat en
ontgrendel het stuurwiel door aan
hendel A te trekken.
Verstel het stuurwiel in hoogte en
diepte.
Vergrendel het stuurwiel door de
hendel A volledig in te drukken.
STUURWIEL IN HOOGTE EN
DIEPTE VERSTELLENAutomatische binnenspiegel

Page 56 of 189

3COMFORT
52
VOORSTOELEN
1. Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel in
de gewenste stand.
2. Hoogteverstelling bestuurders- en
passagiersstoel
Trek de hendel omhoog of duw deze
omlaag tot de gewenste stand be-
reikt is.
3. Rugleuningverstelling
Duw de handgreep naar achteren.
4. Opklaptafeltje
U heeft de beschikking over een op-
klaptafeltje met bekerhouder in de
achterkant van beide voorstoelen.

Page 57 of 189

3COMFORT
53
5. Hoogte- en hoekverstelling hoofdsteun
Trek de hoofdsteun naar boven om
hem hoger te zetten.
Druk op de pal A en trek de hoofdsteun
omhoog om hem te verwijderen.
Steek om de hoofdsteun terug te zet-
ten de pennen van de hoofdsteun in
de openingen van de rugleuning tot
de hoofdsteun op zijn plaats blijft.
Druk gelijktijdig op de pal A en op de
hoofdsteun om deze lager te zetten.
Voor uw veiligheid is de hoofdsteun
voorzien van een gekarteld me-
chanisme om te voorkomen dat de
hoofdsteun bij een aanrijding naar
beneden zakt. 8. Schakelaars stoelverwarming
Ga nooit rijden als de hoofd-
steunen zijn verwijderd; de
hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en correct zijn af-
gesteld.
HOOFDSTEUNEN ACHTER
Zet de hoofdsteunen omhoog om ze
te gebruiken en omlaag als de desbe-
treffende zitplaats niet gebruikt wordt.
De hoofdsteunen kunnen bovendien
worden verwijderd.
Verwijderen: trek de hoofdsteun om-
hoog tot aan de aanslag en druk de
blokkeerpal (buitenste stoel) of de
twee nokken (middelste stoel) in.
6. Armsteunen vóór
Deze zijn neerklapbaar en uitneembaar.
Druk, om de armsteun te verwijde-
ren, op de knop tussen de armsteun
en de rand van de zitting en trek de
armsteun omhoog.
7. Opbergladen
Onder beide voorstoelen heeft u de
beschikking over een opberglade*.
- Til de opberglade iets op en trek
hem naar voren om de lade te ope-
nen.
- Trek om de opberglade te verwijde- ren de lade geheel open, druk op
de uiteinden van de geleiders, til de
lade op en trek hem vervolgens ge-
heel naar buiten.
- Zet om de opberglade terug te plaatsen de achterzijde in de gelei-
der en druk op de bovenzijde om
de lade vast te klikken.
Onder de passagiersstoel is een spe-
ciale ruimte om een verbanddoos en
een gevarendriehoek (klein model)
op te bergen.
De juiste stand van de hoofdsteun
is als de bovenzijde van de hoofd-
steun zich ter hoogte van de bo-
venzijde van het hoofd bevindt.
Kantel de onderzijde van de hoofd-
steun naar voren of naar achteren
om de hoek te verstellen. Plaats geen zware voorwer-
pen in de opbergladen.Druk de schakelaar bij draaiende
motor in. De temperatuur wordt auto-
matisch geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de verwarming weer uit te schakelen.
Opmerking:
De geselecteerde stand
van de stoelverwarming blijft nadat
het contact is afgezet nog twee mi-
nuten in het geheugen.
* Volgens uitvoering.

Page 58 of 189

3COMFORT
54
Uitstappen van de 3e zitrij
of wegklappen vanuit de
bagageruimte
Zet de hoofdsteun in de laagste stand.
Klap de rugleuning op de zitting met
de band B.
Opmerking: Druk de rugleuning te-
gen de zitting aan om de rugleuning
in deze stand te vergrendelen (zoals
bij verwijderen).
Trek de band C omhoog om de achter-
ste stoelbevestiging te ontgrendelen.
Klap de stoel weg.Verstelling in lengterichting*
Trek de beugel A op en schuif de
stoel in de gewenste stand.
* Behalve extra stoel.
Rugleuningverstelling
Trek aan de band B aan de voorzijde
van de stoel, links of rechts en stel
vervolgens de gewenste hoek in.
Laat de band los om de rugleuning te
vergrendelen.
Trek aan band B aan de achterzijde
van de stoel om de rugleuning van
de stoel vanuit de 3
e zitrij of de baga-
geruimte te verstellen.
Opmerking: de extra stoel kan wor-
den opgeklapt of versteld met de
band B, die zich rechts of links aan
de achterzijde van de stoel bevindt. Toegang tot de 3
e zitrij
Zet de hoofdsteun in de laagste
stand.
Schuif de stoel indien nodig naar
achteren met de beugel A.
Klap de rugleuning op de zitting met
de band B.
Opmerking: druk de rugleuning te-
gen de zitting aan om de rugleuning
in deze stand te vergrendelen (zoals
bij verwijderen).
Trek de band C omhoog om de achter-
ste stoelbevestiging te ontgrendelen.
Klap de stoel weg.
Wegklappen van de buitenste
stoel:ACHTERSTOELEN

Page 59 of 189

3COMFORT
55
Zet de hoofdsteun in de laagste
stand.
Klap de rugleuning op de zitting met
de band B.
De achterkant van de rugleuning
dient nu als tafeltje met vier beker-
houders, twee pennenhouders en
een documenthouder.Wegklappen van middelste
stoel
Zet de hoofdsteun in de laagste stand.
Klap de rugleuning op de zitting met
de band B.
Opmerking: Druk de rugleuning te-
gen de zitting aan om de rugleuning
in deze stand te vergrendelen (zoals
bij verwijderen).
Trek de band C omhoog om de achter-
ste stoelbevestiging te ontgrendelen.
Klap de stoel weg.
Bevestig de ene kant van de span-
band (in de kaartentas van één
van de voorstoelen) voor het rij-
den aan het handvat F en de an-
dere kant aan één van de pennen
van een hoofdsteun voor. Zet de hoofdsteun in de laagste stand.
Trek de band
B (rechts of links aan
de achterzijde van de stoel) naar
achteren en druk de rugleuning om-
laag om deze te ontgrendelen, terwijl
u de band aangetrokken houdt.
Klap de rugleuning op de zitting.
Opmerking: Druk de rugleuning te-
gen de zitting aan om de rugleuning
in deze stand te vergrendelen.
Breng de hendels D omhoog om de
achterste stoelbevestiging te ont-
grendelen en klap de stoel weg.
Bevestig de ene kant van de
spanband (in de kaartentas van
de stoel) voor het rijden aan het
handvat F en de andere kant aan
de handgreep van de achterste
armleuning.
Middelste stoel als tafeltje
installeren Wegklappen van een extra
stoel

Page 60 of 189

3COMFORT
56
Klap de desbetreffende stoel weg.
Kantel de twee rode hendels E onder
de stoel om de voorste stoelbevesti-
ging te ontgrendelen.
Til de stoel op aan het handvat F en
verwijder hem uit de auto.
Plaats bij de 3
e zitrij de doppen in de
openingen om de vloer van de baga-
geruimte vlak te maken.
Een stoel plaatsen
Verwijder bij de 3e zitrij eerst de dop-
pen uit de vloer met behulp van een
kleine schroevendraaier.
Zet voor het plaatsen van de stoelen
op de 3
e zitrij indien nodig eerst die
van de 2e zitrij naar voren.
Zorg ervoor dat de verankerings-
punten van de stoel vrij zijn en de
stoel ongehinderd vergrendeld
kan worden.
Draag de stoel aan het handvat F.
Plaats de voorkant van de stoel in de
verankeringspunten en vergrendel
deze door aan de twee rode hendels E te trekken.
Vergrendeld
Trek de band C omhoog om te con-
troleren of de achterste bevestiging
goed ontgrendeld is.
Kantel de weggeklapte stoel naar
achteren. De achterste bevestiging wordt auto-
matisch vergrendeld.
Controleer of de stoel goed ver-
grendeld is
.
Trek aan de band B en klap de rug-
leuning omhoog.
Druk op de twee hendels D om de
extra stoelen vast te zetten.
Vergrendel de rugleuning al-
leen als het nodig is tegen de
zitting om een lange levens-
duur van de bekleding van
de stoelen te waarborgen.
Vermijd het plaatsen van bagage op
de weggeklapte stoelen.
Gebruik de banden voor het verstel-
len van de stoel nooit om de stoel te
verwijderen, te plaatsen of te dragen.
Gebruik hiervoor de speciale hand-
greep.
Ontgrendeld
Een stoel verwijderen

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 190 next >