Peugeot 307 SW 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 81 of 189

4TOEGANG TOT DE AUTO
72
Beide achterportieren zijn voorzien
van een kinderslot om het openen
van binnenuit te verhinderen.
 Draai de knop een kwart omwen-
teling met de contactsleutel. Waarschuwingsmelding
"achterklep open"
Als de achterklep niet goed is geslo-
ten:
- wordt u
bij draaiende motor ge-
durende enkele seconden gewaar-
schuwd door een afbeelding en een
melding op het multifunctionele dis-
play,
- gaat tijdens het rijden (snelheid
hoger dan 10 km/h) het verklikker-
lampje service branden, in com-
binatie met een geluidssignaal en
een afbeelding en melding op het
multifunctionele display.
Achterklep gelijktijdig met de
portieren ver- of ontgrendelen
De achterklep wordt vergrendeld of
ontgrendeld met de afstandsbedie-
ning of het portierslot aan bestuur-
derszijde.
Trek om de achterklep te openen
aan de handgreep A en trek de ach-
terklep open.
Opmerking: De achterklep wordt
automatisch vergrendeld zodra snel-
ler wordt gereden dan 10 km/h. De
achterklep wordt ontgrendeld zodra
een portier wordt geopend of op de
schakelaar centrale vergrendeling
wordt gedrukt (snelheid lager dan
10 km/h).
BAGAGERUIMTEKindersloten

Page 82 of 189

4TOEGANG TOT DE AUTO
73
Hiermee kan bij een eventuele sto-
ring in de centrale vergrendeling, de
achterklep ontgrendeld worden.
- Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te
komen,
- Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot om de
achterklep te ontgrendelen. Beveiliging tegen beknellen
Als het zonnescherm bij het sluiten
tegen een obstakel stuit, stopt het
automatisch en gaat het langzaam
weer open.
U heeft de beschikking over een pa-
noramadak met getint glas, waardoor
de lichtinval en het zicht in het interi-
eur worden vergroot. Het elektrisch
bedienbaar zonnescherm zorgt voor
een beter thermisch comfort in het
interieur.
Openen: druk op de zijde A van de
schakelaar.
Sluiten: druk op de zijde B van de
schakelaar.
Handbediening: Druk de schakelaar
iets in en laat hem los als het zonne-
scherm in de gewenste stand staat.
Automatisch: Druk de schakelaar he-
lemaal in en het zonnescherm wordt
automatisch volledig geopend of ge-
sloten. Druk nogmaals op de knop om
het zonnescherm te stoppen. Opmerkingen:
U moet bij een storing in de voe-
ding van het zonnescherm, tijdens
het open- of dichtgaan of zodra het
gesloten is, de beveiliging tegen be-
knellen opnieuw instellen:
- Druk op de zijde
B van de schakelaar
totdat het zonnescherm helemaal
gesloten is (het schuift stapsgewijs
steeds enkele centimeters dicht).
Als het panoramadak niet wil sluiten,
moet u, zodra het panoramadak ge-
stopt is:
- op de zijde A van de schakelaar
drukken totdat het zonnescherm
geheel geopend is.
- laat de zijde A los en druk daarna
gelijk op de zijde B van de schake-
laar totdat het zonnescherm geheel
gesloten is (het schuift stapsgewijs
steeds enkele centimeters dicht).
Tijdens deze handelingen is de
beveiliging tegen beknellen uitge-
schakeld.
PANORAMADAKNoodbediening

Page 83 of 189

4TOEGANG TOT DE AUTO
73
Hiermee kan bij een eventuele sto-
ring in de centrale vergrendeling, de
achterklep ontgrendeld worden.
- Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te
komen,
- Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot om de
achterklep te ontgrendelen. Beveiliging tegen beknellen
Als het zonnescherm bij het sluiten
tegen een obstakel stuit, stopt het
automatisch en gaat het langzaam
weer open.
U heeft de beschikking over een pa-
noramadak met getint glas, waardoor
de lichtinval en het zicht in het interi-
eur worden vergroot. Het elektrisch
bedienbaar zonnescherm zorgt voor
een beter thermisch comfort in het
interieur.
Openen: druk op de zijde A van de
schakelaar.
Sluiten: druk op de zijde B van de
schakelaar.
Handbediening: Druk de schakelaar
iets in en laat hem los als het zonne-
scherm in de gewenste stand staat.
Automatisch: Druk de schakelaar he-
lemaal in en het zonnescherm wordt
automatisch volledig geopend of ge-
sloten. Druk nogmaals op de knop om
het zonnescherm te stoppen. Opmerkingen:
U moet bij een storing in de voe-
ding van het zonnescherm, tijdens
het open- of dichtgaan of zodra het
gesloten is, de beveiliging tegen be-
knellen opnieuw instellen:
- Druk op de zijde
B van de schakelaar
totdat het zonnescherm helemaal
gesloten is (het schuift stapsgewijs
steeds enkele centimeters dicht).
Als het panoramadak niet wil sluiten,
moet u, zodra het panoramadak ge-
stopt is:
- op de zijde A van de schakelaar
drukken totdat het zonnescherm
geheel geopend is.
- laat de zijde A los en druk daarna
gelijk op de zijde B van de schake-
laar totdat het zonnescherm geheel
gesloten is (het schuift stapsgewijs
steeds enkele centimeters dicht).
Tijdens deze handelingen is de
beveiliging tegen beknellen uitge-
schakeld.
PANORAMADAKNoodbediening

Page 84 of 189

4TOEGANG TOT DE AUTO
74
Het tanken dient met afgezette mo-
tor te geschieden.
 Open de brandstofvulklep.
 Steek de sleutel in het slot en
draai deze linksom.
 Trek de tankdop uit de vulopening
en bevestig deze aan de haak aan
de binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van
de vulklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit
wel gebeurt, kunnen er storingen op-
treden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 60 liter.
 Vergrendel na het tanken de vul-
dop en sluit de vulklep.
Te laag brandstofniveau
Als het brandstofni-
veau te laag is, gaat
op het instrumenten-
paneel dit verklikker-
lampje branden.
U kunt nog ongeveer 50 km met de
resterende hoeveelheid brandstof
rijden. Storing
Als bij aangezet contact de wijzer
van de brandstofniveaumeter in de
ruststand (onder de 0) blijft staan of
teruggaat naar deze stand, duidt dit
op een storing in de brandstofniveau-
meter.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.BRANDSTOF TANKEN

Page 85 of 189

5ZICHT
75
Verlichting vóór en achter
(ring A)
 Draai de ring A in de gewenste stand.
Overschakelen van dim- naar
grootlicht
 Trek de hendel naar u toe. Auto’s met mistlampen vóór en
mistachterlicht (ring C)
Lichten uit
Parkeerlichten Dim-/grootlicht Mistachterlicht Mistlampen vóór (draai de
ring 1 stand naar voren).
Mistlampen vóór en
mistachterlicht (draai
de ring 2 standen
naar voren).
Opmerking: draai de ring twee stan-
den naar achteren om achtereen-
volgens het mistachterlicht en de
mistlampen vóór te doven.
Auto’s met mistachterlicht
(ring B)
Het mistachterlicht werkt in combina-
tie met het dimlicht en het grootlicht.
Opmerking:
wanneer de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld,
blijven het mistachterlicht en het
dimlicht branden. Draai de ring naar
achteren om het mistachterlicht uit
te schakelen. Het dimlicht wordt dan
automatisch uitgeschakeld. De mistlampen vóór werken in com-
binatie met de parkeerlichten en het
dimlicht.
Mistlampen vóór/mistachterlicht

Draai de ring B of C naar voren om
de mistlampen en het mistachter-
licht in te schakelen en naar ach-
teren om ze uit te schakelen. Het
branden van de mistlampen wordt
aangegeven door een verklikker-
lampje op het instrumentenpaneel.
Geluidssignaal vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de func-
tie automatisch inschakelen van de
verlichting niet is geactiveerd en het
bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als ‘s
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-
kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig zijn.
LICHTSCHAKELAAR
Bij het trekken van een aan-
hanger of de montage van
een fietsendrager met mist-
achterlicht wordt het mist-
achterlicht automatisch uit-
geschakeld.

Page 86 of 189

5ZICHT
76
Automatisch inschakelen van
de verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-
den automatisch ingeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving on-
voldoende is en als de ruitenwissers
wissen. De verlichting wordt uitge-
schakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is of het
wissen is gestopt.
Opmerking: bij mist of sneeuwval
kan de lichtsensor voldoende licht
waarnemen en zullen de lichten niet
automatisch worden ingeschakeld. Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
verschijnt een melding op het multi-
functionele display.
De functie wordt tijdelijk uitgescha-
keld als de verlichting met de licht-
schakelaar wordt bediend.
Follow me home (handmatig)
Als de functie
automatisch inscha-
kelen van de verlichting niet actief
is, blijven de parkeer- en dimlichten
gedurende de ingestelde tijdsduur
van de automatische follow me home
branden.
Bij auto’s zonder de functie automa-
tisch inschakelen van de verlich-
ting blijven de parkeer- en dimlichten
als u de auto verlaat nog 30 seconden
branden.
Richtingaanwijzers
Links: omlaag.
Rechts: omhoog.
Opmerking: indien u bij een wagen-
snelheid hoger dan 80 km/h vergeet
de richtingaanwijzers af te zetten,
wordt automatisch het knippergeluid
versterkt.
Follow me home (automatisch)
Als het contact is afgezet en de func-
tie automatisch inschakelen van
de verlichting actief is, blijven de
parkeer- en dimlichten gedurende
een geselecteerde tijdsduur branden
als u de auto verlaat: Inschakelen:

zet de motor af,
 geef een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Uitschakelen:
 geef nogmaals een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van het
multifunctionele display.
De tijdsduur kan eveneens worden
ingesteld (15, 30 of 60 s) via het
configuratiemenu van het multifunc-
tionele display, behalve bij het mo-
nochroom display A waarbij de
tijdsduur voorgeprogrammeerd is.
Uitschakelen:
 geef een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto. De functie kan worden in-
of uitgeschakeld via het
configuratiemenu
van het
multifunctionele display.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie
verschijnt een melding op het multi-
functionele display.
De functie is actief als de lichtscha-
kelaar in de stand 0 staat.
Bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden en wordt het pic-
togram service weergegeven in com-
binatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Dek de lichtsensor, die aan
de regensensor is gekoppeld
en zich in het midden van de
voorruit, achter de binnen-
spiegel bevindt, niet af. Deze sensor
regelt de automatische verlichting.

Page 87 of 189

5ZICHT
76
Automatisch inschakelen van
de verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-
den automatisch ingeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving on-
voldoende is en als de ruitenwissers
wissen. De verlichting wordt uitge-
schakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is of het
wissen is gestopt.
Opmerking: bij mist of sneeuwval
kan de lichtsensor voldoende licht
waarnemen en zullen de lichten niet
automatisch worden ingeschakeld. Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
verschijnt een melding op het multi-
functionele display.
De functie wordt tijdelijk uitgescha-
keld als de verlichting met de licht-
schakelaar wordt bediend.
Follow me home (handmatig)
Als de functie
automatisch inscha-
kelen van de verlichting niet actief
is, blijven de parkeer- en dimlichten
gedurende de ingestelde tijdsduur
van de automatische follow me home
branden.
Bij auto’s zonder de functie automa-
tisch inschakelen van de verlich-
ting blijven de parkeer- en dimlichten
als u de auto verlaat nog 30 seconden
branden.
Richtingaanwijzers
Links: omlaag.
Rechts: omhoog.
Opmerking: indien u bij een wagen-
snelheid hoger dan 80 km/h vergeet
de richtingaanwijzers af te zetten,
wordt automatisch het knippergeluid
versterkt.
Follow me home (automatisch)
Als het contact is afgezet en de func-
tie automatisch inschakelen van
de verlichting actief is, blijven de
parkeer- en dimlichten gedurende
een geselecteerde tijdsduur branden
als u de auto verlaat: Inschakelen:

zet de motor af,
 geef een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Uitschakelen:
 geef nogmaals een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van het
multifunctionele display.
De tijdsduur kan eveneens worden
ingesteld (15, 30 of 60 s) via het
configuratiemenu van het multifunc-
tionele display, behalve bij het mo-
nochroom display A waarbij de
tijdsduur voorgeprogrammeerd is.
Uitschakelen:
 geef een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto. De functie kan worden in-
of uitgeschakeld via het
configuratiemenu
van het
multifunctionele display.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie
verschijnt een melding op het multi-
functionele display.
De functie is actief als de lichtscha-
kelaar in de stand 0 staat.
Bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden en wordt het pic-
togram service weergegeven in com-
binatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Dek de lichtsensor, die aan
de regensensor is gekoppeld
en zich in het midden van de
voorruit, achter de binnen-
spiegel bevindt, niet af. Deze sensor
regelt de automatische verlichting.

Page 88 of 189

5ZICHT
77
Bij auto’s met halogeen koplampen
wordt, afhankelijk van de belading
van de auto, aanbevolen de kop-
lamphoogte te verstellen.
0. 1 of 2 personen voorin.
-. 3 personen.
1. 5 - 7 personen.
-. Tusseninstelling.
2. 5 - 7 personen + maximaal
toegestane belading.
-. Tusseninstelling.
3. Bestuurder + maximaal
toegestane belading.
Stand 0: basisinstelling. Bij auto’s met xenonlampen
stelt het
systeem bij stilstaande auto auto-
matisch de hoogte van de lichtbun-
del af, ongeacht de belading van de
auto. De bestuurder is dus verzekerd
van een optimale verlichting en kan
andere weggebruikers niet verblinden.
Als er een storing op-
treedt, verschijnt het picto-
gram service op het instru-
mentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele
display. Het systeem zet de koplam-
pen in de lage stand.
Raak de xenonlampen niet aan.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Verlichting overdag*
Bij uitvoeringen met verlichting over-
dag wordt het dimlicht ingeschakeld
als de auto wordt gestart.
* Volgens land van bestemming. De verlichting van de cockpit
(instrumentenpaneel, multi-
functioneel display, bedienings-
paneel airconditioning, ...) gaat
niet branden, behalve wanneer de auto-
matische stand van de verlichting wordt
ingeschakeld of wanneer de verlichting
handmatig wordt ingeschakeld. Dit verklikkerlampje gaat
branden op het instrumen-
tenpaneel.
KOPLAMPEN HANDMATIG
VERSTELLEN
AUTOMATISCHE
KOPLAMPVERSTELLING

Page 89 of 189

5ZICHT
78
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Als de ruitenwisserschakelaar bin-
nen één minuut nadat het contact is
afgezet wordt bediend, bewegen de
ruitenwissers naar het midden van
de voorruit.
Deze stand kan worden gebruikt
voor ‘s winters parkeren en het ver-
vangen of het reinigen van de rui-
tenwisserbladen (Zie het hoofdstuk
"Praktische informatie - § Ruitenwis-
serblad vervangen").
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruiten-
wissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
Ruitensproeiers en
koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden in
werking, waarna enige tijd de ruiten-
wissers worden ingeschakeld om de
ruit schoon te wissen.
Als de dim-/grootlichten branden,
worden tegelijk ook de koplamp-
sproeiers geactiveerd.
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werkt de ruiten-
wisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aan de
hoeveelheid neerslag aangepast .
Ruitenwissers vóór met
automatische stand
2
Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
AUTO  Automatisch wissen of
één keer wissen (omlaag
duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de rij-
snelheid.
In de stand AUTO wordt de snel-
heid van de wissers aangepast aan
de hoeveelheid neerslag. Duw de
schakelaar één keer omlaag om de
automatische werking van de ruiten-
wissers in te schakelen.
Duw de schakelaar nogmaals om-
laag om de ruitenwissers één keer te
laten wissen.
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Ruitenwissers vóór met
intervalstand
2 Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
 Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de rij-
snelheid.

Page 90 of 189

5ZICHT
79
Dek de regensensor, op de
voorruit achter de binnen-
spiegel, niet af.
Zet het contact uit als de auto
gewassen wordt in een wasstraat.
Wacht ‘s winters met het inschakelen
van het automatisch wissen tot de
voorruit ontdooid is.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de automati-
sche ruitenwissers verschijnt een mel-
ding
op het multifunctionele display.
Draai de ring A in de eerste
stand voor de intervalscha-
keling.
Als de ruitenwissers zijn in-
geschakeld op het moment
dat de achteruitversnelling wordt in-
geschakeld, wordt de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Deze functie kan worden
in- of uitgeschakeld via het
configuratiemenu van het
multifunctionele display.
Schakel de automatische werking
van de ruitenwisser achter uit bij
sneeuwval of strenge vorst en bij
montage van een fietsendrager op
de achterklep. Dit kan worden uitge-
voerd via het configuratiemenu van
het multifunctionele display.
Draai de ring A voorbij de
eerste stand, zodat de ruiten-
sproeier in werking treedt en
vervolgens de ruitenwisser
enige tijd wordt ingeschakeld.
Uitschakelen
Als de functie wordt uitgeschakeld,
verschijnt er een melding op het multi-
functionele display.
De functie wordt uitgeschakeld als
de schakelaar in de stand I, 1 of 2
wordt gezet.
In het geval van een storing in de
werking van de automatische ruiten-
wissers werken de ruitenwissers in
de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om het systeem te laten contro-
leren.
Ruitensproeier achter1. Plafonnier vóór
In deze stand gaat de plafon-
nier automatisch branden:
- als de auto wordt ontgren-deld,
- als de contactsleutel uit het con- tactslot wordt verwijderd,
- als er een portier wordt geopend,
- als de auto wordt gelokaliseerd.
Permanent uit.
De plafonnier dooft geleidelijk:
- als de auto wordt vergrendeld,
- nadat het contact is aangezet,
- bij afgezet contact, 30 seconden na-
dat het laatste portier is gesloten.
PLAFONNIERSRuitenwisser achter
Als het contact meer dan
1 minuut afgezet is geweest,
moet de automatische wer-
king van de ruitenwissers
opnieuw worden geactiveerd door
de schakelaar één keer omlaag te
bewegen.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 190 next >