Peugeot 307 SW 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 101 of 197

88
ANTISPIN REGELING (ASR) EN
ELEKTRONISCH STABILITEITS
PROGRAMMA (ESP)
Deze systemen staan in verbinding met het ABS en zijn hier een aanvul-ling op.
Het ASR-systeem past de aandrijf-kracht aan om het doorspinnen van de wielen te voorkomen via de rem-men van de aangedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accele-reren.
Het ESP-systeem grijpt automatisch in via het remsysteem en de motor als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting. In extreme situaties kan het systeem de auto echter niet altijd on-der controle houden.
In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond, ...) kan het nuttig zijn de systemen ASR en ESP uit te schake-len, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.
 Druk op de schakelaar "ESP OFF", die zich in het midden van het dashboard bevindt.
Controle van werking
De systemen ASR en ESP zorgen voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuur-der mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico’s of het te hard rijden.
De goede werking van de systemen wordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de constructeur op het gebied van wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsys-teem, elektronische onderdelen als-mede de montageprocedure en het uitvoeren van werkzaamheden door een PEUGEOT-servicepunt.
Laat de systemen na een aanrijding controleren door een PEUGEOT-servicepunt.
Werking van het ASR- enESP-systeemHet verklikkerlampje van de schakelaar en het pic-to-gram gaan branden: de systemen ASR en ESP zijn uitgeschakeld.Opnieuw inschakelen:
 Automatisch als het contact wordt afgezet.
 Automatisch vanaf 50 km/h.
 Handmatig door nogmaals op de schakelaar te drukken.
Bij een storing in de syste-men zal het verklikkerlamp-je van de schakelaar gaan knipperen en het pictogram verschijnen in combinatie met een geluidssignaal en een mel-ding op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt om de systemen te laten con-troleren.
Als het ASR- of ESP-sys-teem is ingeschakeld, knip-pert het desbetreffende pictogram.
Uitschakelen

Page 102 of 197

89
Hoogteverstelling veiligheidsgordels voorstoelen:
 Knijp de knop 1 in en schuif het bo-venste bevestigingspunt omlaag.
 Schuif de knop 1 omhoog om het bovenste bevestigingspunt om-hoog te schuiven.Veiligheidsgordels omdoen:
 Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
 Trek aan de gordel om de vergren-deling van de gesp te controleren.
Veiligheidsgordels losmaken
Dit lampje gaat bij het aan-zetten van het contact bran-den als de bestuurder de veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Bij draaiende motor en gesloten por-tieren gaat het lampje na 30 secon-den automatisch uit.
 Leid de gordel voor kinderen of kleine personen door de gordelgeleider 2.
 Leid de gordel voor andere perso-nen over de gordelgeleider heen.
Deze gordelgeleider voorkomt bij de eerstgenoemde categorie personen dat de gordel letsel aan de hals kan veroorzaken.
VEILIGHEIDSGORDELS
Veiligheidsgordels voor en buitenste veiligheidsgordels 2ezitrij
De voorstoelen zijn voorzien van vei-ligheidsgordels met pyrotechnische De voorstoelen zijn voorzien van vei-De voorstoelen zijn voorzien van vei-
gordelspanners en gordelkracht-ligheidsgordels met pyrotechnische ligheidsgordels met pyrotechnische
begrenzers, terwijl de achterzitplaat-gordelspanners en gordelkracht-gordelspanners en gordelkracht-
sen voorzien zijn van gordels met begrenzers, terwijl de achterzitplaat-begrenzers, terwijl de achterzitplaat-
uitsluitend gordelkrachtbegrenzers.sen voorzien zijn van gordels met sen voorzien zijn van gordels met
Verklikkerlampje veiligheidsgordel niet vastgemaakt
Druk op de rode knop van de gor-delsluiting en verwijder de gesp uit de gordelsluiting.
Als de veiligheidsgordel niet is vast-gemaakt:
- blijft het lampje branden bij een wa-gensnelheid lager dan 20 km/h,- knippert het lampje bij een snel-heid hoger dan 20 km/h gedurende 2 minuten in combinatie met een steeds sterker wordend geluids-signaal. Als deze twee minuten zijn verlopen, blijft het verklikkerlampje branden zolang de bestuurder de veiligheidsgordel niet heeft vastge-maakt.
Plaatsen van de veiligheidsgordels van de buitenste zitplaatsen op de 2ezitrij:

Page 103 of 197

90
- Sticker links: Gebruik de gordelge-leider bij een opstelling met 3 stoe-len op de 2ezitrij alleen voor kleine personen.- Sticker rechts: Gebruik bij een op-stelling waarbij de 2 buitenste stoe-len in het midden zijn geplaatst geen gordelgeleider.
Veiligheidsgordels met pyrotechnische gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers
Dankzij de toepassing van veiligheids-gordels met gordelspanners en gordel-krachtbegrenzers is de veiligheid van de inzittenden bij frontale aanrijdingen nog verder verbeterd. De gordelspan-ners dienen om, afhankelijk van de kracht van de aanrijding, de veilig-heidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden te trekken.
De veiligheidsgordels met gordel-spanners werken alleen als het con-tact is aangezet.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittende getrok-ken wordt.
De middelste zitplaats van de 2ezit-rij is voorzien van een in het midden van de hemelbekleding geïntegreer-de driepuntsgordel met een oprolau-tomaat.Steek de gesp A en vervolgens de gesp B van binnen naar buiten door de riemgeleider van de stoel. Bevestig de gesp A in de desbetref-AAfende gordelsluiting (rechts) en vervol-Bevestig de gesp Bevestig de gesp
gens de gesp B in de desbetreffende fende gordelsluiting (rechts) en vervol-fende gordelsluiting (rechts) en vervol-
gordelsluiting (links).gens de gesp gens de gesp
Voer dit in omgekeerde volgorde uit om de gordel op te rollen en plaats de gesp B vervolgens op de mag-neet van het bevestigingspunt op het achterste gedeelte van het dak.
De zitplaatsen op de 3ezitrij zijn voorzien van twee driepuntsgordels met oprolautomaat.
Steek om de gordel om te doen de gesp C en vervolgens de gesp D in de desbetreffende gordelsluitingen.
Voer dit in omgekeerde volgorde uit om de gordel op te rolllen en plaats de gesp D in de daarvoor bedoelde ruimte E.
Middelste veiligheidsgordel 2ezitrijVeiligheidsgordels 3ezitrij

Page 104 of 197

91
Zorg ervoor dat alle inzitten-den tijdens het rijden hun vei-ligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,- mag deze door niet meer dan één volwassen persoon worden gedra-gen,- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,- moet deze in een vloeiende bewe-ging naar voren worden getrokken, om te voorkomen dat de gordel ge-draaid raakt,- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt niets aan worden gewijzigd.Vanwege de wettelijke veiligheids-voorschriften moeten werkzaamhe-den en controles aan de veiligheids-gordels worden uitgevoerd door een PEUGEOT-servicepunt, die tevens voor de garantie zorgt en de werk-zaamheden volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door een PEUGEOT-servicepunt, met name op beschadigingen van de riem.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij een PEUGEOT-servicepunt.
Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achter-bank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
* Volgens uitvoering.
Draai de gespen van de veiligheids-gordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van armsteunen*, moet de heupgordel altijd onder de armsteun door wor-den geleid.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan uw lichaamsbouw. De gordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het ge-bruik van de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder wor-den geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrij-ding of een noodstop. U kunt de blok-keerinrichting deblokkeren door kort aan de riem te trekken en deze weer los te laten.
Voorschriften voor kinderen:
- Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje,- Gebruik geen gordelgeleider* wan-neer een kinderzitje is geïnstal-leerd,- De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden,- Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.De gordelspanners kunnen, afhan-kelijk van de aard en de kracht van de aanrijding, vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het verklikkerlampje van de airbag gaat in ieder geval branden.
Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel vervangen door een PEUGEOT-servicepunt.

Page 105 of 197

92
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de wer-king van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensors re-gistreren een plotselinge vertraging van de auto: als de drempelwaarde voor het in werking treden wordt overschreden, worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en bescher-men ze de inzittenden van de auto.
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch het eventueel verlaten van de auto door de inzittenden wordt belemmerd.
De airbags treden niet in werking bij lichte aanrijdingen waarbij de vei-ligheidsgordels zorgen voor een af-doende bescherming; de kracht van de aanrijding is afhankelijk van het soort obstakel en de snelheid van de auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het contact aan is.
Opmerking: Het uit de airbags ont-snappende gas kan enigszins irriteren.
Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier in het dashboard aange-bracht. Ze worden tegelijkertijd ge-activeerd, behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszij-de altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Zet het contact uit, steek de sleutel in de schakelaar voor uit-schakelen van de airbag aan passagierszijde 1, draai deze in de stand "OFF" en verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Als dit pictogram verschijnt op het instrumentenpaneel in combinatie met een ge-luidssignaal en een mel-dingop het multifunctionele display, laat het systeem dan contro-leren door een PEUGEOT-service-punt.
Storing airbag voor
* Volgens land van bestemming.
Uitschakelen airbag aanpassagierszijde*AIRBAGS VOOR

Page 106 of 197

93
In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventu-ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON"om de airbag opnieuw in te schake-len en zo de veiligheid van uw pas-sagier te garanderen.
ZIJ-AIRBAGS*
EN WINDOW-AIRBAGS*
Als het verklikkerlampje uit-schakeling airbag aan passa-gierszijde knippert, raadpleeg dan een PEUGEOT-service-punt.
Plaats geen kinderzitje met de rug in de rijrichting als de twee pictogrammen van de airbags worden weergegeven op het instrumentenpaneel. Raad-pleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat bran-den op het instrumenten-paneel, betekent dit dat de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld (stand "OFF").
Het verklikkerlampje blijft branden zolang de airbag aan passagierszij-de is uitgeschakeld.
Als dit pictogram verschijnt in combinatie met een ge-luidssignaal en een mel-ding op het multifunctione-le display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
* Volgens land van bestemming.
Storing airbag
Controle uitschakeling
De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.
Ze worden aan de zijde waar de aan-rijding plaatsvindt opgeblazen.

Page 107 of 197

94
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.• Maak er een gewoonte van om nor-maal rechtop in de voorstoelen te zitten.• Zorg dat er zich niets bevindt tus-sen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-tende bij het opblazen van de air-bag verwonden.• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hiervoor gekwalificeerd personeel.• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-ken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.• Laat aan passagierszijde uw voe-ten niet op het dashboard rusten.• Tracht roken in de auto zoveel mo-gelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen bran-dende sigaretten of een pijp brand-wonden of ander letsel veroorza-ken.• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-ding en sla er niet op.
Window-airbags*
• Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.• Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.
* Volgens land van bestemming.
Zij-airbags*
• Bedek de stoelen alleen met goed-gekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.• Bevestig nooit iets aan de rugleu-ning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de zij-airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel.• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 108 of 197

93
In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventu-ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON"om de airbag opnieuw in te schake-len en zo de veiligheid van uw pas-sagier te garanderen.
ZIJ-AIRBAGS*
EN WINDOW-AIRBAGS*
Als het verklikkerlampje uit-schakeling airbag aan passa-gierszijde knippert, raadpleeg dan een PEUGEOT-service-punt.
Plaats geen kinderzitje met de rug in de rijrichting als de twee pictogrammen van de airbags worden weergegeven op het instrumentenpaneel. Raad-pleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat bran-den op het instrumenten-paneel, betekent dit dat de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld (stand "OFF").
Het verklikkerlampje blijft branden zolang de airbag aan passagierszij-de is uitgeschakeld.
Als dit pictogram verschijnt in combinatie met een ge-luidssignaal en een mel-ding op het multifunctione-le display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
* Volgens land van bestemming.
Storing airbag
Controle uitschakeling
De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.
Ze worden aan de zijde waar de aan-rijding plaatsvindt opgeblazen.

Page 109 of 197

94
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.• Maak er een gewoonte van om nor-maal rechtop in de voorstoelen te zitten.• Zorg dat er zich niets bevindt tus-sen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-tende bij het opblazen van de air-bag verwonden.• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hiervoor gekwalificeerd personeel.• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-ken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.• Laat aan passagierszijde uw voe-ten niet op het dashboard rusten.• Tracht roken in de auto zoveel mo-gelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen bran-dende sigaretten of een pijp brand-wonden of ander letsel veroorza-ken.• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-ding en sla er niet op.
Window-airbags*
• Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.• Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.
* Volgens land van bestemming.
Zij-airbags*
• Bedek de stoelen alleen met goed-gekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.• Bevestig nooit iets aan de rugleu-ning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de zij-airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel.• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 110 of 197

95
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan.
Als tijdens het rijden dit ver-klikkerlampje en het verklik-kerlampje STOP branden in combinatie met een ge-luidssignaal en een meldingop het multifunctionele display, geeft dit aan dat de handrem nog(iets) is aangetrokken.
Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wie-len richting trottoir en trek de handrem aan.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop in en duw de handrem geheel om-laag.
Bij de automatische transmissie met vier of zes versnellingen kunt u kiezen uit automatische bediening, aangevuld met de programma’s sport en sneeuw, of handmatig schakelen.
Park (parkeerstand): om de auto stil te zetten en te starten, met of zon-der gebruik van de handrem.
Reverse (achteruitversnelling): om achteruit te rijden (schakel deze stand alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait).
Neutral (neutraalstand): om de motor te starten en de auto te parkeren, met gebruik van de handrem.
Opmerking: Laat, als bij het wegrij-den per ongeluk de selectiehendel in de stand N staat, het motortoerental terugvallen tot stationair voordat de stand D wordt geselecteerd om ver-volgens weer gas te geven.
Drive (rijstand): om automatisch te schakelen tijdens het rijden.
Manual (sequentiële stand): om zelf de versnellingen te selecteren.
S: programma sport.
: programma sneeuw.
Schakelpatroon
 Kies de gewenste stand door de selectiehendel in het schakelpa-troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een pictogram in het display van in-strumentenpaneel aangegeven.
Starten van de motor
 Trek de handrem aan en selec-teer de stand P of Nofof van de selec-tiehendel,
 Draai de sleutel in het contact in de stand Starten.
Als deze procedure niet wordt gevolgd, klinkt een geluidssignaal in combinatie met een melding op het multifunctionele display.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET "TIPTRONIC-SYSTEM
PORSCHE"

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 200 next >