Peugeot 307 SW 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 41 of 197

39
KLEURENDISPLAY
Weergave op het display
Als het contact is aangezet, geeft het display automatisch en direct de vol-gende informatie weer:
- de tijd,- de datum,- de buitentemperatuur (bij kans op gladheid wordt u gewaarschuwd door een melding).Het display kan tijdelijk waarschu-wingsmeldingen (bijv.: "Brandstofni-veau laag") of de status van functies van de auto (bijv.: "Automatische verlichting actief") weergeven. Deze kunnen worden gewist door op de toets "ESC" te drukken.
Algemeen menu
Als de autoradio/telefoon GPS RT4 is ingeschakeld en dit menu is gese-lecteerd, hebt u toegang tot de vol-gende functies:
- navigatiesysteem,- navigatie met kaart,- verkeersinformatie,- audiofuncties (radio, CD, Jukebox, ...),- indexen en telefoonfuncties,- instellingen van het display en con-figuratie van de uitrusting van de auto,- videoweergave,- d i a g n o s e v a n d e a u t o ( l o g b o e k waarschuwingsmeldingen en sta-tus van de functies).
Toetsen
Druk op het bedieningspaneel van de autoradio/telefoon GPS RT4:
 op de toets "MENU" voor toegang tot het algemene menu,
 draai aan de knop om een item te selecteren,
 druk op de draaiknop om de se-lectie te bevestigen,
of
 druk op de toets "ESC" om de uit-gevoerde handeling af te breken en terug te keren naar het vorige scherm.
Raadpleeg voor meer informatie over deze functies het gedeelte "RT4" in het hoofdstuk "Audio en telematica".

Page 42 of 197

40
Taalkeuze
Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden ge-selecteerd:
- keuze van de taal van de weergave en de gesproken commando’s (Fran-çais, English, Italiano, Portugues, Español, Deutsch, Nederlands).
Configuratie van het display
Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden ge-selecteerd:
- selecteren van het voor de weer-gave beschikbare kleurenpalet,- instellen van de lichtsterkte en de helderheid van het display,- i n s t e l l e n v a n d e d a t u m e n t i j d (weergave in 12 of 24 uur, instellen minuten via GPS), - i n s t e l l e n v a n e e n h e d e n ( t e m p e -ratuur in °Celsius of °Fahrenheit; brandstofverbruik in l/100 km, mpg of km/l).
Geluiden
Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden ge-selecteerd:
- instellen van de gesproken com-mando’s,- instellen van de spraaksynthese (volume navigatie-aanwijzingen en overige berichten, mannelijke of vrouwelijke stem),- activeren van de AUX-ingang.
Parameters van de auto instellen
Via het menu "Parameters van de auto instellen" kunnen verschillende systemen van de auto geactiveerd of uitgeschakeld worden:
- parkeerhulp (zie het hoofdstuk "Rij-den"),- inschakelen van de ruitenwisser achter als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld (zie het hoofd-stuk "Zicht"),- follow me home verlichting en tijds-duur (zie het hoofdstuk "Zicht").
Menu "Configuratie"
 Druk op de toets "MENU" van de autoradio/telefoon GPS RT4 voor toegang tot het algemene menu.
 Draai aan de knop om het menu "Configuratie" te selecteren en druk op de knop om te bevesti-gen.
Vanuit dit menu hebt u toegang tot de volgende functies:

Page 43 of 197

41
Menu "Video"
In het dashboardkastje bevinden zich drie audio-/videoaansluitingen waar-op u een videoapparaat (camcorder, digitale camera, DVD-speler, ...) kunt aansluiten.
De videoweergave werkt uitslui-tend bij stilstaande auto.
Als dit menu is geselecteerd, hebt u toegang tot de volgende functies:
- "Videofunctie activeren" om de vi-deofunctie in of uit te schakelen,- "Parameters video" om het formaat van de weergave, de lichtsterkte, h e t c o n t r a s t e n d e k l e u r e n i n t e stellen. Druk op de toets "MODE" of "DARK" om de weergave van de videofunctie te onderbreken.
 Druk herhaaldelijk op de toets "SOURCE" om in plaats van de vi-deofunctie een andere functie van het audiosysteem te selecteren.
 Selecteer het item "Tijdsduur fol-low me home" en bevestig.
Voorbeeld: instellen van de tijdsduur van de follow me home-verlichting
 Draai aan de knop om het menu "Configuratie" te selecteren en druk op de knop om te bevesti-gen.
 Selecteer de tijdsduur en druk op de knop.
 Draai aan de knop om de tijds-duur in te stellen (15, 30 of 60 se-conden) en druk op de knop.
 Selecteer "OK" en bevestig.
De autoradio/telefoon GPS RT4 moet worden gereset en opnieuw worden inge-schakeld om de stem van de spraaksynthese (mannelijk of vrouwelijk) of de taal van het systeem te wijzigen.
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunc-tionele display uitsluitend be-dienen als de auto stilstaat.

Page 44 of 197

42
1. Uitstroomopeningen voorruitontwaseming.
2. Uitstroomopeningen zijruitontwaseming.
3. Zijventilatieroosters.
4. Middelste ventilatieroosters.
5. Uitstroomopening voor beenruimte voor.
6. Uitstroomopening voor beenruimte achter.
Schakel, zodra de omstan-digheden het toelaten, de achterruitverwarming en de verwarming van de buiten-spiegels uit aangezien een geringer stroomverbruik een verlaging van het brandstofverbruik tot gevolg heeft.
VENTILATIE
Gebruiksadviezen
 Als de temperatuur in de auto na-dat deze een tijd in de zon heeft gestaan erg hoog is opgelopen, is het raadzaam het interieur enige tijd te laten doorluchten.
Zet de luchttoevoer ver genoeg open voor een optimale verver-sing van de lucht in het interieur.
Als de knop voor de luchttoevoer in de stand 0 staat (systeem uit-geschakeld), wordt het thermische comfort niet meer gewaarborgd. Er kan echter een kleine luchtstroom worden waargenomen, die wordt veroorzaakt door de rijwind.
 Let er voor een gelijkmatige ver-deling van de lucht naar het interi-eur op dat het luchtinlaatrooster, de uitstroomopeningen in de auto, de luchtkanalen onder de voor-stoelen en de ventilatieopeningen in de bagageruimte vrij blijven. Zorg ervoor dat het interieurfilter in een goede staat verkeert.
Vervang de filterelementen periodiek. Als de auto onder zware omstandig-heden wordt gebruikt, vervang de elementen dan tweemaal zo vaak.

Page 45 of 197

43
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
2. Temperatuurregeling1. Airconditioning aan/uit
Draai de knop van blauw (koud) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.
4. Regeling luchtverdeling
Luchtstroom naar voorruit en zijruiten.
Luchtstroom naar voorruit, portierruiten en beenruimte.
Luchtstroom naar de beenruimte.
(ventilatieroosters gesloten).
De airconditioning kan tij-dens alle seizoenen effec-tief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten. Het systeem stelt u in staat de temperatuur in het interieur `s zomers te verlagen en zorgt in de winter bij temperaturen boven 0 °C voor een snelle ontwaseming van beslagen ruiten.
Druk de schakelaar in, het verklikker-lampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de knop 3 voor de regeling van de lucht-opbrengst in de stand "0" staat.
Linker, rechter en middelste ventilatieroosters.
3. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop bij draaiende motor van stand 1 naar stand 4 om de gewenste luchtop-brengst te verkrijgen.
De luchtstroom kan worden gevari-eerd door de knop in een tussenstand te zetten, aangegeven door "".
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING

Page 46 of 197

44
6. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar in om de achterruitverwarmin en de verwarming buitenspie-gels in te schakelen.
De achterruitverwarming en de verwarming buitenspiegels gaat automatisch uit om onnodig stroom-verbruik te voorkomen.
Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarming en de verwarming buitenspiegels opnieuw in te schakelen.
Het is mogelijk deze verwarming uit te schakelen voordat dit automatisch gebeurt door de schakelaar nog-maals in te drukken.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aan-hanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trek-kracht van de motor.
Sluit de ruiten, zodat de airconditio-ning effectief kan werken.
Het airconditioningssysteem is chloor-vrij en is niet schadelijk voor de ozon-laag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er onder de auto een plasje water ver-schijnt, aangezien de airconditioning het condenswater druppelsgewijs afvoert via een daarvoor bestemde afvoeropening.
Laat het systeem regelmatig contro-leren om de goede werking van de airconditioning te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
5. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
Bij het indrukken van de knop 5 wordt de lucht in het interieur gerecirculeerd. Het verklikkerlampje gaat branden.
Druk, zodra de omstandigheden dit toelaten, nogmaals op de knop 5 voor de toevoer van buitenlucht, om te voorkomen dat de kwaliteit van de lucht afneemt en dat de ruiten beslaan. Hierbij gaat het verklikker-lampje uit.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten.
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en de zijruiten.
Als de luchtrecirculatiestand gebruikt wordt terwijl de airco is ingescha-keld, wordt de capaciteit van de airco vergroot.
Als de luchtrecirculatiestand bij voch-tig weer wordt gebruikt, bestaat het risico dat de ruiten beslaan.
Snelle ontwaseming van de voorruit
Ga voor het snel ontwasemen van de voorruit en de zijruiten als volgt te werk:
- zet de schakelaar voor de luchtverde-ling in de stand "voorruit en zijruiten",- stel de temperatuur 2 en de lucht-opbrengst 3 in op maximaal, zoals weergegeven door het symbool "voorruit en zijruiten" op het bedie-ningspaneel,- sluit de middelste ventilatieroosters,- zet de knop van de luchttoevoerre-geling 5 in de stand "Toevoer van buitenlucht" (het verklikkerlampje van de knop 5 gaat uit),- schakel de airconditioning in door op de toets 1 te drukken.

Page 47 of 197

45
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de aanjagerregeling geleidelijk op het optimale niveau gebracht.
De bestuurder en de voor-passagier kunnen de tem-peratuur afzonderlijk naar passagier kunnen de tem-passagier kunnen de tem-
wens instellen.De op het display weer-gegeven waarde heeft betrekking De op het display weer-De op het display weer-
op een bepaald comfortniveau en gegeven waarde heeft betrekking gegeven waarde heeft betrekking
niet op de werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit. niet op de werkelijke temperatuur in niet op de werkelijke temperatuur in
Draai de knop 2 of 3 naar links of naar rechts om deze waarde te verlagen of te verhogen.Voor een optimaal comfort wordt de waarde 21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van uw wensen een af-stelling tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam de temperatuur links en rechts zo in te stellen dat het verschil niet meer dan 3 bedraagt.Om het interieur maximaal te koelen of te ver-warmen kan de temperatuur lager dan 15 wor-den ingesteld door de knop naar links te draai-en tot "LO" wordt weergegeven of hoger dan 27 worden ingesteld door de knop naar rechts te draaien tot "HI" wordt weergegeven.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het programma "comfort" niet toereikend blijken om de ruiten condens- en ijsvrij te houden (vocht, veel inzit-tenden, vorst...).
Kies in dat geval het automatische programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de airconditioning, de luchtopbrengst, de luchttoevoer en de luchtverdeling naar de luchtroosters voor een optimale ont-waseming van de voorruit en zijruiten.
Druk nogmaals op de toets 4 of op de toets "AUTO" om dit programma af te sluiten. Het verklikkerlampje in de toets gaat uit en de aanduiding "AUTO" verschijnt.
Automatische werking
1. Automatisch programma "comfort"
Druk op de toets "AUTO". Het symbool "AUTO" wordt weergegeven.
Het is raadzaam deze stand te gebruiken: het systeem regelt de temperatuur, de luchtop-brengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters en de luchtrecircu-latie automatisch en optimaal aan de hand van de door u ingestelde waarde. Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
2. Regeling bestuurderszijde
3. Regeling passagierszijde
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuur-verschil.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING

Page 48 of 197

46
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. Bij het indrukken van de toets "AUTO" zal het systeem weer volledig automatisch functioneren.
Bij het indrukken van deze toets wordt de luchtverver-sing uitgeschakeld.
Schakel deze stand niet te lang in (kans op beslagen ruiten, stank, vochtigheid).
Druk de toets nogmaals in zodra dit mogelijk is om de automatische wer-king van de airconditioning te hervat-ten. De aanduiding "A/C" verschijnt op het display.
6. Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde malen in om de luchtstroom te verdelen naar:
- de voorruit en de zijruiten (ontwa-semen of ontdooien).- de voorruit, de zijruiten en de been-ruimte.- de beenruimte.- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters en de beenruimte.- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters.
7. Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan vergroot of verkleind worden door respectievelijk de toets "kleine propeller" of "grote propeller" in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst, de propeller, wordt afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk voller.
8. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
9. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
10. Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets "kleine propeller" van de luchtopbrengstregeling 7 tot het symbool van de propeller is ver-dwenen.
Alle functies van de airconditioning worden dan uitgeschakeld, behalve de achterruitverwarming 9.
De temperatuur wordt dan niet meer geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom gehandhaafd om het be-slaan van de ruiten te voorkomen en de lucht te verversen.
Druk op de toets "grote propeller" van de luchtopbrengstregeling 7 of op de toets AUTO om het systeem weer met de laatst ingestelde waar-den in te schakelen.
Bij het indrukken van deze toets wordt de lucht in het interieur gerecirculeerd. Het symbool van de lucht-recirculatie 8 wordt weer-gegeven.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is (om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecircu-latie niet meer nodig is nogmaals in om de toevoer van buitenlucht te her-vatten en het beslaan van de ruiten te voorkomen.
5. Airconditioning aan/uit
Druk op deze toets om de achterruitverwarming en de verwarming van de buiten-spiegels in te schakelen. Het verklikkerlampje in de toets 9 gaat branden.
De verwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroom-verbruik te voorkomen. Het is mo-gelijk om de achterruitverwarming eerder uit te schakelen door de toets nogmaals in te drukken.

Page 49 of 197

47
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aan-hanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trek-kracht van de motor.
Sluit de ruiten, zodat de airconditio-ning effectief kan werken.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er onder de auto een plasje water ver-schijnt, aangezien de airconditioning het condenswater druppelsgewijs afvoert via een daarvoor bestemde afvoeropening.
Laat het systeem regelmatig contro-leren om de goede werking van de airconditioning te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door een PEUGEOT-servicepunt controleren.

Page 50 of 197

48
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
Verstellen
 Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren.
 Duw de knop B in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen.
 Zet de knop A weer in het midden.
Inklappen
- vanuit het interieur:
 trek bij aangezet contact de schakelaar A naar achteren.
- van buitenaf:
 vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.
Uitklappen
- vanuit het interieur:
 trek bij aangezet contact de scha-kelaar A naar achteren.
- van buitenaf:
 ontgrendel de auto met de af-standsbediening of de sleutel.
Het automatisch in- en uitklap-pen van de buitenspiegels kan worden uitgeschakeld door een PEUGEOT-servicepunt.
Opmerking: als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A, worden ze niet auto-matisch uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld met de afstandsbedie-ning of de sleutel. Trek hiervoor de schakelaar A nogmaals naar achte-ren.
SPIEGELS
Het uiteinde van het glas van de buitenspiegel aan bestuurderszijde is asferisch (dit gedeelte is door middel van een stippellijn afgete-kend) om de "dode hoek" te beperken.
Bovendien lijken de weergegeven objecten in de spiegels aan bestuur-ders- en passagierszijde verder af dan ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden ge-houden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 200 next >