Peugeot 307 SW 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 81 of 197

71
Hiermee kan bij een eventuele sto-ring in de centrale vergrendeling, de achterklep ontgrendeld worden.
- Klap de achterbank naar voren om bij het slotin de bagageruimte te komen,- Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot om de achterklep te ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
Als het zonnescherm bij het sluiten tegen een obstakel stuit, stopt het automatisch en gaat het langzaam weer open.
U heeft de beschikking over een pa-noramadak met getint glas, waardoor de lichtinval en het zicht in het interi-eur worden vergroot. Het elektrisch bedienbaar zonnescherm zorgt voor een beter thermisch comfort in het interieur.
Openen: druk op de zijde A van de schakelaar.
Sluiten: druk op de zijde B van de schakelaar.
Handbediening: Druk de schakelaar iets in en laat hem los als het zonne-scherm in de gewenste stand staat.
Automatisch: Druk de schakelaar he-lemaal in en het zonnescherm wordt automatisch volledig geopend of ge-sloten. Druk nogmaals op de knop om het zonnescherm te stoppen.
Opmerkingen:
U moet bij een storing in de voe-ding van het zonnescherm, tijdens het open- of dichtgaan of zodra het gesloten is, de beveiliging tegen be-knellen opnieuw instellen:
- Druk op de zijde B van de schakelaar totdat het zonnescherm helemaal gesloten is (het schuift stapsgewijs steeds enkele centimeters dicht).
Als het panoramadak niet wil sluiten, moet u, zodra het panoramadak ge-stopt is:
- op de zijde A van de schakelaar drukken totdat het zonnescherm geheel geopend is.- laat de zijde A los en druk daarna gelijk op de zijde B van de schake-laar totdat het zonnescherm geheel gesloten is (het schuift stapsgewijs steeds enkele centimeters dicht).
Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitge-schakeld.
PANORAMADAKNoodbediening

Page 82 of 197

72
Het tanken dient met afgezette mo-tor te geschieden.tortor
 Open de brandstofvulklep.
 Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.
 Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van de vulklep staat de voorgeschreven soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keer automatisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen op-treden.
De inhoud van de brandstoftank bedraagt ca. 60 liter.
 Vergrendel na het tanken de vul-dop en sluit de vulklep.
Te laag brandstofniveau
Als het brandstof-niveau te laag is, gaat op het instrumenten-paneel dit verklikker-lampje branden.
U kunt nog ongeveer 50 km met de resterende hoeveelheid brandstof rijden.
Storing
Als bij aangezet contact de wijzer van de brandstofniveaumeter in de ruststand (onder de 0) blijft staan of teruggaat naar deze stand, duidt dit op een storing in de brandstofniveau-meter.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt.
BRANDSTOF TANKEN

Page 83 of 197

73
Verlichting vóór en achter (ring A)
 Draai de ring A in de gewenste stand.
Overschakelen van dim- naar grootlicht
 Trek de hendel naar u toe.
Auto’s met mistlampen vóór en mistachterlicht (ring C)
Lichten uit
Parkeerlichten
Dim-/Grootlicht
Mistachterlicht
Mistlampen vóór (draai de ring 1 stand naar voren).
Mistlampen vóór en mistachterlicht (draai de ring 2 standen naar voren).
Opmerking: draai de ring twee standen naar achteren om achtereenvolgens het mistachterlicht en de mistlampen vóór te doven.
Auto’s met mistachterlicht (ring B)
Het mistachterlicht werkt in combina-tie met het dimlicht en het grootlicht.
Opmerking: wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld, blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden. Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen. Het dimlicht wordt dan automatisch uitgeschakeld.
De mistlampen vóór werken in com-binatie met de parkeerlichten en het dimlicht.
Mistlampen vóór/mistachterlicht
Draai de ring B of C naar voren om de mistlampen en het mistachterlicht in te schakelen en naar achteren om ze uit te schakelen. Het branden van de mistlam-pen wordt aangegeven door een verklik-kerlampje op het instrumentenpaneel.
Geluidssignaal vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de func-tie automatisch inschakelen van de verlichting niet is geactiveerd en het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.
Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als ‘s nachts, zijn de mistlampen vóór en het mistachterlicht verblindend voor medeweggebrui-kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zet-ten zodra ze niet meer nodig zijn.
LICHTSCHAKELAAR
Bij het trekken van een aan-hanger of de montage van een fietsendrager met mist-achterlicht wordt het mist-achterlicht automatisch uit-geschakeld.
Automatische verlichting

Page 84 of 197

74
Automatisch inschakelen van de verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-den automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving on-voldoende is en als de ruitenwissers wissen. De verlichting wordt uitge-schakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of het wissen is gestopt.
Opmerking: bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor voldoende licht waarnemen en zullen de lichten niet automatisch worden ingeschakeld.
Uitschakelen
 Draai de ring A in een andere stand dan "AUTO". Bij het uit-schakelen van de functie ver-schijnt een melding op het multi-functionele display.
Bij een storing in de lichtsensorgaat de verlichting branden en wordt het pictogram service weergegeven in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctio-nele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Follow me home (handmatig)
Als de functie automatisch inscha-kelen van de verlichting niet actief is, blijven de parkeer- en dimlichten gedurende de ingestelde tijdsduur van de automatische follow me home branden.
Bij auto’s zonder de functie automa-tisch inschakelen van de verlich-ting blijven de parkeer- en dimlichten als u de auto verlaat nog 30 secon-den branden.
Richtingaanwijzers
Links: omlaag.
Rechts: omhoog.
Opmerking: indien u bij een wagen-snelheid hoger dan 80 km/h vergeet de richtingaanwijzers af te zetten, wordt automatisch het knippergeluid versterkt.
Follow me home (automatisch)
Als het contact is afgezet en de func-tie automatisch inschakelen van de verlichting actief is, blijven de parkeer- en dimlichten gedurende een geselecteerde tijdsduur branden als u de auto verlaat:
Inschakelen:
 zet de motor af,
 geef een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Uitschakelen:
 geef nogmaals een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van het multifunctionele display.
De tijdsduur kan eveneens worden ingesteld (15, 30 of 60 s) via het configuratiemenu van het multi-functionele display, behalve bij het monochroom display A waarbij de tijdsduur voorgeprogrammeerd is.
Uitschakelen:
 geef een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Inschakelen
 Draai de ring A in de stand AA"AUTO". Als de verlichting automatisch wordt ingeschakeld, verschijnt een melding op het multifunctionele dis-play.
Dek de lichtsensor, die aan de regensensor is gekoppeld en zich in het midden van de voorruit, achter de binnen-spiegel bevindt, niet af. Deze sensor regelt de automatische verlichting.

Page 85 of 197

75
Bij auto’s met halogeen koplampen wordt, afhankelijk van de belading van de auto, aanbevolen de kop-lamphoogte te verstellen.
0. 1 of 2 personen voorin.
-. 3 personen.
1. 5 - 7 personen.
-. Tusseninstelling.
2. 5 - 7 personen + maximaal toegestane belading.
-. Tusseninstelling.
3. Bestuurder + maximaal toegestane belading.
Stand 0: basisinstelling.
Bij auto’s met xenonlampenstelt het systeem bij stilstaande auto auto-matisch de hoogte van de lichtbun-del af, ongeacht de belading van de auto. De bestuurder is dus verzekerd van een optimale verlichting en kan andere weggebruikers niet verblinden.
Als er een storing optreedt, verschijnt het pictogram ser-vice op het instrumentenpa-neel in combinatie met een geluidssignaal en een mel-ding op het multifunctionele display. Het systeem zet de koplampen in de lage stand.
Raak de xenonlampen niet aan. Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt.
Verlichting overdag*
Bij uitvoeringen met verlichting over-dag wordt het dimlicht ingeschakeld als de auto wordt gestart.
* Volgens land van bestemming.
De verlichting van de cockpit (instrumentenpaneel, multi-functioneel display, bedienings-paneel airconditioning, ...) gaat niet branden, behalve wanneer de auto-matische stand van de verlichting wordt ingeschakeld of wanneer de verlichting handmatig wordt ingeschakeld.
Dit verklikkerlampje gaat branden op het instrumen-tenpaneel.
KOPLAMPEN HANDMATIG
VERSTELLENAUTOMATISCHE
KOPLAMPVERSTELLING

Page 86 of 197

74
Automatisch inschakelen van de verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-den automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving on-voldoende is en als de ruitenwissers wissen. De verlichting wordt uitge-schakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of het wissen is gestopt.
Opmerking: bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor voldoende licht waarnemen en zullen de lichten niet automatisch worden ingeschakeld.
Uitschakelen
 Draai de ring A in een andere stand dan "AUTO". Bij het uit-schakelen van de functie ver-schijnt een melding op het multi-functionele display.
Bij een storing in de lichtsensorgaat de verlichting branden en wordt het pictogram service weergegeven in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctio-nele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Follow me home (handmatig)
Als de functie automatisch inscha-kelen van de verlichting niet actief is, blijven de parkeer- en dimlichten gedurende de ingestelde tijdsduur van de automatische follow me home branden.
Bij auto’s zonder de functie automa-tisch inschakelen van de verlich-ting blijven de parkeer- en dimlichten als u de auto verlaat nog 30 secon-den branden.
Richtingaanwijzers
Links: omlaag.
Rechts: omhoog.
Opmerking: indien u bij een wagen-snelheid hoger dan 80 km/h vergeet de richtingaanwijzers af te zetten, wordt automatisch het knippergeluid versterkt.
Follow me home (automatisch)
Als het contact is afgezet en de func-tie automatisch inschakelen van de verlichting actief is, blijven de parkeer- en dimlichten gedurende een geselecteerde tijdsduur branden als u de auto verlaat:
Inschakelen:
 zet de motor af,
 geef een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Uitschakelen:
 geef nogmaals een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van het multifunctionele display.
De tijdsduur kan eveneens worden ingesteld (15, 30 of 60 s) via het configuratiemenu van het multi-functionele display, behalve bij het monochroom display A waarbij de tijdsduur voorgeprogrammeerd is.
Uitschakelen:
 geef een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Inschakelen
 Draai de ring A in de stand AA"AUTO". Als de verlichting automatisch wordt ingeschakeld, verschijnt een melding op het multifunctionele dis-play.
Dek de lichtsensor, die aan de regensensor is gekoppeld en zich in het midden van de voorruit, achter de binnen-spiegel bevindt, niet af. Deze sensor regelt de automatische verlichting.

Page 87 of 197

75
Bij auto’s met halogeen koplampen wordt, afhankelijk van de belading van de auto, aanbevolen de kop-lamphoogte te verstellen.
0. 1 of 2 personen voorin.
-. 3 personen.
1. 5 - 7 personen.
-. Tusseninstelling.
2. 5 - 7 personen + maximaal toegestane belading.
-. Tusseninstelling.
3. Bestuurder + maximaal toegestane belading.
Stand 0: basisinstelling.
Bij auto’s met xenonlampenstelt het systeem bij stilstaande auto auto-matisch de hoogte van de lichtbun-del af, ongeacht de belading van de auto. De bestuurder is dus verzekerd van een optimale verlichting en kan andere weggebruikers niet verblinden.
Als er een storing optreedt, verschijnt het pictogram ser-vice op het instrumentenpa-neel in combinatie met een geluidssignaal en een mel-ding op het multifunctionele display. Het systeem zet de koplampen in de lage stand.
Raak de xenonlampen niet aan. Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt.
Verlichting overdag*
Bij uitvoeringen met verlichting over-dag wordt het dimlicht ingeschakeld als de auto wordt gestart.
* Volgens land van bestemming.
De verlichting van de cockpit (instrumentenpaneel, multi-functioneel display, bedienings-paneel airconditioning, ...) gaat niet branden, behalve wanneer de auto-matische stand van de verlichting wordt ingeschakeld of wanneer de verlichting handmatig wordt ingeschakeld.
Dit verklikkerlampje gaat branden op het instrumen-tenpaneel.
KOPLAMPEN HANDMATIG
VERSTELLENAUTOMATISCHE
KOPLAMPVERSTELLING

Page 88 of 197

76
Speciale stand van de ruitenwissers voor
Als de ruitenwisserschakelaar bin-nen één minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, bewegen de ruitenwissers naar het midden van de voorruit.
Deze stand kan worden gebruikt voor ‘s winters parkeren en het ver-vangen of het reinigen van de rui-tenwisserbladen (Zie het hoofdstuk "Praktische informatie - § Ruitenwis-serblad vervangen").
Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruiten-wissers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten.
Ruitensproeiers en koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking, waarna enige tijd de ruiten-wissers worden ingeschakeld om de ruit schoon te wissen.
Als de dim-/grootlichten branden, worden tegelijk ook de koplamp-sproeiers geactiveerd.
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werkt de ruiten-wisser automatisch en wordt de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast.
Ruitenwissers vóór met automatische stand
2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1 Normale snelheid (matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
AUTO  Automatisch wissen of één keer wissen (omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid van de wissers aangepast aan de rij-snelheid.In de stand AUTO wordt de snel-heid van de wissers aangepast aan de hoeveelheid neerslag. Duw de schakelaar één keer omlaag om de automatische werking van de ruiten-wissers in te schakelen.Duw de schakelaar nogmaals om-laag om de ruitenwissers één keer te laten wissen.
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Ruitenwissers vóór met intervalstand
2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1 Normale snelheid (matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
 Eén keer wissen (omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid van de wissers aangepast aan de rij-snelheid.

Page 89 of 197

77
Dek de regensensor, op de voorruit achter de binnen-spiegel, niet af.
Zet het contact uit als de auto gewassen wordt in een wasstraat.
Wacht ‘s winters met het inschakelen van het automatisch wissen tot de voorruit ontdooid is.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de automati-sche ruitenwissers verschijnt een mel-dingop het multifunctionele display.
Draai de ring A in de eerste stand voor de intervalscha-keling.
Als de ruitenwissers zijn in-geschakeld op het moment dat de achteruitversnelling wordt in-geschakeld, wordt de ruitenwisser achter ingeschakeld.
Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld via het configuratiemenu van het multifunctionele display.
Schakel de automatische werking van de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval of strenge vorst en bij van de ruitenwisser achter uit bij van de ruitenwisser achter uit bij
montage van een fietsendrager op sneeuwval of strenge vorst en bij sneeuwval of strenge vorst en bij
de achterklep. Dit kan worden uitge-voerd via het configuratiemenu van de achterklep. Dit kan worden uitge-de achterklep. Dit kan worden uitge-
het multifunctionele display.voerd via het configuratiemenu van voerd via het configuratiemenu van
Draai de ring A voorbij de A Aeerste stand, zodat de ruiten-sproeier in werking treedt en vervolgens de ruitenwisser enige tijd wordt ingeschakeld.
Uitschakelen
Als de functie wordt uitgeschakeld, verschijnt er een melding op het multi-functionele display.
De functie wordt uitgeschakeld als de schakelaar in de stand I, 1 of 2 of ofwordt gezet.
In het geval van een storing in de werking van de automatische ruiten-wissers werken de ruitenwissers in de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
Ruitensproeier achter
1. Plafonnier vóór
In deze stand gaat de plafon-nier automatisch branden:
- als de auto wordt ontgrendeld,- als de contactsleutel uit het con-tactslot wordt verwijderd,- als er een portier wordt geopend,- als de auto wordt gelokaliseerd.
Permanent uit.
De plafonnier dooft geleidelijk:
- als de auto wordt vergrendeld,- nadat het contact is aangezet,- bij afgezet contact, 30 seconden nadat het laatste portier is gesloten.
PLAFONNIERSRuitenwisser achter
Als het contact meer dan 1 minuut afgezet is geweest, moet de automatische wer-king van de ruitenwissers opnieuw worden geactiveerd door de schakelaar één keer omlaag te bewegen.

Page 90 of 197

77
Dek de regensensor, op de voorruit achter de binnen-spiegel, niet af.
Zet het contact uit als de auto gewassen wordt in een wasstraat.
Wacht ‘s winters met het inschakelen van het automatisch wissen tot de voorruit ontdooid is.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de automati-sche ruitenwissers verschijnt een mel-dingop het multifunctionele display.
Draai de ring A in de eerste stand voor de intervalscha-keling.
Als de ruitenwissers zijn in-geschakeld op het moment dat de achteruitversnelling wordt in-geschakeld, wordt de ruitenwisser achter ingeschakeld.
Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld via het configuratiemenu van het multifunctionele display.
Schakel de automatische werking van de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval of strenge vorst en bij van de ruitenwisser achter uit bij van de ruitenwisser achter uit bij
montage van een fietsendrager op sneeuwval of strenge vorst en bij sneeuwval of strenge vorst en bij
de achterklep. Dit kan worden uitge-voerd via het configuratiemenu van de achterklep. Dit kan worden uitge-de achterklep. Dit kan worden uitge-
het multifunctionele display.voerd via het configuratiemenu van voerd via het configuratiemenu van
Draai de ring A voorbij de A Aeerste stand, zodat de ruiten-sproeier in werking treedt en vervolgens de ruitenwisser enige tijd wordt ingeschakeld.
Uitschakelen
Als de functie wordt uitgeschakeld, verschijnt er een melding op het multi-functionele display.
De functie wordt uitgeschakeld als de schakelaar in de stand I, 1 of 2 of ofwordt gezet.
In het geval van een storing in de werking van de automatische ruiten-wissers werken de ruitenwissers in de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
Ruitensproeier achter
1. Plafonnier vóór
In deze stand gaat de plafon-nier automatisch branden:
- als de auto wordt ontgrendeld,- als de contactsleutel uit het con-tactslot wordt verwijderd,- als er een portier wordt geopend,- als de auto wordt gelokaliseerd.
Permanent uit.
De plafonnier dooft geleidelijk:
- als de auto wordt vergrendeld,- nadat het contact is aangezet,- bij afgezet contact, 30 seconden nadat het laatste portier is gesloten.
PLAFONNIERSRuitenwisser achter
Als het contact meer dan 1 minuut afgezet is geweest, moet de automatische wer-king van de ruitenwissers opnieuw worden geactiveerd door de schakelaar één keer omlaag te bewegen.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 200 next >