Peugeot 308 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 211 of 324

209
Achterlichten (Berline)
1.Parkeerlichten (LED-verlichting).
2. Achteruitrijlichten (W16W).
3. Richtingaanwijzers (PY21W oranje).
4. Remlichten (LED-verlichting).
5. Mistachterlicht (P21W).
Achteruitrijlichten,
richtingaanwijzers (op de
schermen)
Mistachterlicht (achterklep)
F Open de achterklep en verwijder vervolgens
het afdekplaatje. F

N
eem de stekker van de lamp los.
F
V
erwijder de bevestigingsmoer van de lamp.
F
V
er wijder voorzichtig de lichtunit via de
buitenzijde.
F
D
raai de lamphouder los (1/4 omwenteling)
en ver vang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde van demonteren.
F O pen de achterklep en verwijder vervolgens
de grote plastic afdekking.
Achterlichten (SW)
F Maak de twee toegangsdeksels los (links en r e c ht s).
F

D
raai de bouten die zich daarachter
bevinden los.
F

M
aak de bekleding van de bagageruimte
los om bij de stekker van de lamp te kunnen
komen.
F

N
eem de stekker van de lamp los.
F

V
erwijder de bevestigingsmoer van de lamp.
F

V
er wijder voorzichtig de lichtunit via de
buitenzijde.
F

D
raai de lamphouder los (1/4 omwenteling)
en ver vang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde van demonteren.
1. Parkeerlichten (LED-verlichting).
2. Richtingaanwijzers (PY21W oranje).
8
In geval van pech

Page 212 of 324

210
3.Remlichten (LED-verlichting).
4. Achteruitrijlichten (W16W).
5. Mistachterlicht (P21W).
Richtingaanwijzers (op de
schermen)
F Open de achterklep en verwijder vervolgens
het afdekplaatje.
F

D
raai de twee bevestigingsmoeren van de
lamp los (pijpmoersleutel).
F

M
aak de bevestigingsclip los en ver wijder
gelijktijdig de lamp voorzichtig via de
buitenzijde. F

N
eem de stekker van de lamp los.
F
V
erwijder het afdichtschuim.
F
M
aak de lamphouder los door op de twee
borglippen te drukken.
F
V
ervang de gloeilamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde van demonteren.
Achteruitrijlicht, mistlamp
(achterklep)
F Open de achterklep en verwijder vervolgens het afdekplaatje.
F

V
erwijder de bevestigingsmoer van de lamp.
In geval van pech

Page 213 of 324

211
Derde remlicht (LED)
F Ver wijder voorzichtig de lichtunit via de buitenzijde.
F

N
eem de stekker van de lamp los.
F

M
istlamp: maak de lamphouder los door op
de twee borglippen te drukken en ver vang
de lamp ver volgens.
F

A
chteruitrijlicht: draai de lamphouder een
kwart omwenteling en ver vang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde van demonteren.
Kentekenplaatverlichting (W5W)
F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste openingen van het
lampglas.
F

D
uw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken.
F

V
erwijder het lampglas.
F

V
er vang de defecte lamp.
Druk het glaasje vast in de houder.
Een zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast in het dashboard.
F

T
rek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
F

M
aak het deksel volledig los en keer het om.
F

V
er wijder de tang van de achterzijde van
het deksel.
8
In geval van pech

Page 214 of 324

212
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F d e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen,
F

a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F

d
e auto stil te zetten met het contact uit,
F

d
e defecte zekering op te sporen aan de
hand van de beschikbare zekeringtabellen
en schema's.
Bij het ver vangen van een zekering moet u:
F

g
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleer of het smeltdraadje van de
zekering intact is.
F

v
er vang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur); een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (brand).
Als de storing zich kort na het ver vangen
van de zekering opnieuw voordoet, laat
dan het elektrische systeem controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de tegenoverliggende
zekeringtabellen genoemd, kan tot
ernstige storingen leiden. Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Vraag voordat u andere elektrische
voorzieningen of accessoires in de auto
monteert bij uw PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats na of deze
geschikt zijn voor uw auto.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die door PEUGEOT noch
aanbevolen noch geleverd worden en die
bovendien niet volgens haar specificaties
zijn gemonteerd. Dit geldt met name
als het gezamenlijke stroomverbruik
van de extra accessoires meer dan
10


milliampère bedraagt.
Goed Defect Ta n g
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Trek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
In geval van pech

Page 215 of 324

213
Overzicht zekeringen
ZekeringN r.Stroomsterkte (A)Functies
F9 5Alarmsysteem, noodoproep en pechhulpoproep.
F13 5Achteruitrijcamera en parkeerhulp.
F15 1512V-aansluiting.
F16 15A a n s t e ke r.
F17 15Audiosysteem.
F18 20Touchscreen, CD-speler, audio-/navigatiesysteem.
F19 5Regen- en lichtsensor.
F20 5Airbags.
F21 5Instrumentenpaneel.
F22/F24 30Interne/externe sloten, voor en achter.
F23 5Verlichting dashboardkastje, make-upspiegel, plafonniers voor
en achter.
F25/F27 15Ruitensproeierpomp voor en achter.
F26 15Claxon.
F30 15Ruitenwisser achter.
8
In geval van pech

Page 216 of 324

214
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu.
Toegang tot de zekeringenOverzicht zekeringen
Zekering
N r.Stroomsterkte (A)Functies
F13 5Intelligente servicecentrale (BSI).
F16 15Mistlampen vóór.
F18 10Grootlicht rechts.
F19 10Grootlicht links.
F25 40Relais koplampsproeiers (montage achteraf).
F27 25Intelligente servicecentrale (BSI).
F28 30Emissieregelsysteem dieselmotor (AdBlue
®).
F29 30Ruitenwissermotor vóór.
F30 80Gloeibougies (diesel), programmeerbare extra verwarming
(montage achteraf), koplampsproeierpomp.
F

M

aak het deksel los.
F

V

ervang de zekering.
F

S

luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
In geval van pech

Page 217 of 324

215
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege
accu.
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn. Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Voordat u werkzaamheden uitvoert
Zet de auto stil, trek de parkeerrem aan,
zet de versnellingsbak in de neutraalstand
en zet ver volgens het contact af.
Controleer of alle elektrische functies van
de auto zijn uitgeschakeld.
Toegang tot de accu
F Verwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de pluspool (+).
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
Op de motor is een afzonderlijk massapunt
aangebracht.
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Toegang:
F

O

pen de motorkap met de hendel in
het interieur en gebruik ver volgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F

Be

vestig de motorkapsteun.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe
accu of een accu van een andere auto) en
startkabels of een startbooster. Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12 V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriemen enz.)
bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
8
In geval van pech

Page 218 of 324

216
F Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F

S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F

W
acht tot de motor stationair draait.
F

N
eem ver volgens de kabels in
omgekeerde volgorde los.
F

B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F

L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.De accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-

A
ls u voornamelijk korte ritten maakt.
-

V
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's met een
nominale spanning van 12 V.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F

Z
et het contact af.
F

S
chakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
e n z .) .
F

B

eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F

S

luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F

S

luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F

S

luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
In geval van pech

Page 219 of 324

217
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
F

S

chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F

C

ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F

B

eweeg het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog (indien aanwezig).
F

S

luit de kabels van de lader B als volgt
aan:
-

D

e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A .
-

D

e zwarte minkabel (-) op het
massapunt C van de auto.
F

Z

et na afloop van het laden eerst
acculader B uit voordat u de kabels
losneemt van accu A . Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting
van het Stop & Start-systeem ernstig
beschadigd raken.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.
Accu loskoppelen
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F

sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak),
F

s
chakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
e n z .) u i t .
F

z
et het contact af en wacht vier minuten.
Koppel bij de accu alleen de pluspool (+) los.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
F

T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F

B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen.
8
In geval van pech

Page 220 of 324

218
Na het weer aansluiten van de accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut alvorens
d e motor te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen (afhankelijk van de uitvoering):
-

d
e sleutel met afstandsbediening,
-
h

et elektrische zonnescherm/de elektrische
zonneschermen,
-
enz.Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.
Slepen
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het verwijderbare sleepoog.
Toegang tot het gereedschap
Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat
van de bagageruimte.
Toegang tot het gereedschap:
F

o
pen de achterklep,
F

t
il de vloerplaat op,
F

n
eem het sleepoog uit de houder.
Weer aansluiten van de plusklem (+)
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
F

T

rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F

P

laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) .
F

D

ruk de accupoolklem B volledig omlaag.
F

B

eweeg hendel A omlaag om accupoolklem
B te vergrendelen.
In geval van pech

Page:   < prev 1-10 ... 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 ... 330 next >