Peugeot 308 CC 2009 Handleiding (in Dutch)

Page 21 of 291

1
24
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Voet op het rempedaal.
Houd, wanneer uw auto is uit-
gerust met een automatische
transmissie, het rempedaal in-
getrapt om de motor te starten.
Specifi eke verklikkerlampjes tijdens
het rijden
De overige pictogrammen verschijnen
op het grote display centraal in het in-
strumentenpaneel.
Automatische vergrendeling.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u het tijdens het
rijden automatisch vergrende-
len van de portieren en de ach-
terklep hebt geactiveerd.
Snelheidsbegrenzer.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de snelheids-
begrenzer hebt ingeschakeld.
Wanneer dit pictogram wordt
weergegeven, kunt u de
snelheidslimiet van de snel-
heidsbegrenzer instellen. Snelheidsregelaar.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsregelaar hebt in-
geschakeld.
Wanneer dit pictogram wordt
weergegeven, kunt u de
snelheid van de snelheidsre-
gelaar instellen.
Automatische transmissie.
Automatische ruitenwissers.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de automatische
stand van de ruitenwissers hebt
geactiveerd.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weerge-
geven wanneer u de automa-
tische stand van de verlichting
hebt geactiveerd. Dit pictogram geeft de inge-
schakelde versnelling in de
automatische of handgescha-
kelde stand aan.
Dit pictogram geeft het ge-
selecteerde programma aan
(automatisch, sport, sneeuw
of handmatig).
Dit pictogram geeft de geselec-
teerde stand van de selectie-
hendel aan (P, R, N of D).

Page 22 of 291

1
25
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Pictogrammen uitgeschakelde
functies
De volgende pictogrammen geven aan
dat de desbetreffende functie handma-
tig is uitgeschakeld. Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.
De airbag aan passagierszijde
is na het starten van de auto
automatisch ingeschakeld.
De airbag kan met een speciale schake-
laar die zich aan de passagierszijde op
het dashboard bevindt, worden uitge-
schakeld. Dit wordt aangegeven door de
permanente weergave van dit pictogram
op het instrumentenpaneel of op het pic-
togrammendisplay veiligheidsgordels /
airbag aan passagierszijde. Uitschakeling elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Met een speciale toets in het midden van
het dashboard kunnen deze systemen
worden uitgeschakeld. Dit wordt beves-
tigd door dit verklikkerlampje en het lamp-
je van de toets, die blijven branden.
Vanaf ongeveer 50 km/h wordt het sy-
steem automatisch weer ingeschakeld.
Gemeenschappelijke pictogrammen
uitgeschakelde functies Specifi eke pictogrammen
uitgeschakelde functies Automatische vergrendeling.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u het tijdens het
rijden automatisch vergrende-
len van de portieren en de ach-
terklep hebt uitgeschakeld.
Automatische ruitenwissers.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de automatische
stand van de ruitenwissers vóór
hebt uitgeschakeld.
De overige pictogrammen verschijnen
op het grote display centraal in het in-
strumentenpaneel.
Snelheidsbegrenzer.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsbegrenzer hebt
uitgeschakeld.
Snelheidsregelaar.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsregelaar hebt uit-
geschakeld.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weerge-
geven wanneer u de automa-
tische stand van de verlichting
hebt uitgeschakeld.

Page 23 of 291

1
!
26
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Als bij draaiende motor of tijdens het
rijden een van de volgende verklikker-
lampjes gaat branden, wijst dit op een
storing in het desbetreffende systeem en
moet de bestuurder actie ondernemen. Centraal
waarschuwingslampje.
Dit waarschuwingslampje brandt
in combinatie met een ander
waarschuwingslampje:
- lekke band,
- remsysteem,
- stuurbekrachtiging,
- oliedruk,
- koelvloeistoftemperatuur.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil. Service.
Het verklikkerlampje service
gaat branden in het geval van
een storing in een systeem zon-
der specifi ek verklikkerlampje.
De melding op het multifunctionele dis-
play geeft aan welke functie het betreft. Remsysteem.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische remdrukre- gelaar (REF) (het verklikkerlampje
ABS brandt in dat geval ook).
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken.
In het geval van een storing waar-
bij een waarschuwingslampje gaat
branden, moet de aanvullende in-
formatie via een melding op het
multifunctionele display worden
gelezen.
Raadpleeg indien nodig het
PEUGEOT-netwerk.
Waarschuwingslampjes
Antiblokkeersysteem
(ABS).
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het an-
tiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden.
Gemeenschappelijke
waarschuwingslampjes

Controleer:
- of alle portieren, het kofferdeksel en
de motorkap gesloten zijn,
- het motorolieniveau,
- het niveau van de ruitensproeier- vloeistof,
- de batterij van de afstandsbedie- ning,
- de bandenspanning,
- of het roetfi lter niet is vervuild (diesel).
Raadpleeg in andere gevallen het
PEUGEOT-netwerk.

Page 24 of 291

1
27
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Zelfdiagnosesysteem motor.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
motormanagementsysteem.
Als het lampje knippert, wijst dit op een
storing in de emissieregeling.
Laag brandstofniveau.
Dit lampje gaat branden op het
moment dat u met de resteren-
de hoeveelheid brandstof nog
ongeveer 50 km kunt rijden.
De inhoud van de brandstoftank be-
draagt ongeveer 60 liter.
Maximum temperatuur
koelvloeistof.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een te hoge koel-
vloeistoftemperatuur. Zet de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats stil. Airbags.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in één
van de airbags, de roll-bars of
de pyrotechnische gordelspanners.
Veiligheidsgordel niet
vastgemaakt/weer
losgemaakt.
Dit lampje gaat branden als de
bestuurder en/of voorpassagier zijn vei-
ligheidsgordel niet heeft vastgemaakt of
weer heeft losgemaakt.
Dit lampje gaat ook branden als de vei-
ligheidsgordels van één of meer achter-
passagiers zijn losgemaakt.
Water in brandstoffi lter ** .
Dit lampje gaat branden in het ge-
val van de aanwezigheid van wa-
ter in het brandstoffi lter (diesel).
Er bestaat kans op schade aan het in-
spuitsysteem bij dieselmotoren.
Geopend portier.
Een portier, het kofferdeksel of
de motorkap * is nog geopend:
Laden van de accu.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
laadcircuit van de accu (gecor-
rodeerde of losgeraakte accupolen, dy-
namoriem slap of gebroken...). Motoroliedruk.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
smeersysteem van de motor.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Specifi eke waarschuwingslampjes
* Uitsluitend bij auto's met alarmsysteem.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP/
ASR.
** Volgens land van bestemming.
- bij een snelheid lager dan 10 km/h
brandt dit lampje constant,
- bij een snelheid hoger dan10 km/h brandt dit lampje constant, in combi-
natie met een geluidssignaal.

Page 25 of 291

1
i
!
28
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
De weergave van een pictogram
wordt soms gecombineerd met een
geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display.
Specifi eke waarschuwingslampjes
De overige pictogrammen verschijnen
op het grote display centraal in het in-
strumentenpaneel.
Afhankelijk van de ernst van de storing
kan een pictogram oranje of rood wor-
den weergegeven. Sommige pictogrammen kunnen
worden gekoppeld aan verklikker-
lampjes op het instrumentenpa-
neel.
Als een pictogram wordt weerge-
geven in combinatie met het picto-
gram
STOP , moet de auto zo snel
mogelijk op een veilige plaats wor-
den stilgezet.
Bochtverlichting.
Dit pictogram knippert in het
geval van een storing in het sy-
steem van de bochtverlichting. Motoroliedruk.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het smeersysteem van de
motor. Zet de auto zo snel mogelijk op
een veilige plaats stil.
Service.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in een van de volgende syste-
men:
Zelfdiagnosesysteem motor.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het motormanagementsy-
steem. Motoroliepeil.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een te laag
motoroliepeil. Zet de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats stil.
Koelvloeistoftemperatuur.
Dit pictogram wordt weerge-
geven in het geval van een te
hoge koelvloeistoftemperatuur.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil. Laden van de accu.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het laadcircuit van de accu
(gecorrodeerde of losgeraakte accupo-
len, dynamoriem slap of gebroken, ...).
- het motormanagementsysteem,
- de emissieregeling.

Page 26 of 291

1
29
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Airbags.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in één van de airbags, de roll-
bars of de pyrotechnische gordelspan-
ners.
Remsysteem.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische remdrukre- gelaar (REF) (het verklikkerlampje
ABS brandt in dat geval ook).
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken. Antiblokkeersysteem
(ABS).
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden. Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP/
ASR.
Stuurbekrachtiging.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de stuurbekrachtiging. Zet
de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Geopend portier.
Een portier, het kofferdeksel of
de motorkap * is nog geopend:
Waarschuwing kans op
gladheid.
Dit pictogram waarschuwt u
voor weersomstandigheden waarbij
gladheid kan ontstaan (buitentempera-
turen lager dan 3°C).
Rijd voorzichtig.
Handrem.
Dit pictogram wordt tijdens
het rijden weergegeven als de
handrem nog (iets) is aange-
trokken.
Elektronische
startblokkering.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de elektronische startblokkering of
wanneer de batterij van de afstandsbe-
diening leeg is.
* Uitsluitend bij auto's met alarmsysteem. Laag brandstofniveau.
Dit pictogram wordt weergegeven
op het moment dat u met de res-
terende hoeveelheid brandstof
nog ongeveer 50 km kunt rijden.
De inhoud van de brandstoftank be-
draagt ongeveer 60 liter.
Ruitensproeiervloeistofniveau.
Dit pictogram wordt weerge-
geven als bij het bedienen van
de ruitenwisserschakelaar het
niveau van de ruitensproeier-
vloeistof te laag is.
Vul het reservoir van de ruiten- en kop-
lampsproeiers bij de eerstvolgende ge-
legenheid bij.
- bij een snelheid lager dan 10 km/h wordt dit pictogram oranje weergegeven,
- bij een snelheid hoger dan 10 km/h wordt dit pictogram rood weergege-
ven.
Koelvloeistofniveau.
Dit pictogram wordt weerge-
geven in het geval van een te
laag koelvloeistofniveau. Zet
de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.

Page 27 of 291

1
AUTO
PRND
30
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Water in brandstoffi lter ** .
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van de aan-
wezigheid van water in het
brandstoffi lter (diesel).
Er bestaat kans op schade aan het in-
spuitsysteem bij dieselmotoren.
Automatische
koplampverstelling.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de automatische koplamp-
verstelling. Roetfi lter (diesel).
Dit pictogram wordt in combi-
natie met het pictogram service
weergegeven als het roetfi lter
vervuild is of als het brandstofadditief-
reservoir bijna leeg is.
Ga om het roetfi lter te regenereren, als
de omstandigheden het toelaten, met
een snelheid van meer dan 60 km/h rij-
den tot het pictogram verdwijnt.
Als het pictogram service nog steeds
wordt weergegeven, is het brand-
stofadditiefniveau te laag. Laat het
brandstofadditiefreservoir door het
PEUGEOT-netwerk bijvullen.
Te lage bandenspanning.
Dit pictogram wordt weergege-
ven als de bandenspanning van
één of meer banden te laag is.
Controleer zo snel mogelijk de banden-
spanning. Lekke band.
Dit pictogram wordt weergege-
ven als één of meer banden lek
zijn. Zet de auto zo snel moge-
lijk op een veilige plaats stil.
Verwissel de lekke band en laat deze re-
pareren door het PEUGEOT-netwerk.
Detectie te lage
bandenspanning.
Dit pictogram wordt weergegeven
als een of meer bandenspannings-
sensoren afwezig of defect zijn of in het ge-
val van een storing in het detectiesysteem.
Het pictogram kan ook worden weergege-
ven wanneer het reservewiel, dat niet van
een sensor is voorzien, op de plaats van
het wiel met de lekke band is gemonteerd.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de automatische verlichting.
Schakel de verlichting in met de licht-
schakelaar.
Parkeerhulp met
grafi sche weergave en/of
geluidssignalen.
Dit pictogram wordt, tijdens het
vooruit- en/of achteruitrijden, weerge-
geven in het geval van een storing in de
parkeerhulp. Automatische transmissie.
Dit pictogram verschijnt in het
geval van een storing in de au-
tomatische transmissie. Een
noodprogramma zorgt er dan voor dat
de 3e versnelling ingeschakeld blijft.
Dit pictogram kan ook verschijnen als
een portier geopend wordt.
Ongeldige waarde.
Dit pictogram verschijnt in het
geval van een storing in het
programma van de automati-
sche transmissie.
Stand P of N.
Dit pictogram wordt weergege-
ven om aan te geven dat de se-
lectiehendel in de stand
P of N
moet worden gezet om de mo-
tor te kunnen starten.
** Volgens land van bestemming.

Page 28 of 291

1
31
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Koelvloeistoftemperatuurmeter
De koelvloeistoftemperatuurmeter geeft
de bestuurder tijdens het rijden informa-
tie over de koelvloeistoftemperatuur. Als bij draaiende motor de wijzer zich
bevindt in:
- zone
A , is de temperatuur in orde,
- zone B , is de temperatuur te hoog.
Het verklikkerlampje te hoge koel-
vloeistoftemperatuur 1 gaat branden
in combinatie met het verklikker-
lampje STOP , een geluidssignaal
en een melding op het multifunctio-
nele display.

Stop zo snel mogelijk op een veilige
plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de mo-
tor afzet.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
De temperatuur en de druk in het koel-
circuit beginnen na enkele minuten rij-
den te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:

 wacht tot de motor is afgekoeld,

 draai de dop twee omwentelingen
los om de druk te laten dalen,

 verwijder vervolgens de dop,

 vul bij tot aan het merkteken
"MAXI".
Handmatige Check
Systeem dat de bestuurder informatie
geeft over aanwezige storingen en de
status van functies (ingeschakeld of uit-
geschakeld).


Druk bij draaiende motor op de knop

"CHECK/000" van het instrumentenpa-
neel om de check handmatig te activeren.
Als er geen enkele "ernstige" storing
wordt gesignaleerd, verschijnt de mel-
ding "CHECK OK" op het grote display
van het instrumentenpaneel. Als er een "kleine" storing wordt gesig-
naleerd, verschijnen de desbetreffende
pictogrammen en vervolgens de mel-
ding
"CHECK OK" op het grote display
van het instrumentenpaneel. Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk.
Als een "ernstige" storing wordt gesig-
naleerd, verschijnen alleen de desbe-
treffende waarschuwingspictogrammen
op het grote display van het instrumen-
tenpaneel. Laat het systeem controle-
ren door het PEUGEOT-netwerk.

Page 29 of 291

1
32
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator geeft aan hoe-
veel kilometer u nog verwijderd bent
van de eerstvolgende onderhoudscon-
trole volgens het onderhoudsschema
van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de
laatste nulstelling van de onderhouds-
intervalindicator op basis van twee pa-
rameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole. De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onderhouds-
sleutel branden. De kilometerteller geeft
de resterende kilometers tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole aan.

Voorbeeld: de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact verdwijnt de sleutel ; de tel-
ler geeft weer de kilometerstand en de
stand van de dagteller aan. De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km

Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de sleutel branden
om aan te geven dat er binnenkort on-
derhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, ver-
schijnt er geen onderhoudsinformatie
op het display.

Page 30 of 291

1
i
i
33
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel dan
de auto en wacht minimaal 5 mi-
nuten. Het op 0 zetten van de on-
derhoudsindicator zal anders niet
worden opgeslagen.
Op 0 zetten van de
onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Voer dit als volgt uit:

 zet het contact af,

 druk op de resetknop van de dagtel-
ler en houd deze ingedrukt,

 zet het contact aan; de kilometertel-
ler begint terug te tellen,

 laat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
De factor tijd kan worden mee-
gewogen bij de nog af te leggen
kilometers, afhankelijk van de rij-
gewoonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden
als het interval van twee jaar is
overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden Als het contact wordt aangezet, gaat geduren-
de 5 seconden de
sleutel knipperen om aan te
geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerst-
volgende onderhoudsbeurt met 300 km
overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het dis-
play gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden . Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhouds-
informatie weergeven.

 Druk op de knop voor nulstelling van
de dagteller.
De onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 300 next >