Peugeot 308 CC 2009 Handleiding (in Dutch)

Page 41 of 291

2
i
44
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
- de momentele informatie:


Page 42 of 291

2
!
i
i
45
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS

 Druk de toets langer dan 2 seconden
in zodra het gewenste traject wordt
aangegeven.
Traject op 0 zetten

Met monochroom display C of groot
display op het instrumentenpaneel Enkele definities...
Als de actieradius minder dan 30 km
bedraagt, verschijnen streepjes op het
display. Na het tanken van minimaal
5 liter brandstof wordt de actieradius
opnieuw berekend en weergegeven als
deze meer dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
als tijdens het rijden de streepjes
continu worden weergegeven.
Deze functie wordt alleen weerge-
geven bij snelheden vanaf 30 km/h.
Het kan voorkomen dat u de weer-
gegeven waarde ziet variëren door
een gewijzigde rijstijl of het afda-
len van een helling, waardoor het
momentele brandstofverbruik aan-
zienlijk gunstiger wordt.
Actieradius
(km of miles)
De actieradius geeft aan
hoeveel kilometer u nog met
de resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden, berekend op basis van het
gemiddelde verbruik over de laatste af-
gelegde kilometers.
Momenteel verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Dit is het gemiddelde brand-
stofverbruik over de laatste se-
conden. Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Dit is het gemiddelde ver-
bruik sinds de laatste nulstel-
ling van de boordcomputer.
Afgelegde afstand
(km of miles)
Deze afstand wordt berekend
sinds de laatste nulstelling
van de boordcomputer.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Dit is de gemiddelde snelheid
sinds de laatste nulstelling van de
boordcomputer (contact aan).
Nog af te leggen afstand
(km of miles)
Dit is de nog af te leggen af-
stand tot de eindbestemming. Deze af-
stand wordt op elk moment tijdens het
navigeren berekend of wordt ingevoerd
door de gebruiker.
Bij het ontbreken van de afstand verschij-
nen er streepjes in plaats van cijfers.

Met groot display 16x9
op het instru-
mentenpaneel

 Druk op de toets "OK" van het be-
dieningspaneel van de NG4 als het
gewenste traject wordt weergege-
ven.
De trajecten "1" en "2" zijn onafhanke-
lijk en hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt wor-
den voor een dagelijks verbruik en traject

"2" voor een maandelijks verbruik.

Page 43 of 291

3
46
COMFORT
VENTILATIE
De ventilatie zorgt voor een optimaal
comfort in het interieur. Luchtgeleiding
De lucht kan afhankelijk van de instel-
lingen van de bestuurder via verschil-
lende circuits worden toegevoerd:
- rechtstreekse toevoer naar het inte-
rieur (toevoer van buitenlucht),
- toevoer via het verwarmingscircuit,
- toevoer via het circuit van de aircon- ditioning.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht
van de verschillende circuits wordt ge-
mengd om het gewenste comfortniveau
te bereiken. Stel de luchtverdeling in: de lucht wordt
via de gewenste uitstroomopeningen
over het interieur verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagers-
nelheid wordt verhoogd of verlaagd.
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefi lterd
en wordt van buitenaf toegevoerd via
het luchtrooster onder de voorruit, of in
het interieur gerecirculeerd. Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via het be-
dieningspaneel
A van de middenconso-
le. Volgens uitvoering zijn de volgende
functies aanwezig:
- temperatuurregeling,
- luchtopbrengstregeling,
- regeling luchtverdeling,
- ontdooien en ontwasemen,
- handbediende of automatische air- conditioning.
Luchtverdeling

1. Uitstroomopeningen voor het ontdooi-
en of ontwasemen van de voorruit.

2. Uitstroomopeningen voor het ontdooi-
en of ontwasemen van de zijruiten.

3. Afsluitbare en verstelbare zijventila-
tieroosters.

4. Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.

5. Uitstroomopeningen beenruimte voor-
passagiers.

6. Afsluitbare en verstelbare ventilatie-
roosters voor de achterpassagiers.

7. Uitstroomopeningen beenruimte ach-
terpassagiers.

Page 44 of 291

3
i
47
COMFORT
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
GEBRUIKSADVIEZEN VOOR DE VERWARMING, VENTILATIE EN AIRCONDITIONING
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditio-
ning de volgende gebruiksadviezen in acht:

 Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto l ang in de zon
heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieu rlucht goed ver-
verst wordt.

 Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht n aar het interi-
eur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luch tkanalen,
ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventila tieopening
in de bagageruimte vrij blijven.

 Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt af gedekt. Deze
sensor dient voor de regeling van de airconditioning.

 Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 mi nuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.

 Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en l aat de fi lterele-
menten periodiek vervangen (zie desbetreffende paragraaf in hoo fdstuk
"Controles").

 Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij h et speciale toe-
gevoegde actieve fi lter draagt het bij tot een gezuiverde l ucht voor de in-
zittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).

 Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in perfecte
staat te houden.

 Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raa dpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Als het dak is weggeklapt, neemt het comfort toe als het win dscherm wordt
gebruikt en het "AIRWAVE" systeem wordt ingeschakeld.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhange r op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airco nditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel .

Page 45 of 291

3
i
48
COMFORT
2. Luchtopbrengstregeling
 Draai de knop in één van
de vijf standen om de ge-
wenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Voorruit, zijruiten en beenruim-
te.
Beenruimte.
(gesloten ventilatieroosters) Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.

 Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm)
om de temperatuur naar
behoefte in te stellen. Voorruit en zijruiten.
1. Temperatuurregeling De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een middenstand te zetten.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor. 4. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt
het beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de lucht-
toevoer af te sluiten bij stank en stof-
overlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer
van buitenlucht weer in om te voorko-
men dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.

 Wanneer de knop van de lucht-
opbrengstregeling in de stand

0 staat (uitschakeling van het
systeem), wordt het thermische
comfort niet meer geregeld. Er
blijft door de rijwind echter nog
wel een kleine luchtstroom ge-
handhaafd.
3. Luchtverdeling

 Druk op deze toets om de lucht
in het interieur te laten recircu-
leren. Het lampje brandt om
aan te geven dat de luchtrecir-
culatie is ingeschakeld.

 Druk nogmaals op de toets om de
toevoer van buitenlucht weer in te
schakelen. Het lampje gaat uit.
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING

Page 46 of 291

3
i
49
COMFORT
Ontdooien - Ontwasemen
De afbeeldingen op het bedienings-
paneel geven aan hoe de voorruit en
zijruiten snel ontdooid en ontwasemd
kunnen worden:

 zet de knop van de luchttoevoerre-
geling 4 in de stand "Toevoer van
buitenlucht" (lampje uit),

 draai de knop van de luchtverdeling

3 in de stand "Voorruit",

 draai de knop van de luchtopbrengst

2 in de stand 5 (maximaal),

 draai de knop van de temperatuur-
regeling 1 in de stand rood (warm),

 sluit de middelste ventilatieroosters, De achterruitverwarming kan wor-
den ingeschakeld met de toets op
het bedieningspaneel van de ver-
warming of airconditioning.

 Schakel, zodra de omstandighe-
den het toelaten, de achterruit-
en buitenspiegelverwarming uit
omdat een gering stroomver-
bruik leidt tot een verlaging van
het brandstofverbruik.
Als de motor wordt afgezet voordat
de achterruitverwarming automatisch
wordt uitgeschakeld, wordt de achter-
ruitverwarming weer ingeschakeld
als de motor weer wordt gestart.
De achterruitverwarming wordt uit-
geschakeld als het wegklapbare dak
in de bagageruimte is opgeborgen.
Aan
De achterruitverwarming werkt uitslui-
tend bij draaiende motor.
Uit
De achterruitverwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld om onnodig brand-
stofverbruik te voorkomen.
5. Airconditioning aan/uit
De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
- de temperatuur in het interieur 's zo- mers te verlagen,
-
in de winter bij temperaturen boven 0°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan

 Druk op de toets "A/C" . Het lampje
van de toets gaat branden.

De airconditioning werkt niet als
de aanjagerknop 2 in de stand "0"
staat.
Uit

 Druk nogmaals op de toets "A/C" .
Het lampje van de toets gaat uit.

 schakel de airconditioning in door
op de toets "A/C" te drukken.
 Druk op deze toets om de achter-
ruit en de buitenspiegels te ontwa-
semen. Het verklikkerlampje van de
toets gaat branden.

 U kunt de achterruitverwarming ook
eerder uitschakelen door nogmaals
op de toets te drukken. Het verklik-
kerlampje van de toets gaat uit.

Page 47 of 291

3
i
49
COMFORT
Ontdooien - Ontwasemen
De afbeeldingen op het bedienings-
paneel geven aan hoe de voorruit en
zijruiten snel ontdooid en ontwasemd
kunnen worden:

 zet de knop van de luchttoevoerre-
geling 4 in de stand "Toevoer van
buitenlucht" (lampje uit),

 draai de knop van de luchtverdeling

3 in de stand "Voorruit",

 draai de knop van de luchtopbrengst

2 in de stand 5 (maximaal),

 draai de knop van de temperatuur-
regeling 1 in de stand rood (warm),

 sluit de middelste ventilatieroosters, De achterruitverwarming kan wor-
den ingeschakeld met de toets op
het bedieningspaneel van de ver-
warming of airconditioning.

 Schakel, zodra de omstandighe-
den het toelaten, de achterruit-
en buitenspiegelverwarming uit
omdat een gering stroomver-
bruik leidt tot een verlaging van
het brandstofverbruik.
Als de motor wordt afgezet voordat
de achterruitverwarming automatisch
wordt uitgeschakeld, wordt de achter-
ruitverwarming weer ingeschakeld
als de motor weer wordt gestart.
De achterruitverwarming wordt uit-
geschakeld als het wegklapbare dak
in de bagageruimte is opgeborgen.
Aan
De achterruitverwarming werkt uitslui-
tend bij draaiende motor.
Uit
De achterruitverwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld om onnodig brand-
stofverbruik te voorkomen.
5. Airconditioning aan/uit
De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
- de temperatuur in het interieur 's zo- mers te verlagen,
-
in de winter bij temperaturen boven 0°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan

 Druk op de toets "A/C" . Het lampje
van de toets gaat branden.

De airconditioning werkt niet als
de aanjagerknop 2 in de stand "0"
staat.
Uit

 Druk nogmaals op de toets "A/C" .
Het lampje van de toets gaat uit.

 schakel de airconditioning in door
op de toets "A/C" te drukken.
 Druk op deze toets om de achter-
ruit en de buitenspiegels te ontwa-
semen. Het verklikkerlampje van de
toets gaat branden.

 U kunt de achterruitverwarming ook
eerder uitschakelen door nogmaals
op de toets te drukken. Het verklik-
kerlampje van de toets gaat uit.

Page 48 of 291

3
ii
50
COMFORT
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
aanjagerregeling geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme
lucht uitsluitend naar de voorruit,
de zijruiten en de beenruimte van
de passagiers verdeeld. Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor. De bestuurder en de voorpas-
sagier kunnen de temperatuur
afzonderlijk naar wens instellen.

 Draai de knop 2 of 3 naar links of
naar rechts om deze waarde te ver-
lagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de
waarde 21 aanbevolen. Niettemin is af-
hankelijk van uw wensen een afstelling
tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raad-
zaam dat het verschil in instelling links
en rechts niet meer dan 3 bedraagt. 4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet toe-
reikend blijken om de ruiten
condens- en ijsvrij te hou-
den (vocht, veel inzittenden,
vorst...).

 Kies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst, de
luchttoevoer en de luchtverdeling naar
de luchtroosters voor een optimale ont-
waseming van de voorruit en zijruiten.
Automatische werking

 Druk op de toets "AUTO" .
Het lampje van de toets
gaat branden. 2. Regeling bestuurderszijde
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING
Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de luchtroosters en de luchtrecir-
culatie automatisch en optimaal aan de
hand van de door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden en beschikt
over een automatische regeling als het
dak geopend is. De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald comfort-
niveau en niet op de werkelijke tempera-
tuur in graden Celsius of Fahrenheit.

 Druk nogmaals op de toets "zicht"
of op de toets "AUTO" om dit pro-
gramma af te sluiten. Het lampje van
de toets "zicht" gaat uit en dat van
de toets "AUTO" gaat branden.
1. Automatisch programma "comfort"
3. Regeling passagierszijde

Page 49 of 291

3
!
!
i
51
COMFORT
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u de au-
tomatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige func-
ties worden automatisch geregeld.

 Druk op de toets "AUTO" om het
systeem weer volledig automatisch
te laten functioneren.

 Druk op deze toets om de
airconditioning uit te scha-
kelen. 6. Regeling luchtverdeling

 Druk op één of meer toet-
sen om de luchtstroom te
verdelen naar:
7. Regeling luchtopbrengst
 Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts
om deze te verhogen.
8. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie Uitschakelen van het systeem

 Draai de knop van de luchtopbrengst
naar links tot alle lampjes uitgaan.
Alle functies van de airconditioning wor-
den dan uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine lucht-
stroom gehandhaafd.

 Draai de knop van de luchtopbrengst
naar rechts of druk op de toets

"AUTO" om het systeem weer met
de laatst ingestelde waarden in te
schakelen.

 Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te la-
ten recirculeren. Het lampje
van de toets gaat branden.
5. Airconditioning aan/uit
Vermijd het te lang rijden met uitge-
schakeld systeem.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (om te voorko-
men dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur ach-
teruitgaat).
- de voorruit en de zijruiten (ontwase-
men of ontdooien),
- de voorruit, de zijruiten en de venti- latieroosters,
- de voorruit, de zijruiten, de ventila- tieroosters en de beenruimte van de
passagiers,
- de ventilatieroosters en de been- ruimte van de passagiers,
- de ventilatieroosters,
- de beenruimte van de passagiers,
- de voorruit, de zijruiten en de been- ruimte van de passagiers.
De lampjes van de luchtopbrengst, tus-
sen de twee propellers, gaan afhanke-
lijk van de ingestelde waarde geleidelijk
branden.
 Druk de toets, zodra de luchtrecircula-
tie niet meer nodig is, nogmaals in om
de toevoer van buitenlucht te hervatten
en het beslaan van de ruiten te voorko-
men. Het lampje van de toets gaat uit.
Om het interieur maximaal te verkoe-
len of te verwarmen is het mogelijk
de minimale waarde 14 of de maxi-
male waarde 28 te overschrijden.

 Draai de knop 2 of 3 naar links
totdat "LO" verschijnt of naar
rechts totdat "HI" verschijnt. 9. Centrale regeling/gescheiden
regeling

 Druk op deze toets om de
instellingen van de passa-
gierszijde af te stemmen op
die van de bestuurderszijde
(centrale regeling). Het lamp-
je van de toets gaat branden.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.
Als de airconditioning wordt uitgescha-
keld, wordt het thermische comfort niet
meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).

 Druk de toets nogmaals in zodra
dit mogelijk is om de automatische
werking van de airconditioning te
hervatten. Het lampje van de toets

"A/C" gaat branden

Page 50 of 291

3
52
COMFORT
Opgevouwen scherm
MONTEREN/DEMONTEREN VAN HET WINDSCHERM
Als het dak is weggeklapt, zorgt het wind-
scherm voor meer comfort in het interieur.
Het verticale gedeelte van het scherm
kan worden neergeklapt om het zicht
naar achteren bij het achteruitrijden te
verbeteren.
Het windscherm wordt in vier delen op-
gevouwen geleverd. Uitgevouwen scherm Monteren

 Klik de uiteinden van het geheel
vast.

 Vouw het scherm uit door de twee
delen 90° te openen tot u een klik
hoort.

 Vouw de geleiders van het frame
uit.

 Bevestig de geleiders in de houders
achter iedere hoek van de rugleu-
ning van de achterbank.

 Vouw beide delen uit tot aan de aan-
slag.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 300 next >