Peugeot 308 CC 2009 Handleiding (in Dutch)

Page 71 of 291

4
!
i
68
TOEGANG TOT DE AUTO
ALARM
Dit systeem beveiligt uw auto tegen in-
braak en diefstal. Het systeem bestaat
uit een omtrek- en een interieurbevei-
liging en is voorzien van een anti-in-
braakfunctie. Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Breng geen wijzigingen aan het
alarmsysteem aan, dit kan leiden
tot storingen. De interieurbeveiliging wordt uit-
sluitend uitgeschakeld als deze
procedure wordt uitgevoerd na het
afzetten van het contact.
Wanneer het dak is weggeklapt
(cabriolet), wordt de interieurbevei-
liging automatisch uitgeschakeld.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging

 Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.

 Vergrendel de auto weer met de af-
standsbediening.
Het alarm wordt weer ingeschakeld met
twee beveiligingsniveaus; het verklik-
kerlampje van de knop A gaat uit.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
Inschakelen

 Zet het contact af en verlaat de
auto.

 Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de vergren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm is geactiveerd; het verklikker-
lampje van de knop A zal één keer per
seconde knipperen.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carros-
seriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand probeert
in te breken door een portier, de achter-
klep of de motorkap te forceren.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er be-
wegingen in het interieur worden waar-
genomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen of als iets of iemand in de
auto beweegt.
Schakel de interieurbeveiliging uit als
u tijdens uw afwezigheid een ruit een
stukje open wilt laten of als er een huis-
dier in de auto achterblijft.
Anti-inbraakfunctie
Dit systeem treedt in werking als ie-
mand probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert
de kabels van de sirene, de bedienings-
eenheid of de accu door te knippen.
Uitschakelen

 Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm wordt uitgeschakeld; het ver-
klikkerlampje van de knop A gaat uit. Uitschakelen van de
interieurbeveiliging

 Zet het contact af.

 Druk binnen 10 seconden op de
knop A tot het verklikkerlampje blijft
branden.

 Verlaat de auto.

 Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de vergren-
delknop van de afstandsbediening.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt inge-
schakeld; het verklikkerlampje van de
knop A zal één keer per seconde knip-
peren.

Page 72 of 291

4
!
69
TOEGANG TOT DE AUTO
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwij-
zers ongeveer dertig seconden.
Nadat het alarm is gestopt, zijn de om-
trek- en interieurbeveiliging weer actief. Als het alarm 10 keer achter elkaar
is afgegaan, wordt het bij de elfde
keer uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop A snel
knippert, betekent dit dat het alarm
tijdens uw afwezigheid is afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Om te voorkomen dat tijdens het
wassen van uw auto het alarm af-
gaat, is het raadzaam de auto in dat
geval met de sleutel af te sluiten.
Schakel voordat u de accukabels
losneemt het alarm uit om te voor-
komen dat de sirene afgaat. Storing afstandsbediening

 Ontgrendel de auto met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier.

 Open het portier; het alarm gaat af.

 Zet het contact aan; het alarm stopt.
* Volgens land van bestemming.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
verklikkerlampje van de knop
A gedu-
rende 10 seconden blijft branden, duidt
dit op een storing in de verbinding met
de sirene.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen

 Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier. Automatisch inschakelen *
Afhankelijk van de wetgeving in uw land
kan één van de volgende gevallen zich
voordoen:
- het alarm wordt 45 seconden nadat
de auto met behulp van de afstands-
bediening is vergrendeld geactiveerd,
ongeacht de toestand van de portie-
ren en de achterklep.
- het alarm wordt 2 minuten nadat het laatste portier of de achterklep is ge-
sloten, geactiveerd.

 Om het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de ach-
terklep te voorkomen, moet eerst op
de ontgrendelknop van de afstands-
bediening worden gedrukt.

Page 73 of 291

4
i
i
70
TOEGANG TOT DE AUTO
De achterste zijruiten zijn niet voor-
zien van een eentrapsbediening
en hebben geen beveiliging tegen
beknellen.
Na het afzetten van het contact of
het openen van een portier kun-
nen de ruiten nog ongeveer 45 se-
conden worden bediend. Na deze
45 seconden moet u het contact weer
aanzetten om de ruiten te bedienen.
RUITBEDIENING
U kunt de ruiten handmatig of automa-
tisch openen en sluiten. De portierruiten
zijn voorzien van een beveiliging tegen
beknellen en een bedieningssysteem
voor de vier ruiten bij alle uitvoeringen.

1. Schakelaar ruitbediening
bestuurderszijde.

2. Schakelaar ruitbediening
passagierszijde.

3. Schakelaar ruitbediening rechts
achter.

4. Schakelaar ruitbediening links
achter.

5. Blokkeerschakelaar elektrisch
bedienbare ruiten achter. Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet
wil sluiten:

 druk op de schakelaar tot de
ruit volledig is geopend,

 trek vervolgens direct de scha-
kelaar omhoog tot de ruit volle-
dig is gesloten,

 houd de schakelaar na het slui-
ten nog ongeveer drie seconden
vast.

Tijdens deze handelingen is de
beveiliging tegen beknellen uit-
geschakeld.
Beveiliging tegen beknellen
portierruiten
Als de ruit in de automatische stand sluit
en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit
en gaat deze gedeeltelijk weer open.
- automatische stand

 Duw of trek de schakelaar 1 voorbij
het zware punt. De ruit opent of sluit
volledig nadat u de schakelaar hebt
losgelaten.

 Druk opnieuw op de schakelaar om
het openen of sluiten te stoppen.
Elektrisch bedienbare ruiten
met eentrapsbediening
U hebt twee mogelijkheden:
-
handbediende stand

 Duw of trek de schakelaar 1 tot het
zware punt. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Blokkeren van de ruitbediening
achter

 Druk, voor de veiligheid van uw kin-
deren, op de schakelaar 5 om de
ruitbediening achter, ongeacht de
stand van de ruiten, te blokkeren.
Als het lampje brandt, is de ruitbedie-
ning geblokkeerd.
Als het lampje uit is, is de ruitbediening
actief.

Page 74 of 291

4
!
i
i
71
TOEGANG TOT DE AUTO
Met deze procedure wordt de wer-
king van de ruitbediening en de au-
tomatische functie bij het openen
van de portieren gereset.
Bediening van de vier ruiten
Met deze bediening kunnen alle ruiten in
één keer worden geopend of gesloten.
Neem bij het verlaten van de auto,
zelfs voor een korte periode, altijd
de sleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van
de ruit iets tussen de ruit en de spon-
ning bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op
de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit
aan passagierszijde bedient, moet
deze ervan verzekerd zijn dat niets
het correcte sluiten van de ruit ver-
hindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de elek-
trische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tij-
dens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest
of na een storing moet de ruitbediening
worden gereset:

 laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog totdat de ruit vol-
ledig is gesloten,

 houd de schakelaar na het sluiten
nog ongeveer drie seconden vast,

 druk op de schakelaar om de ruit
automatisch te openen,

 druk als de ruit volledig is geopend
nogmaals op de schakelaar en houd
deze nog ongeveer 1 seconde vast.

Tijdens deze handelingen is de be-
veiliging tegen beknellen uitgescha-
keld.

 Druk op schakelaar 6 en laat deze
weer los. De ruiten worden volledig
geopend.

 Door opnieuw op de schakelaar te
drukken, stoppen de ruiten.
of

 Trek aan schakelaar 6 en houd deze
vast. De ruiten worden volledig ge-
sloten.

 Als u de schakelaar loslaat voordat
de ruiten volledig gesloten zijn, stop-
pen ze.
Het inschakelen van deze bediening
geschiedt onder volledige verant-
woordelijkheid van de bestuurder.

Page 75 of 291

4
!
i
i!
72
TOEGANG TOT DE AUTO
PORTIEREN

 Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.
De ruit gaat automatisch enkele mil- limeters omlaag, zodat het portier
geopend kan worden. Van binnenuit

 Trek aan de portiergreep van het
voorportier om het te openen; de
auto wordt dan volledig ontgrendeld.
De ruit gaat automatisch enkele mil- limeters omlaag, zodat het portier
geopend kan worden.
De portieren kunnen niet van bin-
nenuit worden geopend als de su-
pervergrendeling is ingeschakeld. Sluiten
Bij het sluiten van het portier wordt de
ruit na enkele seconden automatisch
weer gesloten en afgesteld voor een
optimale afdichting.
- bij draaiende motor , gaat
dit lampje branden in com-
binatie met een melding
die enkele seconden op
het multifunctionele display
verschijnt,
- tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h), gaat dit lampje branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding die gedurende enke-
le seconden op het multifunctionele
display verschijnt.
Als het portier meer dan een mi-
nuut geopend blijft, zal de ruit weer
omhoog gaan.
Trek nogmaals aan de portiergreep
om het systeem weer te activeren.
Openen
Van buitenaf
Als het selectief ontgrendelen is ge-
activeerd en één keer op de ontgren-
delknop van de afstandsbediening
wordt gedrukt, kan alleen het be-
stuurdersportier worden geopend.
Als het selectief ontgrendelen is
geactiveerd:
- met de portiergreep van het be-
stuurdersportier wordt alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld.
- met de portiergreep van het pas- sagiersportier worden het passa-
giersportier en het kofferdeksel
ontgrendeld. Bij het wassen van de auto:
- vergrendel vooraf de auto met
de afstandsbediening of de
sleutel,
- richt de sproeier van de hoge- drukreiniger niet op het boven-
ste gedeelte van de ruiten,
- houd de sproeier van de hoge- drukreiniger op een afstand van
minimaal 1 meter van de ruiten
en de portierrubbers.
Als een portier niet goed is gesloten:

Page 76 of 291

4
i
!
i
!
73
TOEGANG TOT DE AUTO
Als de auto van buitenaf is ver-
grendeld of de supervergrendeling
is ingeschakeld, knippert het rode
lampje en is de knop A inactief.

 Gebruik in dat geval de af-
standsbediening of de sleutel
om de auto te ontgrendelen. De automatische centrale vergren-
deling werkt niet als een van de
portieren is geopend.
Als de achterklep is geopend, is de
automatische centrale vergrende-
ling van de portieren actief.
Handmatige centrale
vergrendeling
Deze functie biedt de mogelijkheid de
portieren en het kofferdeksel van bin-
nenuit handmatig en volledig te ver-
grendelen of te ontgrendelen.
Vergrendelen

 Druk op de knop A om de auto te
vergrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat
branden. Automatische centrale
vergrendeling
Deze functie zorgt ervoor dat de portieren
en de achterklep tijdens het rijden auto-
matisch en volledig worden vergrendeld.
U kunt de functie desgewenst inschake-
len of uitschakelen.
Ontgrendelen

 Druk als sneller wordt gereden dan
10 km/h op de knop A om de portie-
ren en de achterklep tijdelijk te ont-
grendelen.
Als één van de portieren of het
kofferdeksel is geopend, werkt de
centrale vergrendeling van binnen-
uit niet. Ontgrendelen

 Druk nogmaals op de knop A om de
auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h,
worden de portieren en de achterklep
automatisch vergrendeld.
Het dashboardkastje en het opberg-
vak in de middenarmsteun vóór
worden niet vergrendeld en blijven
dus toegankelijk.

Page 77 of 291

4
74
TOEGANG TOT DE AUTO
Inschakelen

 Druk langer dan 2 seconden op de
knop A .
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging.
Uitschakelen

 Druk nogmaals langer dan 2 secon-
den op de knop A .
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging. Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
en ontgrendelen in het geval van een
storing in de centrale vergrendeling.

 Steek de sleutel in het slotplaat in
de zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling .
Vergrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Vergrendelen van het
passagiersportier
Ontgrendelen van het
passagiersportier

 Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.

Page 78 of 291

4
ii
75
TOEGANG TOT DE AUTO
Ontgrendelen en op een kier
zetten van het kofferdeksel
KOFFERDEKSEL Antidiefstalbeveiliging van de
bagageruimte
De bagageruimte is zo ontworpen dat,
als de auto vooraf is vergrendeld, deze
optimaal tegen diefstal is beveiligd, ook
als het dak is weggeklapt.
Daarom kan als de auto is vergrendeld
en het dak is weggeklapt het kofferdek-
sel niet worden ontgrendeld:
- door de portiergreep in het interieur te bedienen,
- door op de schakelaar A van de centrale
vergrendeling te drukken zonder dat de
sleutel zich in het contactslot bevindt.
Openen

 Ontgrendel het kofferdeksel of de
auto met de afstandsbediening of
de sleutel, druk op de knop en til het
kofferdeksel omhoog.
Als het selectief ontgrendelen is
geactiveerd, kan de achterklep
worden geopend nadat de ontgren-
delknop op de afstandsbediening
voor de tweede keer is ingedrukt.

 Druk gedurende meer dan
twee seconden op deze
knop om het kofferdeksel te
ontgrendelen. Het kofferdek-
sel wordt op een kier gezet.
Bij deze handeling worden ook de por-
tieren ontgrendeld.
In het geval van een lege accu
is het kofferdeksel vergrendeld.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Sluiten

 Trek het kofferdeksel omlaag aan
de handgreep aan de binnenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten: - bij draaiende motor gaat
het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een
melding op het multifunctio-
nele display gedurende en-
kele seconden,
- tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) gaat het verklikker-
lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display ge-
durende enkele seconden.

Page 79 of 291

4
i
76
TOEGANG TOT DE AUTO
Zolang de brandstofvuldop niet is
vastgedraaid, kan de sleutel niet uit
de dop worden verwijderd.
BRANDSTOFTANK

Inhoud van de tank: ongeveer 60 liter .
Veilig tanken:

 zet altijd de motor af,

 open de brandstofvulklep,

 steek de sleutel in de dop en draai
de sleutel linksom,
Na het tanken:

 breng de dop aan,

 draai de sleutel naar rechts en ver-
wijder deze vervolgens uit de dop,

 sluit de brandstofvulklep.

 verwijder de dop en bevestig deze
aan de haak aan de binnenzijde van
de klep,

 tank de auto af, maar laat het vul-
pistool nooit meer dan 3 keer
afslaan ; indien dit wel gebeurt, kun-
nen er storingen optreden,
Laag brandstofniveau
Tanken
Op een label aan de binnenzijde van de
vulklep staat de voorgeschreven soort
brandstof voor uw auto aangegeven.
Storing
In het geval van een storing in de brand-
stofniveaumeter gaat de wijzer terug
naar 0.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Als het minimale niveau in de
brandstoftank is bereikt, brandt
dit verklikkerlampje op het in-
strumentenpaneel in combi-
natie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display.

U kunt nog ongeveer 50 km met de
resterende hoeveelheid brandstof
rijden.
Raadpleeg indien u strandt met een
lege tank het hoofdstuk "Onderhoud -
§ Brandstoftank leeg".

Page 80 of 291

5
77
ZICHT
LICHTSCHAKELAAR
Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting
van de auto selecteren en inschakelen.
Hoofdverlichting
De verlichting van de auto voor en ach-
ter is ontwikkeld om de zichtbaarheid
van de auto en het zicht van de bestuur-
der aan te passen aan de omgeving en
de weersomstandigheden:
- parkeerlicht: om gezien te worden,
- dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te ver-
blinden,
- grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen zonder tegenliggers,
- bochtverlichting: voor een optimaal zicht in bochten.
Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende ver-
lichting voor specifi eke rijomstandigheden:
- mistachterlicht: voor een optimale zichtbaarheid van achteren als het
zicht minder dan 50 m is,
- mistlampen vóór: voor extra zicht bij slecht weer,
- verlichting overdag: voor een betere zichtbaarheid van uw auto overdag.
Instellingen
Het verlichtingssysteem van uw auto
heeft verschillende extra automatische
functies die afzonderlijk kunnen worden
ingesteld:
- follow me home-verlichting,
- automatische verlichting,
- bochtverlichting. Uitvoering zonder automatische
inschakeling
Uitvoering met automatische inschakeling automatische verlichting,
Handbediende functies
De lichtschakelaar bestaat uit de ring
A
en de hendel B .

A. ring voor de selectie van de stand
van de hoofdverlichting:
uit,
alleen parkeerlicht,

B. trek de hendel naar u toe om over
te schakelen van dim- naar grootlicht
en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of
alleen de parkeerlichten zijn ingescha-
keld, kunt u een lichtsignaal geven door
de hendel naar u toe te trekken. dimlicht of grootlicht.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het instrumen-
tenpaneel geeft aan dat de geselecteer-
de verlichting is ingeschakeld.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 300 next >