Peugeot 308 SW BL 2008 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 260

!
136
VEILIGHEID
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de bestuur-
der en de passagiers (behalve de mid-
delste achterpassagier) bij een ernstige
zijdelingse aanrijding, om de kans op
borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn aangebracht:
- voor: aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen,
- achter: in de zijpanelen (behalve 3-deurs en SW).
Activering
De zij-airbags worden aan de desbe-
treffende zijde opgeblazen bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B ),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de bin-
nenzijde van de auto. Window-airbags
De window-airbags beschermen de be-
stuurder en passagiers (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op hoofdletsel te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in
de stijlen en in de hemelbekleding.
In het geval van een storing
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met
de zij-airbag aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijde-
lingse aanrijding binnen (een gedeelte
van) de impactzone opzij (
B ), loodrecht
op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnen-
zijde van de auto.
De window-airbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór en achter en
de ruiten.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding
of bij over de kop slaan, kan het
zijn dat de airbag niet wordt geac-
tiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding wordt de
airbag niet geactiveerd.
Registratiezones voor een aanrijding

A. Impactzone vóór.

B. Impactzone opzij.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display,
raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk
om het systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een
ernstige aanrijding niet worden geacti-
veerd.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het desbetreffen-
de portierpaneel.

Page 132 of 260

!
137
VEILIGHEID
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de
goede werking van de airbag belem-
meren en/of de inzittende bij het op-
blazen van de airbag verwonden. Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw ha
nden niet op het stuur-
wielkussen rusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard ru sten.
Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de a irbag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp brandwonden of and er letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuu rwielbekleding en sla
er niet op.
* Volgens land van bestemming.
Knie-airbag *
Houd uw knieën niet te dicht bij het stuurwiel.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelh
oezen. Deze
belemmeren het activeren van de zij-airbags niet. Raadpleeg h et PEUGEOT-
netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of midd el.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de window-
airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak; deze maken deel uit van de be-
vestiging van de window-airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van
uw auto de airbagsystemen controle-
ren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan air-
bagsystemen, alleen het PEUGEOT -
netwerk heeft hiervoor gekwalifi ceerd
personeel.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft de
kans bestaan op letsel of lichte brand-
wonden aan het hoofd, de borst of
de armen als de airbag wordt geacti-
veerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele mil-
liseconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen
via de daarvoor bestemde openingen
naar buiten stromen.

Page 133 of 260

!
i
!
138
RIJDEN Draai bij het parkeren van de auto
op een helling de wielen vast tegen
het trottoir, trek de handrem aan en
schakel een versnelling in.
HANDREM
Mechanisch systeem om de auto veilig
stil te zetten.
Aantrekken

 Trek, als de auto volledig stilstaat,
de handrem aan. Als tijdens het rijden dit verklik-
kerlampje en het verklikkerlamp-
je
STOP branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
meldingop het multifunctionele display,
geeft dit aan dat de handrem nog (iets)
is aangetrokken.
Loszetten

 Trek aan de hefboom, druk de knop

A in en duw de handrem geheel om-
laag.
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK MET 6 VERSNELLINGEN
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
- zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,
- trap het koppelingspedaal in.
Schakel de achteruitversnelling al-
leen in als de auto stilstaat en de
motor stationair draait.
Inschakelen van de
achteruitversnelling


Trek de ring onder de pookknop om-
hoog en beweeg de versnellingshen-
del eerst naar links en dan naar voren.

Page 134 of 260

i
139
RIJDEN
GESTUURDE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK MET 6 VERSNELLINGEN
Selectiehendel

R. Achteruit

 Trap het rempedaal in en beweeg
de selectiehendel naar voren om
deze stand te selecteren.

N. Neutraalstand.

 Trap het rempedaal in en selecteer
deze stand om de motor te kunnen
starten.

A. Automatische stand.

 Beweeg de selectiehendel omlaag
om deze stand te selecteren.

M. + / - Handmatig schakelen.

 Beweeg de selectiehendel omlaag
en vervolgens naar links om deze
stand te selecteren en:
- beweeg de selectiehendel kort naar voren om op te schakelen,
- of beweeg de selectiehendel kort naar achteren om terug te
schakelen.

S. Programma Sport.

 Druk op deze toets om dit program-
ma in of uit te schakelen. Stuurbediening

+.
Opschakelen (rechts van het stuurwiel).

 Druk op de achterzijde van de stuur-
bediening "+" om op te schakelen.

-.
Terugschakelen (links van het stuurwiel).

 Druk op de achterzijde van de stuur-
bediening "-" om terug te schakelen.
Met de stuurbediening is het niet
mogelijk om de neutraalstand of de
achteruitversnelling te selecteren.
Bij de gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak met zes versnellingen kunt
u kiezen tussen automatische bedie-
ning en handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft drie gebruiks-
mogelijkheden:
- een
automatische stand om auto-
matisch te schakelen,
- een handmatige stand om zelf te
schakelen,
- een auto-sequentiële stand , waar-
mee u in de automatische stand op
ieder moment zelf kunt schakelen,
bijvoorbeeld voor een inhaalma-
noeuvre.
In de automatische en de handmatige
stand is een programma Sport beschik-
baar, waarin een meer dynamische rij-
stijl mogelijk is.
Met deze versnellingsbak profi teert u
tevens van een andere handige functie:
de hill holder.

Page 135 of 260

i
i
!i
140
RIJDEN
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel Starten van de auto

N. Neutral (neutraalstand)

R. Reverse (achteruitversnelling)

1, 2, 3, 4, 5, 6. Versnellingen in de hand-
geschakelde stand

AUTO. Verschijnt bij de selectie van
de automatische stand en ver-
dwijnt weer als de handbedien-
de stand wordt geselecteerd.

S. Sport (programma Sport)

 Trap het rempedaal in
als dit pictogram verschijnt
(bijv.: starten van de motor).
 Selecteer de stand N .

 Houd het rempedaal ingetrapt.

 Start de motor.

 Selecteer de eerste versnelling
(stand M of A ) of de achteruitver-
snelling (stand R ).

 Zet de handrem los.

 Neem uw voet van het rempedaal
en geef gas.
Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnen de
aanduidingen AUTO en 1 of R . Houd de auto niet op zijn plaats
met behulp van het gaspedaal.
De aanduiding
N op het display
knippert als u de motor probeert te
starten zonder dat de selectiehen-
del in de stand N staat.
Als bij het starten het rempedaal
niet wordt ingetrapt, knippert op
het instrumentenpaneel de aan-
duiding voet op het rempedaal in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctio-
nele display. Hill holder
Deze aan de versnellingsbak gekop-
pelde aanvullende functie kan uw auto
enige tijd op zijn plaats houden.
De remmen worden korte tijd bediend
om u de tijd te geven uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal te ver-
plaatsen.
Stap nooit uit op het moment dat
de hill holder actief is.
Als de auto op een helling stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als
het rempedaal wordt losgelaten:
- als de auto bergopwaarts stilstaat
en de selectiehendel in de stand A
of M staat,
- als de auto bergafwaarts stilstaat en de selectiehendel in de stand R
staat.
Bij het inschakelen van de achter-
uitversnelling klinkt een geluidssig-
naal. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt de
aanduiding
N .

Page 136 of 260

i
!i
141
RIJDEN
Handbediende stand

 Beweeg na het starten van de auto de
selectiehendel in de stand M om de
handbediende stand in te schakelen.
De aanduiding AUTO ver-
dwijnt en de ingeschakelde
versnellingen verschijnen ach-
tereenvolgend op het display.
Het schakelen naar een andere ver-
snelling is alleen mogelijk als de snel-
heid van de auto en het motortoerental
dit toestaan.
Het is niet noodzakelijk om bij het scha-
kelen het gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste ver-
snelling is geselecteerd op het moment
dat u het gaspedaal weer intrapt.
De versnellingsbak werkt dan auto-
matisch, zonder dat u zelf hoeft te
schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte ver-
snelling, afhankelijk van de volgende
parameters:
- de rijstijl,
- het profi el van de weg. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnen de
aanduiding
AUTO en de inge-
schakelde versnelling.
Automatische stand

 Selecteer vanuit de handbediende
stand de stand A om terug te keren
naar de automatische stand. Auto-sequentiële stand
In de automatische stand kunt u, bij-
voorbeeld voor een inhaalmanoeuvre,
op ieder moment de functies van de
handbediende stand gebruiken.

 Druk op de stuurbediening "+" of "-" .
De versnellingsbak wordt dan in de
desbetreffende versnelling geschakeld,
als de snelheid van de auto en het mo-
tortoerental dit toestaan. De aanduiding

AUTO blijft op het display staan.
Als de stuurbediening enige tijd niet
meer gebruikt wordt, gaat de trans-
missie weer over op de automatische
stand.
Als bij stapvoets rijden de achter-
uitversnelling wordt geselecteerd,
wordt deze pas ingeschakeld als
de auto volledig tot stilstand is ge-
komen. De aanduiding
voet op het
rempedaal kan gaan knipperen op
het instrumentenpaneel om aan te
geven dat u moet remmen.
Als de achteruitversnelling bij hoge
snelheid wordt geselecteerd, knip-
pert het verklikkerlampje N en gaat
de versnellingsbak automatisch
over in de neutraalstand. Beweeg
de selectiehendel terug in de stand

A of M om weer in een versnelling
verder te rijden. Bij krachtig accelereren wordt de
hoogste versnelling niet ingescha-
keld zonder tussenkomst van de
bestuurder met behulp van de se-
lectiehendel of de stuurbediening.
Selecteer de neutraalstand
N nooit
tijdens het rijden.
Selecteer de achteruitversnelling
(stand R ) uitsluitend als de auto
volledig stilstaat en de voet op het
rempedaal wordt gehouden. Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een inhaalma-
noeuvre) het gaspedaal met kracht
in, tot voorbij het zware punt.

Page 137 of 260

!!
i
142
RIJDEN Stilzetten van de auto Storing Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
en de aanduiding AUTO gaat
knipperen in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, duidt dit op
een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Houd bij het starten van de motor
altijd het rempedaal ingetrapt.
Trek altijd de handrem aan om de
auto volledig stil te zetten.
Selecteer wanneer u de auto met
draaiende motor stilzet altijd de
neutraalstand
N .
Controleer voordat u werkzaam-
heden onder de motorkap uitvoert
altijd of de selectiehendel in de
neutraalstand N staat en de hand-
rem is aangetrokken. Als bij aangezet contact het
bovenstaande en dit verklikker-
lampje gaan branden in com-
binatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele
display, duidt dit op een storing in de hill
holder.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Programma Sport

 Druk na het selecteren van de hand-
bediende of auto-sequentiële stand
op de toets S om het programma
Sport te activeren, waarin een meer
dynamische rijstijl mogelijk is.
De aanduiding S verschijnt
naast de ingeschakelde ver-
snelling op het display van het
instrumentenpaneel.

 Druk nogmaals op de toets S om het
programma uit te schakelen.
De aanduiding S verdwijnt van het dis-
play van het instrumentenpaneel.
Het programma Sport wordt na het
afzetten van het contact niet auto-
matisch opnieuw ingeschakeld als
het contact weer wordt aangezet. Voordat u de motor afzet, kunt u:
- de selectiehendel in de stand
N be-
wegen om de neutraalstand te se-
lecteren,
- een versnelling ingeschakeld laten. In dat geval kan de auto niet worden
verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de handrem
aan om de auto volledig stil te zetten.

Page 138 of 260

143
RIJDEN
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET "TIPTRONIC TECHNIEK SYSTEEM PORSCHE"
Bij de automatische transmissie met vier of
zes versnellingen kunt u kiezen uit automa-
tische bediening, aangevuld met de pro-
gramma's Sport en Sneeuw. U kunt met de
selectiehendel ook handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft vier gebruiks-
mogelijkheden:
- automatisch schakelen : het scha-
kelen wordt elektronisch aange-
stuurd door de transmissie,
- programma Sport : dit schakelpro-
gramma maakt een meer dynami-
sche rijstijl mogelijk,
- programma Sneeuw : dit schakel-
programma vereenvoudigt het rijden
op een ondergrond met weinig grip,
- handmatig schakelen : deze stand
maakt het zelf schakelen met de se-
lectiehendel mogelijk. Selectiehendel

P. Parkeerstand.
- Stilzetten van de auto, met of zon- der aangetrokken handrem.
- Starten van de motor.

R. Achteruitversnelling.
- Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair toerental.

N. Neutraalstand.
- Stilzetten van de auto, met aange- trokken handrem.
- Starten van de motor.

D. Automatische werking.

M.+ / - Zelf schakelen tussen de vier of
zes versnellingen.

 Beweeg de selectiehendel kort naar
voren om op te schakelen.
of

 Beweeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt het
desbetreffende pictogram op het instru-
mentenpaneel.

P. Parking (parkeerstand)

R. Reverse (achteruitversnelling)

N. Neutral (neutraalstand)

D. Drive (automatisch schakelen)

S. Programma Sport

 . Programma Sneeuw

1 t/m 4. Ingeschakelde versnelling

1 t/m 6. bij handmatig schakelen

-. Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen

 Als dit pictogram knippert,
trap dan het rempedaal in
(bijv.: starten van de motor).
Schakelpatroon

1. Selectiehendel.

2. Toets "S" (Sport) .

3. Toets "  " (Sneeuw) . Intrappen van het rempedaal

Page 139 of 260

!
!
i
144
RIJDEN
Wegrijden

 Trek de handrem aan.

 Selecteer de stand P of N .

 Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor-
waarden wordt voldaan, klinkt een ge-
luidssignaal en verschijnt een melding
op het multifunctionele display.

 Trap bij draaiende motor het rempe-
daal in.

 Zet de handrem los.

 Selecteer de stand R , D of M.

 Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk
de stand N wordt geselecteerd,
laat het motortoerental dan zakken
tot stationair toerental, zet de se-
lectiehendel in de stand D en trap
het gaspedaal weer in. De versnellingsbak werkt dan in de
auto-adaptieve stand, zonder dat u zelf
hoeft te schakelen. De versnellingsbak
kiest voortdurend de meest geschikte
versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profi el van de weg en de belading
van de auto.
Voor een maximale acceleratie zon-
der de stand van de selectiehendel te
wijzigen, moet het gaspedaal volledig
worden ingetrapt (kickdown). De ver-
snellingsbak schakelt automatisch terug
of handhaaft de ingeschakelde versnel-
ling totdat de motor het maximum toe-
rental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnel-
lingsbak automatisch terug om sterker
op de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt
de versnellingbak niet naar een hogere
versnelling als u het gaspedaal plotse-
ling loslaat.
Automatisch schakelprogramma

 Selecteer de stand D om automa-
tisch te laten schakelen tussen de
vier of zes versnellingen.
Op het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding  .
Programma Sneeuw "
 "

 Druk op de toets "  " als de motor is
gestart.
De transmissie past zich aan voor het
rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat
u gemakkelijker kunt rijden op een on-
dergrond met weinig grip. Op het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding
S .
Programma Sport "S"

 Druk op de toets "S" als de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan auto-
matisch een dynamische rijstijl mogelijk.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand P of R als de auto niet vol-
ledig stilstaat.
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de
stand
R , D of M is geselecteerd, zet
de auto zich zelfs al in beweging als
het gaspedaal niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom
geen kinderen alleen in de auto
achter.
Trek de handrem aan en selecteer
de stand P indien er onderhouds-
werkzaamheden moeten worden
uitgevoerd bij draaiende motor. Programma's Sport en Sneeuw
Deze twee specifi eke programma's vul-
len de automatische werking aan onder
bijzondere rijomstandigheden.
Terugkeren naar het
automatische programma

 Om terug te keren naar het auto-
matische programma kunt u het
programma Sport of Sneeuw op elk
gewenst moment uitschakelen door
opnieuw op de desbetreffende toets
te drukken.

Page 140 of 260

!i
145
RIJDEN
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de se-
lectiehendel in de stand P of N bewe-
gen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan
om de auto stil te zetten. Storing
Als bij aangezet contact dit ver-
klikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluids-
signaal en een melding op het
multifunctionele display, duidt dit op een
storing in de transmissie .
In dit geval werkt de transmissie met
een noodprogramma en blijft de 3e ver-
snelling ingeschakeld. U kunt dan een
hevige schok waarnemen bij het selec-
teren van R vanuit de stand P , of R van-
uit de stand N . Dit heeft geen gevaar
voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhanke-
lijk van de geldende snelheidslimiet).
Laat uw auto door het PEUGEOT-net-
werk controleren.
Als de accu geen stroom levert en
de selectiehendel in de stand P
staat, is het onmogelijk om naar
een andere stand te schakelen.
Forceer in geen geval de selec-
tiehendel; hierdoor kan de auto-
matische transmissie beschadigd
raken.
Handmatig schakelen

 Selecteer de stand M om sequen-
tieel te schakelen in de vier of zes
versnellingen.

 Duw de selectiehendel naar het
symbool + om één versnelling op te
schakelen.

 Trek de selectiehendel naar het
symbool - om één versnelling terug
te schakelen.
Op het instrumentenpaneel ver-
dwijnt de aanduiding D en ver-
schijnen achtereenvolgens de
ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag
of te hoog is, knippert de geselecteerde
versnelling enkele seconden en vervol-
gens wordt de werkelijk ingeschakelde
versnelling weergegeven. Als de selectiehendel niet in de
stand
P staat, klinkt bij het ope-
nen van het bestuurdersportier of
na ongeveer 45 seconden een ge-
luidssignaal en verschijnt een mel-
ding op het display.

 Zet de selectiehendel in de
stand P ; het geluidssignaal
stopt en de melding verdwijnt.
Het schakelen naar een andere versnel-
ling kan alleen als de snelheid van de
auto en het toerental van de motor dit
toestaan, anders wordt er tijdelijk over-
gegaan op de automatische bediening.
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingescha-
keld (de selectiehendel bevindt
zich tussen twee standen in).
Er kan elk moment van de stand
D (rij-
den in de automatische stand) naar de
stand M (rijden in de handbediende
stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest
de automatische transmissie automa-
tisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kun-
nen niet worden ingeschakeld in de
handbediende stand.

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 260 next >