Peugeot 308 SW BL 2008 Handleiding (in Dutch)

Page 71 of 260

i
!
i
85
TOEGANG TOT DE AUTO
Als de auto van buitenaf is ver-
grendeld of de supervergrendeling
is ingeschakeld, knippert het rode
lampje en is de knop A inactief.

 Gebruik in dat geval de af-
standsbediening of de sleutel
om de auto te ontgrendelen.
De automatische centrale vergren-
deling werkt niet als een van de
portieren is geopend.
Als de achterklep of de achterruit is
geopend, is de automatische cen-
trale vergrendeling van de portie-
ren actief.
Handmatige centrale vergrendeling
Deze functie biedt de mogelijkheid de
portieren en de achterklep van binnenuit
handmatig en volledig te vergrendelen of
te ontgrendelen.
Vergrendelen

 Druk op de knop A om de auto te
vergrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat bran-
den. Automatische centrale
vergrendeling
Deze functie zorgt ervoor dat de portie-
ren, de achterklep en de acherruit tij-
dens het rijden automatisch en volledig
worden vergrendeld.
U kunt de functie desgewenst inschake-
len of uitschakelen. Inschakelen

 Druk langer dan 2 seconden op de
knop A .
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging, in
combinatie met een geluidssignaal.
Ontgrendelen

 Druk als sneller wordt gereden dan
10 km/h op de knop A om de portie-
ren, de achterklep en de achterruit
tijdelijk te ontgrendelen.
Als één van de portieren is ge-
opend, werkt de centrale vergren-
deling van binnenuit niet.
Ontgrendelen

 Druk nogmaals op de knop A om de
auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat uit. Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h,
worden de portieren, de achterklep en de
achterruit automatisch vergrendeld.
Uitschakelen


Druk nogmaals langer dan 2 seconden
op de knop A .
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging, in
combinatie met een geluidssignaal.

Page 72 of 260

i
86
TOEGANG TOT DE AUTO
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
en ontgrendelen bij een lege accu of in
het geval van een storing in de centrale
vergrendeling.

 Steek de sleutel in de slotplaat in de
zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling . Openen

 Ontgrendel de auto volledig met de
afstandsbediening of de sleutel, trek
aan de handgreep en trek de ach-
terklep omhoog.
ACHTERKLEP
- bij draaiende motor gaat
het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een
melding op het multifunc-
tionele display gedurende
enkele seconden,
- tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) gaat het verklikker-
lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display ge-
durende enkele seconden. Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een
eventuele storing in de centrale ver-
grendeling de achterklep mechanisch
ontgrendeld worden.
Ontgrendelen

 Klap de achterbank naar voren om
bij het slot in de bagageruimte te ko-
men,

 Steek een kleine schroevendraaier
in de opening A van het slot om de
achterklep te ontgrendelen.
Vergrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Vergrendelen van de overige portieren
Ontgrendelen van de overige
portieren

 Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde. Sluiten

 Trek de achterklep omlaag met be-
hulp van de handgreep aan de bin-
nenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten: Als het selectief ontgrendelen is
geactiveerd, kan de achterklep
worden geopend nadat de ontgren-
delknop op de afstandsbediening
voor de tweede keer is ingedrukt.

Page 73 of 260

i
86
TOEGANG TOT DE AUTO
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
en ontgrendelen bij een lege accu of in
het geval van een storing in de centrale
vergrendeling.

 Steek de sleutel in de slotplaat in de
zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling . Openen

 Ontgrendel de auto volledig met de
afstandsbediening of de sleutel, trek
aan de handgreep en trek de ach-
terklep omhoog.
ACHTERKLEP
- bij draaiende motor gaat
het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een
melding op het multifunc-
tionele display gedurende
enkele seconden,
- tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) gaat het verklikker-
lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display ge-
durende enkele seconden. Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een
eventuele storing in de centrale ver-
grendeling de achterklep mechanisch
ontgrendeld worden.
Ontgrendelen

 Klap de achterbank naar voren om
bij het slot in de bagageruimte te ko-
men,

 Steek een kleine schroevendraaier
in de opening A van het slot om de
achterklep te ontgrendelen.
Vergrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Vergrendelen van de overige portieren
Ontgrendelen van de overige
portieren

 Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde. Sluiten

 Trek de achterklep omlaag met be-
hulp van de handgreep aan de bin-
nenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten: Als het selectief ontgrendelen is
geactiveerd, kan de achterklep
worden geopend nadat de ontgren-
delknop op de afstandsbediening
voor de tweede keer is ingedrukt.

Page 74 of 260

ii
87
TOEGANG TOT DE AUTO
ACHTERKLEP
Openen

 Trek, nadat de auto met de afstands-
bediening of de sleutel volledig is
ontgrendeld en als de achterruit is
gesloten, aan handgreep A en trek
de achterklep omhoog.
Sluiten

 Trek de achterklep met behulp van
de handgreep aan de binnenzijde
omlaag.
ACHTERRUIT
Openen

 Druk, nadat de auto met de afstands-
bediening of de sleutel volledig is
ontgrendeld en als de achterklep is
gesloten, op schakelaar B en be-
weeg de achterruit met behulp van
de voet C van de ruitenwisseram
omhoog. Sluiten

 Beweeg de achterruit omlaag door
deze aan de ruitenwisserarm vast te
houden en sluit de achterruit.
Als de achterruit niet goed is gesloten:
- gaat bij draaiende motor het
verklikkerlampje branden en
verschijnt gedurende enkele
seconden een melding op
het multifunctionele display,
-
gaat tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een geluidssig-
naal en gedurende enkele seconden een
melding op het multifunctionele display.
- gaat bij draaiende motor het
verklikkerlampje branden en
verschijnt er gedurende enke-
le seconden een melding op
het multifunctionele display,
- gaat tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een geluidssig-
naal en gedurende enkele seconden een
melding op het multifunctionele display. Als de achterklep niet goed is gesloten:
De achterklep en achterruit kunnen
niet gelijktijdig worden geopend. Als de achterruit is ontgrendeld,
werkt de centrale vergrendeling
niet.

Page 75 of 260

ii
87
TOEGANG TOT DE AUTO
ACHTERKLEP
Openen

 Trek, nadat de auto met de afstands-
bediening of de sleutel volledig is
ontgrendeld en als de achterruit is
gesloten, aan handgreep A en trek
de achterklep omhoog.
Sluiten

 Trek de achterklep met behulp van
de handgreep aan de binnenzijde
omlaag.
ACHTERRUIT
Openen

 Druk, nadat de auto met de afstands-
bediening of de sleutel volledig is
ontgrendeld en als de achterklep is
gesloten, op schakelaar B en be-
weeg de achterruit met behulp van
de voet C van de ruitenwisseram
omhoog. Sluiten

 Beweeg de achterruit omlaag door
deze aan de ruitenwisserarm vast te
houden en sluit de achterruit.
Als de achterruit niet goed is gesloten:
- gaat bij draaiende motor het
verklikkerlampje branden en
verschijnt gedurende enkele
seconden een melding op
het multifunctionele display,
-
gaat tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een geluidssig-
naal en gedurende enkele seconden een
melding op het multifunctionele display.
- gaat bij draaiende motor het
verklikkerlampje branden en
verschijnt er gedurende enke-
le seconden een melding op
het multifunctionele display,
- gaat tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een geluidssig-
naal en gedurende enkele seconden een
melding op het multifunctionele display. Als de achterklep niet goed is gesloten:
De achterklep en achterruit kunnen
niet gelijktijdig worden geopend. Als de achterruit is ontgrendeld,
werkt de centrale vergrendeling
niet.

Page 76 of 260

!
i
88
TOEGANG TOT DE AUTO
PANORAMADAK
U hebt de beschikking over een pano-
ramadak met getint glas, waardoor de
lichtinval en het zicht in het interieur
worden vergroot.
Het elektrisch bedienbare zonnescherm
zorgt voor een beter thermisch en ge-
luidscomfort in het interieur. Wanneer tijdens het bedienen van
het scherm iets bekneld raakt, moet
het scherm weer worden geopend.
Druk daarvoor op de desbetreffen-
de schakelaar.
Wanneer de bestuurder het scherm
bedient, moet deze ervan verze-
kerd zijn dat niets het correcte slui-
ten van het scherm verhindert.
De bestuurder moet ervan verze-
kerd zijn dat de passagiers op de
juiste manier gebruik maken van
het zonnescherm.
Zorg ervoor dat kinderen zich tij-
dens het bedienen van het scherm
niet kunnen bezeren.
-
handmatig

 Duw of trek de schakelaar A tot
het zware punt.
Het scherm stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten. -
automatisch

 Duw of trek de schakelaar A tot
voorbij het zware punt.
Bedien de schakelaar één keer om het scherm volledig te openen
of sluiten.
Bedien de schakelaar nogmaals om het openen of sluiten te
stoppen.
Beveiliging tegen beknellen
Als het zonnescherm tijdens het automa-
tisch sluiten bijna volledig is gesloten en
op een obstakel stuit, stopt het scherm
en gaat het gedeeltelijk weer open.
Elektrisch zonnescherm met
eentrapsbediening
Zowel het openen als het sluiten is op
twee manieren mogelijk: Wanneer de elektrische voeding
van het zonnescherm onderbroken
is geweest, moet u de beveiliging
tegen beknellen resetten:

 druk op de schakelaar tot het
scherm volledig is gesloten.
Meteen nadat het scherm tijdens
het sluiten stopt en weer opengaat:

 trek aan de schakelaar tot het
scherm volledig is geopend,

 druk op de schakelaar tot het
scherm volledig is gesloten.

Tijdens deze handelingen werkt de
beveiliging tegen beknellen niet.

Page 77 of 260

i
89
TOEGANG TOT DE AUTO
Zolang de brandstofvuldop niet is
vastgedraaid, kan de sleutel niet uit
de dop worden verwijderd.
BRANDSTOFTANK

Inhoud van de tank: ongeveer 60 liter.
Veilig tanken:

 zet altijd de motor af,

 open de brandstofvulklep,

 steek de sleutel in de dop en draai
de sleutel linksom,
Na het tanken:

 breng de dop aan,

 draai de sleutel naar rechts en ver-
wijder deze vervolgens uit de dop,

 sluit de brandstofvulklep.

 verwijder de dop en bevestig deze
aan de haak aan de binnenzijde van
de klep,

 tank de auto af, maar laat het vul-
pistool nooit meer dan 3 keer
afslaan ; indien dit wel gebeurt, kun-
nen er storingen optreden,
Laag brandstofniveau
Tanken
Op een label aan de binnenzijde van de
vulklep staat de voorgeschreven soort
brandstof voor uw auto aangegeven.
Storing
In het geval van een storing in de brand-
stofniveaumeter gaat de wijzer terug
naar 0.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Als het minimale niveau in de
brandstoftank is bereikt, brandt
dit verklikkerlampje op het in-
strumentenpaneel in combi-
natie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display.

U kunt nog ongeveer 50 km met de res-
terende hoeveelheid brandstof rijden.
Raadpleeg indien u strandt met een
lege tank het hoofdstuk "Praktische in-
formatie".

Page 78 of 260

90
ZICHT
LICHTSCHAKELAAR
Met de lichtschakelaar kunt u de ver-
lichting van de auto selecteren en in-
schakelen.
Hoofdverlichting
De lichtschakelaar heeft verschillende
standen om de zichtbaarheid van de
auto en het zicht van de bestuurder aan
te passen aan de omgeving:
- parkeerlicht: om gezien te worden,
-
dimlicht: voor een optimaal zicht zon-
der medeweggebruikers te verblinden,
- grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen waar het omgevingslicht
onvoldoende is,
- bochtverlichting: voor een optimaal zicht in bochten.
Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende ver-
lichting voor specifi eke rijomstandigheden:
- mistachterlicht: voor een optimale zichtbaarheid van achteren als het
zicht minder dan 50 m is,
- mistlampen vóór: voor extra zicht bij slecht weer,
- verlichting overdag: voor een betere zichtbaarheid van uw auto overdag.
Instellingen
Het verlichtingssysteem van uw auto heeft
verschillende extra automatische functies
die afzonderlijk kunnen worden ingesteld:
- follow me home verlichting,
- automatische verlichting,
- bochtverlichting. Uitvoering zonder automatische
inschakeling
Uitvoering met automatische inschakeling automatische verlichting,
Handbediende functies
De lichtschakelaar bestaat uit de ring
A
en de hendel B .

A. ring voor de selectie van de stand
van de hoofdverlichting:
uit,
alleen parkeerlicht,

B. trek de hendel naar u toe om over
te schakelen van dim- naar grootlicht
en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of
alleen de parkeerlichten zijn ingescha-
keld, kunt u een lichtsignaal geven door
de hendel naar u toe te trekken. dimlicht of grootlicht.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het instrumen-
tenpaneel geeft aan dat de geselecteer-
de verlichting is ingeschakeld.

Page 79 of 260

!
i
91
ZICHT
Uitvoering met één mistachterlicht mistachterlicht

 Draai de ring C naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch
wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met
de stand AUTO), blijven het mistachter-
licht en het dimlicht branden.

 Draai de ring C naar achteren om de
verlichting volledig uit te schakelen. Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts, zijn
de mistlampen vóór en het mist-
achterlicht verblindend voor me-
deweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de ver-
lichting handmatig is ingeschakeld
en één van de voorportieren wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal
om aan te geven dat de verlichting
nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Als de dimlichten bij afgezet con-
tact blijven branden, worden deze
na 30 minuten automatisch uitge-
schakeld om het ontladen van de
accu te voorkomen.
Uitvoering met mistlampen vóór en
mistachterlicht mistlampen vóór en mistach-
terlicht

 Draai de ring C naar voren om de
mistverlichting in te schakelen.

 Draai de ring C twee keer naar ach-
teren om het mistachterlicht uit te
schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uit-
geschakeld (uitvoeringen met de stand
AUTO) of als het dimlicht handmatig
wordt uitgeschakeld, blijven de mistver-
lichting en het parkeerlicht branden.

 Draai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen. Het
parkeerlicht wordt dan ook uitge-
schakeld.

C. ring voor de selectie van de mistver-
lichting.
De mistlampen werken in combinatie
met dimlicht en grootlicht.

Page 80 of 260

i
i
92
ZICHT Follow me home
Deze functie zorgt ervoor dat na het af-
zetten van het contact de dimlichten nog
even blijven branden om het uitstappen
in het donker te vergemakkelijken.
Inschakelen

 Geef bij afgezet contact een "licht-
signaal" met de hendel B .

 Geef nogmaals een "lichtsignaal"
om de functie te deactiveren.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt
de follow me home-verlichting na een
bepaalde tijd automatisch uitgescha-
keld.
Verlichting overdag
Bij uitvoeringen met verlichting overdag
wordt de desbetreffende verlichting in-
geschakeld als de auto wordt gestart * .
* Volgens land van bestemming.
De verlichting van de cockpit (instru-
mentenpaneel, multifunctioneel display,
bedieningspaneel airconditioning, ...)
gaat niet branden, behalve wanneer de
automatische stand van de verlichting
wordt ingeschakeld of wanneer de ver-
lichting handmatig wordt ingeschakeld.
Instapverlichting buitenzijde
Als de automatische verlichting is geac-
tiveerd, kan deze verlichting met de af-
standsbediening worden ingeschakeld om
op donkere plaatsen het lokaliseren van de
auto en het instappen te vergemakkelijken.
Inschakelen

 Druk op het geopende hangslot van
de afstandsbediening.
Het dimlicht en parkeerlicht gaan branden en uw auto wordt gelijktij-
dig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit na het afzetten van het contact
of het vergrendelen van de auto.
Programmeren
De functie kan worden inge-
schakeld of uitgeschakeld
via het confi guratiemenu
van het multifunctionele
display.
Programmeren De duur van het branden
van de instapverlichting kan
worden geselecteerd via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
In andere landen is deze functie
standaard uitgeschakeld.
Als de functie is geactiveerd, wordt
alleen de met de gloeilamp van het
parkeerlicht geïntegreerde verlich-
ting overdag ingeschakeld. De duur van het branden van de
instapverlichting is gekoppeld en
gelijk aan die van de automatische
follow-me-home verlichting.
In landen waar verlichting overdag ver-
plicht * is, is deze functie standaard in-
geschakeld.
De parkeerlichten en de kentekenplaat-
verlichting gaan gelijktijdig branden.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 260 next >