PEUGEOT 4007 2012 Instructieboekje (in Dutch)
Page 21 of 236
19
ECO-RIJDEN
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van
uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een hand-
geschakelde versnellingsbak, rijd dan
rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel
bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling. Volg de aanwijzin-
gen van de schakelindicator (indien
aanwezig) die op het instrumentenpa-
neel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een auto-
matische transmissie of een gestuur-
de handgeschakelde versnellingsbak,
laat de selectiehendel dan in de stand
Drive "D"
of Auto "A"
(afhankelijk van
het type versnellingsbak) staan en
trap het gaspedaal niet bruusk of diep
in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u,
rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebrui-
ken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de
CO
2-uitstoot af en wordt de geluids-
overlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, ge-
bruik dan vanaf een snelheid van on-
geveer 40 km/h de snelheidsregelaar
(indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de tem-
peratuur in de auto hoog is opgelopen,
open dan alle ruiten en de ventilatie-
roosters alvorens de airconditioning in
te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h
de ruiten, maar laat de ventilatieroos-
ters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interi-
eur die de temperatuurstijging kunnen
beperken (blinderingspaneel van het
panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (be-
halve bij auto's met een automatische
airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch
worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel
mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlam-
pen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het
starten niet stationair warmdraaien,
maar rijd zo snel mogelijk weg: uw
auto warmt sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler,
MP3-speler, spelcomputer, enz.) op
de auto aan om het elektriciteitsver-
bruik, en dus het brandstofverbruik, te
beperken.
Koppel externe apparatuur los als u
de auto verlaat.
Page 22 of 236
20
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over
de auto: plaats de zwaarste voorwer-
pen in de bagageruimte, zo dicht mo-
gelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweer-
stand (dakdragers, imperiaal, fi etsen-
drager, aanhanger, enz.) van uw auto.
Gebruik liever een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers
en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk
de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspan-
ning (bij koude banden), houd u daarbij
aan de bandenspanning die staat ver-
meld op de sticker op de portierspon-
ning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met
name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd
niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van
het reservewiel en van de wielen van
de aanhanger of de caravan te contro-
leren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden
(olie verversen, oliefi lter en luchtfi lter
vervangen, enz.) en houd u daarbij aan
het door de fabrikant voorgeschreven
interval.
Laat bij het tanken het vulpistool
niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank
stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken
dat pas na 3000 km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
Page 23 of 236
1
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANINSTRUMENTENPANEEL
3.
Display instrumentenpaneel:
- Weergave van waarschuwingen
en pictogrammen.
- Totale kilometerstand en dagtel-
ler.
- Onderhoudsintervalindicator.
- Koelvloeistoftemperatuur.
- Informatie boordcomputer.
- Snelheidsregelaar ingeschakeld.
- Instelling van de dashboardver-
lichting en parameters.
- Brandstofniveau.
- Buitentemperatuur.
- Aandrijvingsmodus.
Paneel met meters en verklikkerlamp-
jes. Deze informeren de bestuurder of
een functie wel of niet ingeschakeld is
(verklikkerlampje ingeschakeld of uitge-
schakeld) of bij een storing (waarschu-
wingslampje).
Display type 1
Display type 2
1.
Toerenteller.
2.
Snelheidsmeter.
Page 24 of 236
1
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
VERKLIKKERLAMPJES INSTRUMENTENPANEEL
Verklikkerlampje
weergave
Oorzaak
Handelingen / Opmerkingen
Richtingaanwijzer
links
Knipperend
met
geluidssignaal
Knippert als u de
bedieningsschakelaar
van de verlichting omlaag
duwt. Als het lampje veel sneller knippert dan
normaal, kan het zijn dat een lampje is
doorgebrand. Vervang het lampje of raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Richtingaanwijzer
rechts
Knipperend
met
geluidssignaal
Knippert als u de
bedieningsschakelaar van
de verlichting omhoog
duwt. Als het lampje veel sneller knippert dan
normaal, kan het zijn dat een lampje is
doorgebrand. Vervang het lampje of raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Grootlicht
Continu Gaat branden als u de
bedieningsschakelaar van
de verlichting naar u toe
trekt. Trek aan de bedieningsschakelaar om terug te
schakelen naar dimlicht.
Parkeerlicht
Continu Gaat branden als u de
bedieningsschakelaar van
de verlichting in de stand
parkeerlicht of dimlicht
zet. Draai de bedieningsschakelaar in de gewenste
stand.
Mistlampen
vóór
Continu Gaat branden als u
de mistlampen vóór
inschakelt. Draai de ring naar voren om de mistlampen
vóór in te schakelen.
Mistachterlicht
Continu Gaat branden als u het
mistachterlicht inschakelt. Draai de ring naar voren om het mistachterlicht
in te schakelen.
Snelheidsregelaar
Continu Gaat branden als de
snelheidsregelaar
ingeschakeld is. Druk op de toets "ON/OFF" om de functie in of
uit te schakelen.
Page 25 of 236
1
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Verklikkerlampje
weergave
Oorzaak
Handelingen / Opmerkingen
Voorgloeien
dieselmotor
Continu Gaat branden als het
contact in de stand ON
staat. Wacht met starten tot het lampje uit is.
De duur van de weergave is afhankelijk van de
weersomstandigheden.
Handrem/
Remvloeistofniveau
Continu Gaat enkele seconden
branden en gaat daarna
uit als u het contact in
de stand "ON" zet. In combinatie met een melding op het scherm
van het instrumentenpaneel.
De handrem is
aangetrokken of niet
goed aangetrokken. In combinatie met een melding op het scherm
van het instrumentenpaneel. Zet de handrem los
om het lampje uit te laten gaan.
Het remvloeistofniveau
is te laag. In combinatie met een melding op het
instrumentenpaneel. Vul remvloeistof bij en
raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Emissieregeling
Continu
of knip-
perend Gaat branden of
knippert bij een storing
in het systeem. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Het lampje moet enkele seconden na het starten
van de motor uit gaan.
Laden accu
Continu Gaat branden bij een
storing in het laadcircuit. Het lampje hoort uit te gaan als de motor gestart
wordt. Brandt in combinatie met een melding op het
scherm van het instrumentenpaneel. Controleer de
accuklemmen (zie hoofdstuk "Accu").
Page 26 of 236
1
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Verklikkerlampje
weergave
Oorzaak
Handelingen / Opmerkingen
Gordel
bestuurder niet
vastgemaakt
Continu De bestuurder heeft zijn
gordel niet vastgemaakt. Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het
instrumentenpaneel.
Maak de bestuurdersgordel vast.
ABS
Continu Storing in het
Antiblokkeersysteem
(ABS). Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het
display van het instrumentenpaneel. De normale
remwerking blijft behouden zonder bekrachtiging,
maar wij raden u aan om te stoppen. Laat het
systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Airbags en
gordelspanners
Continu
Gaat enkele seconden
branden en gaat vervolgens
uit wanneer het contact in
de stand "ON" wordt gezet. Moet uitgaan als de motor wordt gestart. Als het
blijft branden, raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Gaat branden bij een
storing in airbag of
gordelspanner. Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het
instrumentenpaneel. Laat het systeem meteen
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Dynamische
stabiliteitscontrolesysteem
(ASC)
Continu
Gaat branden bij een
storing in het dynamische
stabiliteitscontrolesysteem. Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het
instrumentenpaneel. Laat het systeem meteen
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 27 of 236
1
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Bij elke start wordt tijdens de automatische controle een aantal pictogrammen en meldingen weergegeven. Deze verdwijnen
na een aantal seconden. Wanneer bij draaiende motor een pictogram of melding niet verdwijnt of gaat knipperen, wordt het
een waarschuwing. Bij deze waarschuwing kan eveneens een geluidssignaal of een melding op het display worden weerge-
geven. Negeer deze waarschuwingen nooit.
De weergegeven berichten op het instrumentenpaneel type 1 en het instrumentenpaneel type 2 kunnen verschillend zijn.
Wanneer de oorzaak van het pictogram of de melding verholpen is, verdwijnt deze van het display. Wanneer de oorzaak niet
verholpen is, kunt u het vorige scherm opnieuw bekijken door op de toets INFO
op het dashboard te drukken.
Het pictogram "!"
verschijnt op het display.
Druk herhaaldelijk op de INFO
-toets om terug te keren naar het scherm met het pictogram "!"
.
DISPLAY INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingsmeldingen (contact in de stand "OFF")
U kunt de waarschuwingsmeldingen met deze pictogrammen sluiten om naar het volgende scherm te gaan.
Druk hiervoor de knop INFO
in, afhankelijk van het weergegeven pictogram.
Kort indrukken
.
Lang indrukken
.
Pictogrammen die in de rechter bovenhoek van het display verschijnen.
Melding
weergave
Oorzaak
Oplossing-actie
Opmerking
Sleutel
vergeten
Continu Het portier van de
bestuurder is geopend
en de sleutel zit nog in
het contact. Zet het contact in
de stand LOCK en
verwijder de sleutel. Alleen wanneer de
motor gestart is.
Er klinkt een
onderbroken
geluidssignaal.
Verlichting
vergeten
Continu De verlichting is nog
ingeschakeld. Schakel de
verlichting uit door de
bedieningshendel in de
stand OFF te zetten. Er klinkt een
onderbroken
geluidssignaal.
Page 28 of 236
1
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Waarschuwingsmeldingen (contact in de stand "ON")
Melding
weergave
Oorzaak
Oplossing-actie
Opmerkingen
ABS
Continu Storing in het
antiblokkeersysteem
(ABS). Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats. De remmen werken nog,
zonder bekrachtiging,
maar wij raden u aan om
te stoppen.
Remsysteem
Continu
Gekoppeld
verklikkerlampje:
Het remvloeistofniveau
in het reservoir is te laag. Stop de auto en vul
remvloeistof bij of raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Als de melding blijft
branden, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Gekoppeld
verklikkerlampje:
Storing in het remsysteem. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Stop onmiddellijk.
Parkeerrem
vergeten
Continu U rijdt met aangetrokken
parkeerrem. Zet de parkeerrem los.
Koelvloeistoftemperatuur
Knipperen
Hoge
motortemperatuur Wacht tot de motor
afgekoeld is en vul indien
nodig koelvloeistof bij als
de melding knippert.
Stop zo snel mogelijk
op een veilige plaats.
Knipperen
Raadpleeg snel het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats als de
melding knippert
en
het verklikkerlampje
Service gaat branden.
Veiligheidsgordel
Continu De bestuurder heeft de
veiligheidsgordel niet
vastgemaakt of heeft deze
losgemaakt. Maak uw veiligheidsgordel
vast.
Er klinkt een onderbroken
geluidssignaal wanneer
de snelheid hoger is dan
8 km/h.
Page 29 of 236
1
!
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Melding
weergave
Oorzaak
Oplossing/actie
Opmerkingen
Airbags
Continu Storing airbags of
gordelspanners Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Service
Continu Storing zonder
specifi eke melding. Stop en raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats
om de oorzaak op te sporen.
Motoroliedruk
Continu Motoroliedruk te laag of
storing in oliecircuit. Stop en raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Motorolieniveau
Continu Motorolieniveau te laag. Stop en controleer
het niveau met de
oliepeilstok. Indien niveau te laag,
vul motorolie bij.
Waarschuwing
brandstofniveau
Continu Brandstofniveau laag. Vul zo snel mogelijk
brandstof bij.
Brandstofcircuit
Continu Storing brandstofcircuit. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Portier of
achterklep
niet goed
gesloten
Continu Portier of achterklep niet
goed gesloten. Sluit portier of
achterklep. Display toont deel dat
niet goed is gesloten.
Page 30 of 236
1
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Melding
weergave
Oorzaak
Oplossing - actie
Opmerkingen
Dynamische
stabiliteitscontrolesysteem
(ASC)
Continu Storing in het
dynamische stabiliteitsc
ontrolesysteem(ASC). Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Vierwielaandrijving
Continu Storing in de
vierwielaandrijving. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Temperatuur van
vierwielaandrijving
Continu De temperatuur van de
vierwielaandrijving is te
hoog. Stop de auto en
raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats. De auto schakelt
automatisch over naar
voorwielaandrijving.
(2WD).
Correctiesysteem
automatische
verlichting
Continu De automatische
regeling van de
ontsteking van de
koplampen is defect. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats. Alleen bij auto's met
xenonlampen.
Laden accu
Continu Storing bij het laden van
de accu. Stop de auto en
raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Buitentemperatuur
Continu De buitentemperatuur is
3°C (37 °F) of lager. Gladheid.
Let goed op en rijd
voorzichtig. Voorzichtig: Kans op
gladheid, ook wanneer
het display dit niet
weergeeft.