air condition PEUGEOT 4007 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 4 of 236

2
3
4
6
1
5
INHOUD
2
CONTROLE TIJDENS
HET RIJDEN 21 Î 43
Ventilatie 44
Automatische airconditioning 46
Voorstoelen 50
Achterstoelen 53
Achterbank 58
Buitenspiegels 61
Stuurwielverstelling 63
Indeling vóór 64
Indeling van het interieur
achter 69
Indeling van de bagageruimte 70









COMFORT 44 Î 72
Sleutel met afstandsbediening 73
Ruitbediening 77
Portieren 79
Achterklep 80
Onderste deel achterklep 81
Schuif-/kanteldak 82
Brandstoftank 84






TOEGANG TOT
DE AUTO 73 Î 85
Lichtschakelaar 86
Verlichting overdag 88
Automatische verlichting 88
Koplampverstelling 89
Ruitenwisserschakelaar 90
Automatisch wissen 91
Plafonniers 92






ZICHT 86 Î 93
Kinderzitjes 94
ISOFIX-bevestigingen 98
Kinderslot 101


VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
VOOR KINDEREN 94 Î 101
Richtingaanwijzers 102
Alarmknipperlichten 102
Claxon 102
Hulpsystemen bij
het remmen 103
Stabiliteitscontrole 104
Veiligheidsgordels 105
Airbags 108






VEILIGHEID 102 Î 111
Instrumentenpaneel 21
Verklikkerlampjes 22
Display instrumentenpaneel 25
Informatie display
instrumentenpaneel 31
Kilometertellers 32
Onderhoudsindicator 33
Boordcomputer 34
Weergavemogelijkheden
functies 35
Monochroom display 39
Kleurendisplay 41
Dimmer dashboardverlichting 43










IN EEN OOGOPSLAG 4 Î 20

Page 10 of 236

IN EEN OOGOPSLAG
8

Automatische airconditioning

Dankzij de automatische airconditio-
ning worden het comfort en de luchtcir-
culatie in het interieur gewaarborgd.

Snelheidsregelaar

Met de snelheidsregelaar kan de be-
stuurder automatisch een gewenste
snelheid instellen, zonder het gaspe-
daal te hoeven intrappen.

Audio- en telematicasysteem

Dit systeem beschikt over de nieuwste
technologie: autoradio met MP3-weer-
gave, handsfree bellen via Bluetooth,
kleurendisplay...

Elektronisch gestuurde
vierwielaandrijving
Met dit systeem kan voor verschillende
soorten aandrijving worden gekozen,
afhankelijk van de rij-omstandigheden.


44




121



162




119

Page 12 of 236

IN EEN OOGOPSLAG
10


1.
Contact en stuurslot.

2.
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels.
Elektrische ruitbediening en
vergrendeling achterste zijruiten.

3.
Bediening ruitenwissers voor en
achter / ruitensproeier.

4.
Centrale verstelbare en afsluitbare
ventilatieroosters.

5.
Zonlichtsensor.

6.
Dashboardkastje boven met
koeling.

7.
Afsluitbaar dashboardkastje onder.
Uitschakeling airbag passagier.

8.
Bediening stoelverwarming.

9.
Armsteun met opbergvak.
12V-aansluiting (maximaal 120 W).

10.
Bekerhouders.

11 .
Bediening vierwielaandrijving.

12.
Uitneembare asbak
12V-aansluiting (maximaal 120 W).

13.
Bediening automatische
airconditioning.

14.
Temperatuursensor.

15.
Bediening alarmknipperlichten.

16.
Kleurendisplay/ Autoradio.

Page 17 of 236

IN EEN OOGOPSLAG
15

Automatische airconditioning

Temperatuurregeling.
Toevoer van buitenlucht.
Luchtcirculatie in het interieur.
Regeling luchtopbrengst. Automatisch programma (comfort).
Airconditioning uit.
Regeling luchtverdeling.
Voorruitontwaseming.
Achterruitverwarming.



46

Page 21 of 236

19
ECO-RIJDEN
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van
uw auto verminderen.

Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak

Als uw auto is voorzien van een hand-
geschakelde versnellingsbak, rijd dan
rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel
bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling. Volg de aanwijzin-
gen van de schakelindicator (indien
aanwezig) die op het instrumentenpa-
neel worden weergegeven.

Als uw auto is voorzien van een auto-
matische transmissie of een gestuur-
de handgeschakelde versnellingsbak,
laat de selectiehendel dan in de stand
Drive "D"
of Auto "A"
(afhankelijk van
het type versnellingsbak) staan en
trap het gaspedaal niet bruusk of diep
in.



Kies voor een soepele rijstijl


Houd afstand van de auto's voor u,
rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebrui-
ken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de
CO
2-uitstoot af en wordt de geluids-
overlast door het verkeer beperkt.

Als het verkeer goed doorstroomt, ge-
bruik dan vanaf een snelheid van on-
geveer 40 km/h de snelheidsregelaar
(indien aanwezig).



Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen

Als bij het instappen blijkt dat de tem-
peratuur in de auto hoog is opgelopen,
open dan alle ruiten en de ventilatie-
roosters alvorens de airconditioning in
te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h
de ruiten, maar laat de ventilatieroos-
ters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interi-
eur die de temperatuurstijging kunnen
beperken (blinderingspaneel van het
panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (be-
halve bij auto's met een automatische
airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch
worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel
mogelijk uit.

Schakel de verlichting en de mistlam-
pen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het
starten niet stationair warmdraaien,
maar rijd zo snel mogelijk weg: uw
auto warmt sneller op als u rijdt.

Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler,
MP3-speler, spelcomputer, enz.) op
de auto aan om het elektriciteitsver-
bruik, en dus het brandstofverbruik, te
beperken.
Koppel externe apparatuur los als u
de auto verlaat.

Page 44 of 236

1
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

Datum en tijd instellen

De digitale klok wordt automatisch
in-
gesteld.
Met het signaal van RDS-zenders kan
het systeem automatisch de lokale tijd
instellen.


)
Druk op de toets A
(SET) op het
front, voor toegang tot het menu
"

Instellingen

"
.

)
Druk op de toets B
op het touch-
screen, voor toegang tot het menu
"Systeem"
.
Op het display verschijnen de sy-
steeminstellingen.
Menu "Informatie"
Druk op de toets D (INFO)
op het front,
voor toegang tot het menu " Info
" waar-
in u de volgende gegevens kunt raad-
plegen:


- "Help"
om de versies van systeem
en data weer te geven,

- "Positie auto"
om met behulp van
GPS de huidige positie van de auto
weer te geven,

- "Kalender"
om belangrijke gebeur-
tenissen, verjaardagen, enz. op te
slaan,

- "Trip"
om gemiddelde snelheid,
brandstofverbruik, afstand en reis-
tijd weer te geven,

- "Omgeving"
om hoogte, luchtdruk
en buitentemperatuur weer te ge-
ven (bij kans op gladheid verschijnt
het vorst-pictogram),

- "Airconditioning"
om informatie
over de airconditioning weer te ge-
ven,

- "Mobiele telefoon"
om een num-
mer in te toetsen, een teken te wis-
sen of gesprekken te starten en aan
te nemen.

Menu "Route"
Druk op de toets E (NAVI)
op het front,
voor toegang tot het menu "Menu
Route"
, en selecteer één van de vol-
gende functies:


- "Omleiding"
om een andere route
te kiezen door een bepaald gebied,

- "Route"
om de route te wijzigen,

- "Preview"
om een route op ver-
schillende manieren weer te geven,

- "Een route verwijderen"
om een
etappe te verwijderen,

- "POI in de buurt"
om te zoeken
naar POI's in de omgeving.

Page 46 of 236

2
COMFORT
Let erop dat voor een gelijkmatige ver-
deling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de
ventilatieroosters, de luchtkanalen on-
der de voorstoelen en de ventilatieope-
ningen in de bagageruimte vrij blijven. Bij stilstand is het normaal dat er onder
de auto een plasje water verschijnt, aan-
gezien de airconditioning het condens-
water druppelsgewijs afvoert via een
daarvoor bestemde afvoeropening.
Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en laat het systeem in dat ge-
val door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats controleren. VOLAUTOMATISCHE
AIRCONDITIONING

Dek de temperatuur- en luchtvoch-
tigheidssensor 2
en de zonnesensor
7
niet af.
Deze zorgen voor de regeling van de
airconditioning.

Gebruiksadviezen

Gebruik bij warm weer voor een
krachtige ventilatie uitsluitend
de ventilatieroosters 1
en 4
.
Als de binnentemperatuur zeer
hoog blijft nadat de auto lang in
de zon heeft gestaan, kunt u het
passagierscompartiment kort
ventileren. Zet de airconditioning uit, zodra
de klimatologische omstandig-
heden dit toelaten. Het is aan te raden de automatische
regeling van de airconditioning te ge-
bruiken. Hiermee worden de luchthoe-
veelheid, de binnentemperatuur en de
luchtverdeling automatisch en optimaal
geregeld aan de hand van signalen van
verschillende sensoren (buitentempe-
ratuur-, binnentemperatuur- en zon-
nesensor), zodat u de instelling niet
handmatig hoeft te wijzigen. Bij een zware belasting van de motor
(trekken van een zware aanhanger op
een steile helling bij een hoge buiten-
temperatuur) kan de airconditioning tij-
delijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Sluit alle ruiten, zodat de airconditio-
ning effectief kan werken.
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfi lter. De fi lterelementen dienen
periodiek te worden vervangen. Laat
de fi lterelementen twee keer zo vaak
vervangen als de omstandigheden dit
vereisen.
Het airconditioningssysteem is chloor-
vrij en is niet schadelijk voor de ozon-
laag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het sy-
steem in perfecte staat te houden.

1.
Ventilatieroosters middenconsole.

2.
Temperatuursensor.

3.
Uitstroomopening beenruimte.

4.
Zijventilatieroosters.

5.
Uitstroomopeningen zijruitontwase-
ming.

6.
Uitstroomopeningen voorruitontwa-
seming.

7.
Zonnesensor.

Page 48 of 236

2
COMFORT
AUTOMATISCHE
AIRCONDITIONING

Automatische werking


)
Draai de temperatuurknop 1
naar
de gewenste temperatuur.

)
Zet de knop van de luchtopbrengst
2
in de stand " AUTO
".

)
Zet de knop van de luchtverdeling 3

in de stand " AUTO
". Bij een koude motor bereikt de
ventilatie maar langzaam het
optimale niveau, om te voorko-
men dat er te veel koude lucht
wordt verspreid.
Als u in de auto stapt, kan de
temperatuur in de auto veel lager
(of hoger) zijn dan de comfort-
temperatuur. Het heeft geen zin
om de weergegeven temperatuur
te wijzigen om snel de gewenste
temperatuur te bereiken.
De automatisch airconditioning
gebruikt het maximale vermo-
gen om zo snel mogelijk het
temperatuurverschil te compen-
seren.


1.
Temperatuurregeling

2.
Regeling luchtopbrengst

3.
Regeling luchtverdeling

4.
Toevoer van buitenlucht/Luchtcircu-
latie in het interieur

5.
Airconditioning Aan/Uit

6.
Achterruitverwarming
In de automatische stand:


)
wanneer de temperatuur op maxi-
maal wordt gezet (snelle ver-
warming), wordt de toevoer van
buitenlucht ingeschakeld en wordt
de airconditioning uitgeschakeld.

)
wanneer de temperatuur op mini-
maal wordt gezet (snelle koeling),
wordt de luchtcirculatie ingescha-
keld en de airconditioning treedt in
werking.
Afhankelijk van het gekozen comfort-
niveau, worden de luchtverdeling, -op-
brengst, -temperatuur, en -toevoer door
het systeem bijgeregeld om het comfort
en de luchtcirculatie in het interieur op-
timaal te houden. U hoeft het systeem
zelf niet meer bij te regelen.

Page 49 of 236

2
COMFORT

Handmatig verstellen
Het is mogelijk een of meer functies
van de airconditioning handmatig in te
stellen, terwijl de overige functies auto-
matisch worden geregeld.


In de handbediende stand kunnen on-
aangename verschijnselen optreden
(temperatuur, vocht, stank, beslagen
ruiten) en is het comfort niet optimaal.

Temperatuurregeling (1)
Regeling luchtopbrengst (2)


)
Draai de knop naar
rechts om de luchtop-
brengst te vergroten
en naar links om deze
te verkleinen.


)
Draai de temperatuur-
knop naar rechts om
de temperatuur te ver-
hogen en naar links
om deze te verlagen.


)
Zet de knop in de ge-
wenste stand om de
lucht te verdelen naar:
Zorg ervoor dat de luchtop-
brengst voldoende is om te voor-
komen dat de ruiten beslaan en
de luchtkwaliteit in het interieur
minder wordt. de centrale en
zijventilatieroosters,
de centrale en
zijventilatieroosters
en de beenruimte,
de beenruimte,
de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte,
de voorruit en de zijruiten.
De luchtverdeling kan worden aange-
past door de regelknop op de tussen-
standen te zetten.
Regeling luchtverdeling (3)

Page 50 of 236

2
COMFORT

Airconditioning
Aan/Uit (5)


)
Druk op de toets 5
om de aircondi-
tioning in te schakelen.
Het verklikkerlampje gaat branden.
Toevoer van buitenlucht/
Luchtcirculatie in het
interieur (4)
Met deze functie wordt het interieur be-
schermd tegen stank en uitlaatgassen
van buiten.


)
Druk op de toets 4
om de wijze van
luchttoevoer te kiezen.
Wanneer het lampje op de toets 4
uit
is, is de functie toevoer van buitenlucht
ingeschakeld.
Wanneer het lampje op de toets 4

brandt, wordt de toevoer van buiten-
lucht geneutraliseerd en staat de func-
tie luchtcirculatie in het interieur aan.
Rijd niet gedurende lange tijd
met de luchtcirculatie in het
interieur aan, behalve in uit-
zonderlijke atmosferische om-
standigheden.
Personaliseren van de functie
Toevoer van buitenlucht/
Luchtcirculatie in het interieur
Deze functie wordt automatisch be-
diend. U kunt echter wel de automati-
sche bediening uitschakelen als u op
een willekeurig moment de wijze van
luchttoevoer wilt kunnen wijzigen.

Personaliseren van functie
Airconditioning Aan/Uit
Deze functie wordt automatisch be-
diend. U kunt echter de automatische
bediening uitschakelen als u op elk wil-
lekeurig moment de airconditioning wilt
kunnen in- of uitschakelen.
De al uitgevoerde regelingen
blijven behouden, zelfs nadat
het contact is afgezet.
Stand veranderen

Houd de toets Luchttoevoer/Luchtcirculatie
in het interieur gedurende ten minste
10 seconden ingedrukt.
Wanneer de stand verandert van actief
naar inactief, klinken drie piepjes en het
verklikkerlampje knippert drie keer.
Wanneer de stand verandert van inac-
tief naar actief, klinken twee piepjes en
het verklikkerlampje knippert drie keer.

Automatische bediening actief
Als de knop van de luchtverdeling en
de knop van de luchtopbrengst in de
stand "AUTO" staan, wordt de functie
Luchttoevoer/Luchtcirculatie in het inte-
rieur ook automatisch bediend.

Automatische bediening niet actief
Zelfs als de knop van de luchtverdeling
en de knop van de luchtopbrengst in de
stand "AUTO" staan, wordt de functie
Luchttoevoer/Luchtcirculatie in het inte-
rieur niet automatisch bediend.

Stand veranderen
Houd de knop Airconditioning Aan/Uit
gedurende ten minste 10 seconden in-
gedrukt.
Wanneer de stand van actief naar inac-
tief wordt gezet, klinken drie piepjes en
het verklikkerlampje knippert drie keer.
Wanneer de stand van inactief naar ac-
tief wordt gezet, klinken twee piepjes en
het verklikkerlampje knippert drie keer.

Automatische bediening actief
Als de knop van de luchtverdeling en de
knop van de luchtopbrengst op stand
"AUTO" staan, of wanneer de knop van
de temperatuur gezet is op de minimale
temperatuur, wordt het airconditionings-
systeem automatisch bediend.

Automatische bediening niet actief
De airconditioning wordt niet meer au-
tomatisch bediend.

Page:   1-10 11-20 next >