PEUGEOT 4008 2014 Instructieboekje (in Dutch)

Page 91 of 368

89
3
Comfort





Binnenspiegel

Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto.
De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder
minder hinder onder vindt van de zon en van koplampverlichting van achteropkomend verkeer ...


Binnenspiegel met handbediende dag-/nachtstand


Verstellen



)
Stel de spiegel af als deze in de dagstand
staat.

Om veiligheidsredenen moeten de spiegels zo zijn ingesteld dat de "dode hoek" zo klein
mogelijk is.


Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal
zicht naar achteren.



Dag-/nachtstand



)
Trek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.

)
Duw het hendeltje naar voren om de
spiegel terug te zetten in de dagstand.










Automatisch dimmende binnenspiegel

Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.








Stuurwielverstelling




)
Zorg dat de auto stilstaat
en duw
de hendel omlaag om het stuur wiel te
ontgrendelen.

)
Verstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.

)
Trek aan de hendel om het stuur wiel te
vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.

Page 92 of 368

90
Comfort








Vent ilat ie


Luchttoevoer

De lucht in het interieur, die overigens wordt
gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in
het interieur wordt gerecirculeerd.


Luchtgeleiding

De lucht kan afhankelijk van de instellingen van
de bestuurder via verschillende circuits worden
toegevoerd:


- rechtstreekse toevoer naar het interieur
(toevoer van buitenlucht),

- toevoer via het ver warmingscircuit,

- toevoer via het circuit van de
airconditioning.



Bedieningspaneel

Het systeem wordt bediend via het
bedieningspaneel A
van de middenconsole.

1.
Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.

2.
Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten.

3.
Afsluitbare en verstelbare
zijventilatieroosters.

4.
Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5.
Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.

6.
Uitstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.

7.
Te m p e r a t u u r s e n s o r.

8.
Licht-/regensensor.



Luchtverdeling

Page 93 of 368

91
3
Comfort
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:


)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.

)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.

)
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.

)
Controleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
ver vangen.
Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).

)
Laat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.

)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.











Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning


Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Het airconditioningssysteem is chloor vrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.

Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.

Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.

Page 94 of 368

92
Comfort
Verwarming/handbediende airconditioning












Het systeem werkt bij draaiende motor.



1. Instellen van de temperatuur



)
Draai de draaiknop voor de
temperatuurregeling naar
rechts om de temperatuur te
verhogen en naar links om de
temperatuur te verlagen.


Om het beslaan van de ruiten en een
vermindering van de luchtkwaliteit te
voorkomen is het raadzaam te zorgen
voor voldoende verse lucht.


3. Instellen van de luchtverdeling



)
Zet de draaiknop in de
gewenste stand om de lucht te
sturen naar:
de middelste ventilatieroosters
en de zijventilatieroosters,
De luchtverdeling kan worden ver fijnd door de
draaiknop in een tussenstand te zetten.


2. Instellen van de aanjagersnelheid



)
Draai de draaiknop naar rechts
om de aanjagersnelheid te
verhogen en naar links om de
aanjagersnelheid te verlagen.
de middelste ventilatieroosters,
de zijventilatieroosters en de
uitstroomopeningen voor de
voetenruimte,
de uitstroomopeningen voor de
voetenruimte,
de uitstroomopeningen voor
de voorruit, de zijruiten en de
voetenruimte,
de uitstroomopeningen voor de
voorruit en de zijruiten.

Page 95 of 368

93
3
Comfort

4. Toevoer van buitenlucht/
Recirculatie van de interieurlucht


)
Druk op de toets 4
om de stand
van de luchttoevoer in te stellen.
Met deze functie kan stank en rook buiten het
interieur worden gehouden.
Als het verklikkerlampje in de toets 4
niet
brandt, wordt er buitenlucht toegevoerd.
Als het verklikkerlampje in de toets 4
brandt,
wordt er geen buitenlucht toegevoerd, maar
wordt de interieurlucht gerecirculeerd.
Rijd, uitgezonderd bijzondere omstandigheden,
niet langdurig met de luchttoevoer in de
recirculatiestand.
De airconditioning kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn
gesloten.
Het systeem stelt u in staat:


- de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,

- in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.




5. Airconditioning aan/uit

Aan

Uit



)
Druk nogmaals op de toets 5
: het lampje
van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de airconditioning
kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten).
Als uw auto niet is uitgerust met
airconditioning, werkt deze toets niet.



)
Druk op de toets 5
: het lampje
van de toets gaat branden.

Page 96 of 368

94
Comfort




















Automatische airconditioning



1.
Te m p e r a t u u r r e g e l i n g

2.
Regeling luchtopbrengst

3.
Regeling luchtverdeling

4.
Toevoer van buitenlucht /Luchtcirculatie in
het interieur

5.
Airconditioning Aan/Uit

Automatische werking



)
Draai de temperatuurknop 1
naar de
gewenste temperatuur.

)
Zet de knop van de luchtopbrengst 2
in de
stand " AUTO
".

)
Zet de knop van de luchtverdeling 3
in de
stand " AUTO
".
Bij een koude motor bereikt de ventilatie
maar langzaam het optimale niveau, om
te voorkomen dat er te veel koude lucht
wordt verspreid.
Als u in de auto stapt, kan de
temperatuur in de auto veel lager
(of hoger) zijn dan de
comforttemperatuur. Het heeft geen
zin om de weergegeven temperatuur
te wijzigen om snel de gewenste
temperatuur te bereiken.
De automatisch airconditioning gebruikt
het maximale vermogen om zo snel
mogelijk het temperatuur verschil te
compenseren.
In de automatische stand:


)
wanneer de temperatuur op maximaal
wordt gezet (snelle ver warming), wordt de
toevoer van buitenlucht ingeschakeld en
wordt de airconditioning uitgeschakeld.

)
wanneer de temperatuur op minimaal
wordt gezet (snelle koeling), wordt
de luchtcirculatie ingeschakeld en de
airconditioning treedt in werking.
Afhankelijk van het gekozen comfortniveau,
worden de luchtverdeling, -opbrengst, -
temperatuur, en -toevoer door het systeem
bijgeregeld om het comfort en de luchtcirculatie
in het interieur optimaal te houden. U hoeft het
systeem zelf niet meer bij te regelen.

Page 97 of 368

95
3
Comfort

Handmatig bedienen


1. Temperatuurregeling

2. Regeling luchtopbrengst

de centrale en
zijventilatieroosters en de
beenruimte,

)
Draai de temperatuurknop
naar rechts om de temperatuur
te verhogen en naar links om
deze te verlagen.



)
Draai de knop naar rechts om
de luchtopbrengst te vergroten
en naar links om deze te
verkleinen.
Zorg ervoor dat de luchtopbrengst voldoende is
om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur minder wordt.


3. Regeling luchtverdeling



)
Zet de knop in de gewenste
stand om de lucht te verdelen
naar:
de centrale en
zijventilatieroosters,
de beenruimte,
de voorruit, de zijruiten en de
beenruimte,
de voorruit en de zijruiten.
De luchtverdeling kan worden aangepast door
de regelknop op de tussenstanden te zetten. Het is mogelijk een of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, ter wijl
de overige functies automatisch worden
geregeld.
In de handbediende stand kunnen
onaangename verschijnselen optreden
(temperatuur, vocht, stank, beslagen ruiten)
en is het comfort niet optimaal.

Page 98 of 368

96
Comfort

Personaliseren van de functie
Toevoer van buitenlucht/
Luchtcirculatie in het interieur
Deze functie wordt automatisch bediend. U
kunt echter wel de automatische bediening
uitschakelen als u op een willekeurig moment
de wijze van luchttoevoer wilt kunnen wijzigen.


Stand veranderen

Houd de toets Luchttoevoer/Luchtcirculatie
in het interieur gedurende ten minste
10 seconden ingedrukt.
Wanneer de stand verandert van actief
naar inactief, klinken drie piepjes en het
verklikkerlampje knippert drie keer.
Wanneer de stand verandert van inactief
naar actief, klinken twee piepjes en het
verklikkerlampje knippert drie keer.


Automatische bediening actief

Als de knop van de luchtverdeling en de
knop van de luchtopbrengst in de stand
"AUTO" staan, wordt de functie Luchttoevoer/
Luchtcirculatie in het interieur ook automatisch
bediend.


Automatische bediening niet
actief
Zelfs als de knop van de luchtverdeling en
de knop van de luchtopbrengst in de stand
"AUTO" staan, wordt de functie Luchttoevoer/
Luchtcirculatie in het interieur niet automatisch
bediend.
De al uitgevoerde regelingen blijven behouden,
zelfs nadat het contact is afgezet.


4. Toevoer van buitenlucht/
Luchtcirculatie in het interieur
Met deze functie wordt het interieur beschermd
tegen stank en uitlaatgassen van buiten.


)
Druk op de toets 4
om de wijze
van luchttoevoer te kiezen.
Wanneer het lampje op de toets 4
uit is, is de
functie toevoer van buitenlucht ingeschakeld.
Wanneer het lampje op de toets 4
brandt, wordt
de toevoer van buitenlucht geneutraliseerd en
staat de functie luchtcirculatie in het interieur
aan.
Rijd niet gedurende lange tijd met de
luchtcirculatie in het interieur aan,
behalve in uitzonderlijke atmosferische
omstandigheden.

Page 99 of 368

97
3
Comfort

5. Airconditioning Aan/Uit



)
Druk op de toets 5
om de
airconditioning in te schakelen.
Het verklikkerlampje gaat branden.

Personaliseren van functie
Airconditioning Aan/Uit
Deze functie wordt automatisch bediend.
U kunt echter de automatische bediening
uitschakelen als u op elk willekeurig moment de
airconditioning wilt kunnen in- of uitschakelen.


Stand veranderen

Houd de knop Airconditioning Aan/Uit
gedurende ten minste 10 seconden ingedrukt.
Wanneer de stand van actief naar inactief
wordt gezet, klinken drie piepjes en het
verklikkerlampje knippert drie keer.
Wanneer de stand van inactief naar actief
wordt gezet, klinken twee piepjes en het
verklikkerlampje knippert drie keer.


Automatische bediening actief

Als de knop van de luchtverdeling en de knop
van de luchtopbrengst op stand "AUTO" staan,
of wanneer de knop van de temperatuur gezet
is op de minimale temperatuur, wordt het
airconditioningssysteem automatisch bediend.


Automatische bediening niet
actief
De airconditioning wordt niet meer automatisch
bediend.

Page 100 of 368

98
Comfort
Ontwasemen - Ontdooien vóór













1.
Druk op de toets A
om de stand "toevoer van buitenlucht" te
selecteren. Het verklikkerlampje in de toets brandt niet.

2.
Zet de draaiknop van de luchtverdeling in de stand "voorruit, zijruiten
en voetenruimte".

3.
Selecteer de gewenste aanjagersnelheid.

4.
Selecteer de gewenste temperatuur.

5.
Schakel de airconditioning in (indien uw auto hiermee uitgerust is)
door op de toets B
te drukken. Het verklikkerlampje in de toets gaat
branden.


Snel ontwasemen/ontdooien



1.
Zet de draaiknop van de luchtverdeling in de stand "voorruit en
zijruiten".

2.
Selecteer de maximale aanjagersnelheid.

3.
Selecteer de maximale temperatuur.

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 370 next >