PEUGEOT 4008 2014 Instructieboekje (in Dutch)

Page 141 of 368

139
5
Zicht

Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.

0
1 of 2 personen voorin.

1
5 personen (inclusief bestuurder).

2
5 personen (inclusief bestuurder) +
maximaal toegestane belading.

3
Bestuurder + maximaal toegestane
belading.








Koplampen
handmatig verstellen Automatische koplampverstelling


Als er een storing optreedt
, verschijnt deze
melding op het multifunctionele display.
Raak de xenonlampen niet aan.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats. Bij auto's met xenonlampen stelt het systeem
bij stilstaande auto
automatisch de hoogte
van de lichtbundel af, ongeacht de belading
van de auto. De bestuurder is dus verzekerd
van een optimale verlichting en kan andere
weggebruikers niet verblinden.

Page 142 of 368

140
Zicht
Met behulp van de ruitenwisserschakelaar kunt
u de ruitenwissers vóór en achter inschakelen
om regen en vuil van de ruit te wissen.
De ruitenwissers voor en achter zorgen
voor een optimaal zicht voor de bestuurder,
ongeacht de weersomstandigheden.








Ruitenwisserschakelaar


Instellen

Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende
automatische functies van de ruitenwissers
mogelijk:


- automatische werking van de ruitenwissers
vóór,

- automatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen van
de achteruitversnelling.




Uitvoering met intervalstand


Uitvoering met automatische
ruitenwissers

Page 143 of 368

141
5
Zicht

Handmatige bediening


Ruitenwissers vóór




B.
ringschakelaar voor instellen van de
interval van de ruitenwisser of van de
gevoeligheid van de regensensor.










Ruitensproeiers vóór

Beweeg de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
De ruitensproeiers treden in werking en de
ruitenwissers worden enige tijd ingeschakeld.
De koplampsproeiers treden gelijktijdig in
werking indien de dim-/grootlichten branden
.


Koplampsproeiers

Druk op het uiteinde van de
verlichtingsschakelaar om de koplampsproeiers
in te schakelen. Deze werken alleen bij
ingeschakeld dim-/grootlicht. één keer wissen.
uit.

inter val (wissnelheid handmatig in te
stellen),
of
automatisch (wissnelheid handmatig
in te stellen).
lage snelheid .
hoge snelheid.

A.
selecteer de wissnelheid met de
schakelaar:
De volgende instellingen kunnen worden
verhoogd of verlaagd:


- de frequentie van het wissen als de
ruitenwissers in de inter valstand staan,

- de gevoeligheid van de regensensor als
de ruitenwissers in de automatische stand
staan.


- "+" : hoge gevoeligheid.

- "-" : lage gevoeligheid.



Om het verbruik van
ruitensproeier vloeistof te beperken,
worden de koplampsproeiers alleen
bij de eerste bediening van de
ruitensproeiers ingeschakeld.

Page 144 of 368

142
Zicht












Automatische ruitenwissers
vóór

Storing

Dek de regensensor, die zich gecombineerd
met de lichtsensor in het midden van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.

Inschakelen



)
Zet de schakelaar A
in de stand "AUTO "
.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Om het rubber van de ruitenwissers
te beschermen wordt geadviseerd
de automatische stand van de
ruitenwissers uit te schakelen als de
auto geparkeerd staat en wanneer de
buitentemperatuur lager is dan 0 ° C.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.



Uitschakelen



)
Zet de schakelaar A
in de stand "OFF"
.
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.

Page 145 of 368

143
5
Zicht


Ruitenwisser achter

uit.
interval.
De ruitenwisser wist twee keer en schakelt
vervolgens naar de intervalstand. wissen met ruitensproeier.
Houd de ring in deze stand om de
ruitensproeier en de ruitenwisser enige tijd in te
schakelen.

C . selectiering ruitenwisser achter:

Page 146 of 368

144
Zicht











Plafonniers


Plafonnier vóór


Stand 1

De plafonnier gaat branden wanneer een
portier of de achterklep wordt geopend.
Wanneer het portier of de achterklep weer
wordt gesloten, dimt de verlichting geleidelijk
gedurende enkele seconden en gaat
ver volgens uit.
De plafonnier gaat automatisch uit in de
volgende gevallen:


- Wanneer de portieren en de achterklep
gesloten zijn en het contact in de stand
" ON
" wordt gezet.

- Wanneer de portieren en de achterklep
gesloten zijn en u de auto vergrendelt.



Stand 2

De plafonnier is permanent uit.
In de auto bevinden zich twee
kaartleeslampjes, één aan elke kant van de
plafonnier.
Druk op het desbetreffende transparante
kapje A
.


Kaartleeslampjes

Page 147 of 368

145
5
Zicht

Plafonnier achter


Stand 1 "ON"

De plafonnier achter brandt permanent.


Stand 2 "●"

De plafonnier gaat branden wanneer een
portier of de achterklep geopend wordt, en
wanneer het portier of de achterklep weer
gesloten wordt, dimt de verlichting langzaam
gedurende enkele seconden en gaat
ver volgens uit.
De plafonnier gaat meteen uit in de volgende
gevallen:


- Wanneer de portieren en de achterklep
gesloten zijn en het contact in de stand
" ON
" wordt gezet.

- Wanneer de portieren en de achterklep
gesloten zijn en u de auto vergrendelt.



Stand 3 "OFF"

De plafonnier is permanent uit.



Automatisch uitschakelen
van plafonniers
Om te voorkomen dat de accu ontladen wordt,
worden de plafonniers en de kaartleeslampjes
bij uitgeschakelde motor na 30 minuten
automatisch uitgeschakeld.
De plafonniers gaan weer branden wanneer
het contact in de stand " ON
" of " ACC
"
wordt gezet, wanneer u een portier of de
achterklep opent en weer sluit en wanneer u de
afstandsbediening gebruikt.

Page 148 of 368

146
Zicht





Verlichting bagageruimte

De verlichting van de bagageruimte gaat
automatisch branden zodra de bagageruimte
wordt geopend en dooft zodra deze wordt
gesloten.





Verlichting panoramadak


Na activering gaat de verlichting van het
panoramadak branden als het contact in de
stand "ON"
of "ACC "
gezet wordt.

Uitschakelen

Als het contact in de stand "ON"
of "ACC "
is
gezet:


)
Druk zo vaak als nodig is op deze knop
totdat de verlichting uitgaat.



Instellingen

Als het contact in de stand "ON"
of "ACC "
is
gezet:


)
Druk herhaaldelijk op deze knop om het
gewenste niveau van verlichting te krijgen
(veel, gemiddeld, weinig).

Page 149 of 368

147
6
Veiligheid









Richtingaanwijzers



)
Links: beweeg de verlichtingsschakelaar
omlaag voorbij het zware punt.

)
Rechts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het zware punt.








Drie keer knipperen



)
Beweeg de schakelaar kort omhoog
of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.










Alarmknipperlichten

Gebruik de alarmknipperlichten om het overige
verkeer te waarschuwen in het geval van file,
pech, slepen of een ongeval.


)
Druk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.










Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.


)
U kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.







Claxon

Systeem om uw medeweggebruikers met een
geluidssignaal te waarschuwen voor direct
gevaar.


)
Druk op het middelste gedeelte van het
stuur.
Beperk het gebruik van de claxon tot de
volgende gevallen:


- direct gevaar,

- inhalen van een fietser of
voetganger,

- naderen van een onoverzichtelijke
situatie.

Page 150 of 368

148
Veiligheid
Uw auto is voorzien van de volgende systemen,
die u helpen om de auto in een noodsituatie
veilig tot stilstand te brengen:


- het antiblokkeersysteem (ABS),

- de elektronische remdrukregelaar (REF).






















Hulpsystemen bij het remmen


Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
scherpe bochten, vooral op een slecht of glad
wegdek.

Inschakelen

Het ABS-systeem werkt alleen wanneer de
snelheid van de auto hoger is dan 10 km/h.
Zodra de snelheid lager wordt dan 5 km/h,
wordt het systeem uitgeschakeld.
Het ABS-systeem treedt automatisch in
werking, wanneer de kans bestaat dat een wiel
blokkeert.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.

Storing

Bij stilstaande auto

Wanneer dit verklikkerlampje gaat branden, in
combinatie met een melding op het display van
het instrumentenpaneel, is er een storing in het
ABS-systeem waardoor u tijdens het remmen
de controle over de auto zou kunnen verliezen.
De auto kan normaal worden afgeremd.
Rijd voorzichtig en met aangepaste snelheid en
raadpleeg onmiddellijk het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los. Het verklikkerlampje brandt gedurende
enkele seconden na het aanzetten van
het contact (stand ON). Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het
lampje niet uitgaat of niet gaat branden.

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 370 next >