Peugeot 407 2004 Handleiding (in Dutch)

Page 121 of 173

110 -
17-05-2004
111
-
17-05-2004
Comfort
BOORDCOMPUTER - TRIP
of
TRIP: toegang tot
de weergave van de
boordcomputer.
Druk herhaaldelijk op de
toets op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar om de
verschillende informatie weer te
geven.
- stand "auto" met:
• de actieradius en het momentele verbruik,
- stand "1" (traject 1) met:
• het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand en de
gemiddelde snelheid gedurende
het traject "1",
- stand "2" (traject 2) met dezelfde
eigenschappen.
Op 0 zetten
Druk de knop meer dan twee seconden in
zodra het gewenste traject wordt aangegeven.
Toegang via het algemene
menu of door het indrukken
van de toets "TRIP" op het
bedieningspaneel
Display C.
Display CT.
Display DT. Algemeen menu
Druk op de toets
"MENU" om het
algemene menu weer te geven.
Selecteer de "Boordcomputer" met
de joystick en bevestig.
Het menu "Boordcomputer" biedt
verschillende mogelijkheden:
- Logboek waarschuwingsmeldingen,
- Toestand van de functies,
- Afstand tot bestemming.
Logboek
waarschuwingsmeldingen
Deze functie herhaalt de actieve
waarschuwingsmeldingen door
ze achtereenvolgens op het
multifunctionele display te laten
verschijnen.
Toestand van de functies
Deze functie geeft aan of de
verschillende functies van de auto
zijn in- of uitgeschakeld.
Afstand tot bestemming
Als het navigatiesysteem niet actief
is, wordt voor de resterende afstand
een globale waarde aangehouden.

Page 122 of 173

110 -
17-05-2004
111
-
17-05-2004
Comfort
Actieradius
In deze stand geeft de computer
aan hoeveel kilometer u nog met de
resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden.
Dit getal kan verhoogd worden door
een verandering in de rijstijl of van
het landschap, die een aanzienlijke
verlaging van het momentele
verbruik tot gevolg heeft.
Als de actieradius minder dan 30 km
bedraagt, worden vier streepjes
weergegeven. Na het tanken wordt de
actieradius weer weergegeven zodra
deze meer dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt wanneer er tijdens
het rijden horizontale streepjes in
plaats van cijfers op het display
verschijnen.
Momenteel verbruik
Dit is het verbruik dat geregistreerd is
tijdens de laatste seconden.
Deze informatie verschijnt alleen als
er met een snelheid van meer dan
30 km/h wordt gereden.
Gemiddeld verbruik
Dit is het gemiddelde verbruik
sinds de laatse nulstelling van de
boordcomputer.
Afgelegde afstand
In deze stand geeft de boordcomputer de
afgelegde afstand sinds de laatste nulstelling aan.
Af te leggen afstand
Dit is de afstand tot de
eindbestemming. Deze afstand wordt
op elk moment tijdens het navigeren
berekend of wordt ingevoerd door
de gebruiker, met aftrek van de
kilometers die sinds het invoeren zijn
afgelegd. Bij het ontbreken van de
afstand verschijnen er streepjes in
plaats van cijfers.
Gemiddelde snelheid
Dit is de gemiddelde snelheid
sinds de laatste nulstelling van de
boordcomputer (contact aan).
De trajecten
De trajecten "1" en "2" zijn
onafhankelijk en hebben dezelfde
eigenschappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt
worden voor een dagelijks verbruik
en traject "2" voor een maandelijks
verbruik.

Page 123 of 173

112 -
17-05-2004
113
-
17-05-2004
Comfort

Page 124 of 173

112 -
17-05-2004
113
-
17-05-2004
Comfort
1.
Zonnesensor*.
2. Temperatuur- en vochtsensor.
3. Ventilatierooster matige lucht-
verdeling.
4. Uitstroomopeningen voorruitont-
waseming.
5. Uitstroomopeningen zijruitontwa-
seming.
6. Zijventilatieroosters.
7. Ventilatieroosters middenconsole.
8. Uitstroomopening beenruimte.
9. Twee uitstroomopeningen onder
aan de middenconsole voor de
achterzitplaatsen.
10 . Regeling luchttoevoer dashboard-
kastje (zie hoofdstuk "Indeling
interieur").Gebruiksadviezen
Sluit voor een goede ventilatie
het ventilatierooster voor matige
luchtverdeling 3 niet af.
Sluit bij warm weer het ventilatie-
rooster voor matige luchtverdeling
3 af en open alleen de ventilatie-
roosters 6 en 7 voor een krachtigere
ventilatie.
Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening onder
de voorruit, de ventilatieroosters, de
luchtkanalen onder de voorstoelen
en de ventilatieopeningen in de
bagageruimte vrij blijven.
Dek de sensoren 1 en 2 niet af.
Als de motor veel trekkracht nodig
heeft of bij zeer warm weer kan
de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld voor extra koeling van
de motor.
Sluit bij een sterke straling van de
zon de zonneschermen van de
achterportieren en de achterruit.
VOLAUTOMATISCHE
AIRCONDITIONING
De airconditioning wordt automatisch
geregeld aan de hand van signalen
van verschillende sensoren (buiten-
temperatuur-, binnentemperatuur- en
zonnesensor), zodat u de instelling
niet handmatig hoeft te wijzigen.
Bovendien meet een sensor de
vochtigheidsgraad en voorkomt
dat de ruiten beslaan als de air-
conditioning in werking is.
Matige luchtverdeling
Het ventilatierooster voor de
matige luchtverdeling, boven in
de middenconsole, zorgt voor
een gelijkmatige verdeling van
de luchtstroom, zonder dat tocht
optreedt, en voor een optimale
temperatuur in het interieur.
* Volgens land van bestemming.

Page 125 of 173

114 -
17-05-2004
115
-
17-05-2004
Comfort
AUTOMATISCHE
AIRCONDITIONING MET
CENTRALE REGELING
Centrale regeling: luchtverdeling en
de luchtopbrengst worden voor het
gehele interieur geregeld.
De symbolen en meldingen van de
verschillende instellingen van de
automatische airconditioning verschijnen
op het multifunctionele display.
Algemene
voorzorgsmaatregelen
Dek de temperatuur- en vochtsensor
links van het dashboardkastje niet
af. Deze sensor wordt gebruikt voor
de regeling van de airconditioning.
Laat de airconditioning minimaal één
keer per maand 5 tot 10 minuten
werken om het systeem in perfecte
staat te houden.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval controleren door uw
PEUGEOT-servicepunt.
Opmerking: Condensvorming in de
airconditioning kan ertoe leiden dat er
zich een klein plasje water onder de auto
vormt, dit is een normaal verschijnsel.
Automatische regeling (AUTO)
Voorbeeld display datum en tijd
Voorbeeld display autoradio 1 - Programma
comfort
Druk op de toets "AUTO". Het
verklikkerlampje gaat branden. Op
het multifunctionele display wordt het
symbool "AUTO" weergegeven.
De temperatuur van de airconditioning
wordt automatisch geregeld aan de
hand van de ingestelde temperatuur.
De luchtverdeling, -opbrengst, -tem-
peratuur en -toevoer worden door het
systeem bijgeregeld om het comfort
en de luchtcirculatie in het interieur
optimaal te houden. U hoeft het
systeem niet zelf meer bij te regelen.

Page 126 of 173

114 -
17-05-2004
115
-
17-05-2004
Comfort
2 - Temperatuur-
regeling
De op het display weergegeven
waarde heeft betrekking op een
bepaald comfortniveau en niet op
een temperatuur in graden Celsius
of Fahrenheit (afhankelijk van de
instelling van het display).
F Druk op een van de pijltoetsen
(links of rechts) om de temperatuur
in te stellen.
Instelling op een waarde van
ongeveer 21 biedt een optimaal
comfort. Desgewenst kunt u een
andere temperatuur instellen, waarbij
het raadzaam is de temperatuur op
niet lager dan 18 en niet hoger dan 24
in te stellen.
De automatische regeling van de
airconditioning zorgt voor een optimale
ventilatie van het interieur van de auto.
Handmatig instellen
Het is mogelijk één of meer functies
van de airconditioning handmatig in
te stellen.
Het verklikkerlampje van de toets
"AUTO" gaat uit. 3 - Aanjager
Luchtopbrengst
F Draai de knop 3
rechtsom om de
l u c h t o p b r e n g s t
te vergroten of
linksom om deze
te verkleinen.
Het symbool van de luchtopbrengst
(propeller) geeft de ingestelde
waarde (gedeeltelijk) aan.
Zorg om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit in
het interieur minder wordt, dat de
luchtopbrengst voldoende groot is.
Uitschakelen van de
airconditioning
F Draai de knop 3
naar links om de
luchttoevoer te
onderbreken.Op het multifunctionele display wordt het
symbool "OFF" weergegeven.
Er wordt niets meer weergegeven op het
display en de verklikkerlampjes gaan uit.
Alle functies van het systeem worden
uitgeschakeld, met uitzondering van de
achterruitverwarming.
Het thermische comfort (temperatuur, vocht,
geur, ontwaseming) wordt niet meer geregeld.
Om de airconditioning weer in te
schakelen:
F Druk op de toets 1 of 2. 4 - Regeling
luchtverdeling
Druk herhaaldelijk op de toets 4
of houd deze ingedrukt om de
luchtstroom in de gewenste richting
te sturen.
De symbolen (pijlen) geven de
ingestelde luchtstroom aan op het
multifunctionele display. 5 De voorruit en zijruiten.
3 Ventilatie voor en achter.
6 Beenruimte voor en achter.
AUTO Automatische luchtverdeling.
5 - Programma "zicht"
In sommige gevallen (bijv. regen,
veel inzittenden, vorst) is het
programma "comfort" niet toereikend
om de ruiten condens- en ijsvrij te
houden.
F Selecteer de toets van het
programma "zicht" om de ruiten
snel te ontwasemen of ontdooien.
Het verklikkerlampje gaat
branden.
Het systeem regelt de luchtopbrengst
en stuurt de optimale luchtstroom naar
de voorruit en de voorportierruiten.
Het symbool van het programma
"zicht" wordt weergegeven op het
multifunctionele display.
Druk als het zicht voldoende is op de
toets 1 om naar de instellingen van
het programma "comfort" te gaan.

Page 127 of 173

116 -
17-05-2004
117
-
17-05-2004
Comfort
Terugkeren naar de automatische
regeling van de luchttoevoer
Druk op de toets
1 of 6.
Er verschijnt een melding op het
multifunctionele display.
Bij een volgende rit zullen de
instellingen hetzelfde zijn.
6 - Toevoer van
buitenlucht/
luchtrecirculatie
in interieur
Deze functie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank- en stofoverlast
af te sluiten.
F Druk herhaaldelijk op de toets
6 om de lucht in het interieur te
recirculeren of de automatische
luchttoevoer weer in te schake-
len. Het desbetreffende verklik-
kerlampje gaat branden:
- toevoer van buitenlucht met gebruik van aanjager.
- luchtrecirculatie in het interieur. Als gedurende lange tijd de
lucht in het interieur recirculeert,
kunnen de ruiten beslaan en kan
de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaan.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen als het echt nodig is.
De ingeschakelde stand wordt tevens weergegeven met een
melding op het multifunctionele
display. 7 - Achterruit-
verwarming
De achterruit- en buitenspiegelver-
warming werkt onafhankelijk van de
airconditioning.
F Druk bij draaiende motor op de
toets 7 om de achterruit- en bui-
tenspiegelverwarming in te scha-
kelen. Het verklikkerlampje gaat
branden.
Afhankelijk van de buitentemperatuur
wordt de achterruit- en buiten-
spiegelverwarming automatisch uit-
geschakeld.
Druk opnieuw op de toets 7 of zet de
motor af om de achterruit- en buiten-
spiegelverwarming uit te schakelen.
Als de achterruit- en buitenspiegel-
verwarming wordt uitgeschakeld
door de motor af te zetten, wordt
deze opnieuw ingeschakeld als de
motor weer wordt gestart.

Page 128 of 173

116 -
17-05-2004
117
-
17-05-2004
Comfort
Met de volgende (navigatie)toetsen
kunnen de programma's van de
airconditioning worden in- of uitge-
schakeld:
-
"CLIM" ,
- "MENU" ,
Toegang tot het menu
"Airconditioning"
Via de toets "CLIM"
Druk op de toets.
Op het multifunctionele display ver-
schijnt het menu "Airconditioning" .
Met behulp van dit menu kan de air-
conditioning worden uitgeschakeld
(AC-OFF).
Bevestig door op de draaiknop te
drukken. Uitschakelen van de
airconditioning (AC-OFF)
Op het multifunctionele display
verschijnt het symbool
"AC OFF".
Door de airconditioning uit te schake-
len bestaat de kans dat de ingestelde
temperatuur niet bereikt wordt en
kunnen de ruiten beslaan.
Via de toets "MENU"
Druk op de toets.
Op het multifunctionele display ver-
schijnt het "Algemeen menu" .
Selecteer het symbool van de air-
conditioning met de toetsen van het
bedieningspaneel. Op het multifunctionele display
verschijnt op de voorgrond het hoof-
dmenu
"Airconditioning" ; vervolgens
kunt u de coniguratie selecteren zoals
beschreven bij "Via de toets "CLIM".
U kunt de automatische airconditio-
ning weer inschakelen door op
de toets "AUTO" of de toets 3
op het bedieningspaneel van de
airconditioning te drukken.

Page 129 of 173

118 -
17-05-2004
119
-
17-05-2004
Comfort
AUTOMATISCHE
AIRCONDITIONING MET
GESCHEIDEN REGELING
Gescheiden regeling: De regeling
van de temperatuur en de luchtver-
deling voor bestuurders- en passa-
gierszijde is gescheiden.
De bestuurder en de voorpassagier
kunnen de temperatuur en de lucht-
verdeling afzonderlijk naar wens
instellen.
De symbolen en meldingen van de
verschillende instellingen van de
automatische airconditioning verschij-
nen op het multifunctionele display.
Algemene voorzorgsmaatregelen
Dek de temperatuur- en
vochtsensor
links van het dashboardkastje niet af.
Deze sensor wordt gebruikt voor de
regeling van de airconditioning.
Laat de airconditioning minimaal één keer
per maand 5 tot 10 minuten werken om
het systeem in perfecte staat te houden.
Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en laat het systeem in dat
geval controleren door uw PEUGEOT-
servicepunt.
Opmerking: Condensvorming in de
airconditioning kan ertoe leiden dat er
zich een klein plasje water onder de auto
vormt, dit is een normaal verschijnsel.
Automatische regeling (AUTO)
Voorbeeld display datum en tijd
Voorbeeld display autoradio 1 - Programma
"comfort"
bestuurder en
passagier
Druk op de toets "AUTO". Het
verklikkerlampje gaat branden. Op
het multifunctionele display wordt het
symbool "AUTO" weergegeven.
De temperatuur van de airconditioning
wordt automatisch geregeld aan de
hand van de ingestelde waarde.
De luchtverdeling, -opbrengst, -
temperatuur en -toevoer worden door
het systeem bijgeregeld om het comfort
en de luchtcirculatie in het interieur
optimaal te houden. U hoeft het
systeem niet meer zelf bij te regelen.

Page 130 of 173

118 -
17-05-2004
119
-
17-05-2004
Comfort
2 - Temperatuurregeling
bestuurderszijde
3 - Temperatuurregeling passagierszijde
F Druk op een van de pijltoetsen
(omhoog of omlaag) om de
temperatuur aan bestuurderszijde (2 ) of aan passagierszijde ( 3) in te
stellen.
De op het display weergegeven
waarde heeft betrekking op een
bepaald comfortniveau en niet op
een temperatuur in graden Celsius
of Fahrenheit (afhankelijk van de
instelling van het display).
Instelling op een waarde van
ongeveer 21 biedt een optimaal
comfort. Desgewenst kunt u een
andere temperatuur instellen, waarbij
het gebruikelijk is de temperatuur op
niet lager dan 18 en niet hoger dan
24 in te stellen.
De automatische regeling van
de airconditioning zorgt voor een
optimale ventilatie van het interieur
van de auto.
Handmatig instellen
Het is mogelijk één of meer functies
van de airconditioning handmatig in
te stellen, terwijl de overige functies
automatisch worden geregeld.
Het verklikkerlampje van de toets
"AUTO" gaat uit. 4 - Aanjager
Luchtopbrengst
F Draai de knop 4
rechtsom om de
l u c h t o p b r e n g s t
te vergroten of
linksom om deze
te verkleinen.
F Draai de knop 4
naar links om de
luchttoevoer te
onderbreken.
Op het multifunctionele display wordt het
symbool "OFF" weergegeven.
Er wordt niets meer weergegeven op het
display en de verklikkerlampjes gaan uit.
Alle functies van het systeem worden
uitgeschakeld, met uitzondering van de
achterruitverwarming.
Het thermische comfort (temperatuur, vocht,
geur, ontwaseming) wordt niet meer geregeld.
Om de airconditioning weer in te
schakelen:
F Druk op de toets 1, 2 of 3.
Uitschakelen van de airconditioning
Het symbool van de luchtopbrengst
(propeller) geeft de ingestelde
waarde (gedeeltelijk) aan.
Zorg om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit in
het interieur minder wordt, dat de
luchtopbrengst voldoende groot is. 5 - Regeling
luchtverdeling
bestuurderszijde
Druk herhaaldelijk op de toets 5 of
6 of houd deze ingedrukt om de
luchtstroom aan de bestuurders- of
passagierszijde onafhankelijk van
elkaar in de gewenste richting te
sturen.
De symbolen (pijlen) geven de met de
toetsen 5 of 6 ingestelde luchtstroom
aan op het multifunctionele display. 5 De voorruit en zijruiten.
3 Ventilatie voor en achter.
6 Beenruimte voor en achter.
AUTO Automatische luchtverdeling. 6 - Regeling
luchtverdeling
passagierszijde

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 180 next >