Peugeot 407 2004 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 173

120 -
17-05-2004
121
-
17-05-2004
Comfort
7 - Programma
"zicht"
In sommige gevallen (bijv. regen,
veel inzittenden, vorst) is het
programma "comfort" niet toereikend
om de ruiten condens- en ijsvrij te
houden.
F Selecteer de toets van het
programma "zicht" om de ruiten
snel te ontwasemen of ontdooien.
Het verklikkerlampje gaat
branden.
Het systeem regelt de
luchtopbrengst en stuurt de optimale
luchtstroom naar de voorruit en de
voorportierruiten.
Het symbool van het programma
"zicht" wordt weergegeven op het
multifunctionele display.
Druk als het zicht voldoende is op de
toets 1 om naar de instellingen van
het programma "comfort" te gaan. 8 - Toevoer van
buitenlucht/
luchtrecirculatie
in interieur
Deze functie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank- en stofoverlast
af te sluiten.
F Druk herhaaldelijk op de toets
8 om de lucht in het interieur te
recirculeren of de automatische
luchttoevoer weer in te
schakelen. Het desbetreffende
verklikkerlampje gaat branden:
- toevoer van buitenlucht met gebruik van aanjager.
- luchtrecirculatie in het interieur.
Als gedurende lange tijd de
lucht in het interieur recirculeert,
kunnen de ruiten beslaan en kan
de luchtkwaliteit in het interieur
achteruit gaan.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als het echt nodig is.
De ingeschakelde stand wordt
tevens weergegeven met een
melding op het multifunctionele
display.
Terugkeren naar de automatische
regeling van de toevoer van
buitenlucht
Druk op de toets 1 of 8.
Er verschijnt een melding op het
multifunctionele diplay.
Als de auto opnieuw wordt gestart
zullen de instellingen hetzelfde
zijn. 9 - Achterruit-
verwarming
De achterruit- verwarming werkt
onafhankelijk van de airconditioning.
F Druk bij draaiende motor op
de toets 9 om de achterruit- en
buitenspiegelverwarming in te
schakelen. Het verklikkerlampje
gaat branden.
Afhankelijk van de buitentemperatuur
wordt de achterruit- en
buitenspiegelverwarming na enige
tijd automatisch uitgeschakeld.
Druk opnieuw op de toets 9 of
zet de motor af om de achterruit-
en buitenspiegelverwarming uit
te schakelen. Als de achterruit-
verwarming wordt uitgeschakeld
door de motor af te zetten wordt deze
opnieuw ingeschakeld als de motor
weer wordt gestart.

Page 132 of 173

120 -
17-05-2004
121
-
17-05-2004
Comfort
Met de volgende (navigatie) toetsen
kunnen de programma's van de
airconditioning worden in- of uitge-
schakeld:
-
"CLIM" ,
- "MENU" ,
Toegang tot het menu
"Airconditioning"
Via de toets "CLIM"
Druk op de toets.
Op het multifunctionele display ver-
schijnt het menu "Airconditioning" .
Scroll door de lijst, selecteer en
bevestig met een van de toetsen van
het bedieningspaneel een van de
volgende coniguraties:
- uitschakelen of inschakelen van de airconditioning (AC-OFF),
- uitschakelen of inschakelen van de gecombineerde regeling (links/
rechts) van de airconditioning. Uitschakelen van de
airconditioning (AC-OFF)
Door de airconditioning uit te schake-
len kunnen de ruiten beslaan.
Uitschakelen of inschakelen van
de gecombineerde regeling (links/
rechts) van de airconditioning
Met deze functie kunnen de instellingen
van de bestuurderszijde overgebracht
worden naar de passagierszijde.
Als deze functie wordt uitgeschakeld,
wordt teruggekeerd naar de geschei-
den regeling voor de bestuurders- en
passagierszijde.
Door op een van de toetsen
4 of 6
te drukken wordt de gecombineerde
regeling uitgeschakeld. Via de toets "MENU"
Druk op de toets.
Op het multifunctionele display
verschijnt op de voorgrond het
"Algemeen menu" ;
vervolgens kunt u de coniguratie
selecteren zoals beschreven bij "Via
de toets "CLIM"".
U kunt de automatische airconditio-
ning weer inschakelen door op de
toets "AUTO" of de toets van de
aanjager 4 op het bedieningspaneel
van de airconditioning te drukken.

Page 133 of 173

122 -
17-05-2004
123
-
17-05-2004
Comfort
Schakelpatroon
F Kies de gewenste stand door de
selectiehendel in het schakelpa-
troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een
pictogram in het instrumentenpaneel
aangegeven.
Park (parkeerstand): om de auto stil
te zetten of te starten, met aange-
trokken handrem.
Reverse (achteruitversnelling): om
achteruit te rijden (schakel deze
stand alleen in als de auto stilstaat
en de motor stationair draait).
Neutral (neutraalstand): om de mo-
tor te starten en de auto te parkeren,
met gebruik van de handrem.
Opmerking: Laat, als u wilt wegrijden
en de selectiehendel per ongeluk in
de stand N staat, het motortoerental
terugvallen tot stationair voordat de
stand D wordt geselecteerd en geef
vervolgens weer gas.
Drive (rijstand): om automatisch te
schakelen tijdens het rijden.
Manual (sequentiële stand): om zelf
te schakelen.
S: programma sport.
T: programma sneeuw.
Starten van de motor
F controleer of de handrem is aan-
getrokken en zet de selectiehen-
del in stand P of N.
F start de motor.
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE MET
"TIPTRONIC TECHNIEK
SYSTEEM PORSCHE"
Bij de automatische transmissie met
vier of zes versnellingen kunt u kie-
zen uit automatische bediening, aan-
gevuld met de programma's sport,
voor een meer dynamische rijstijl,
en sneeuw, voor het rijden op gladde
wegen.
U kunt met de selectiehendel ook
handmatig schakelen.
Wegrijden
Starten in de stand P en wegrijden:
F trap altijd het rempedaal in
om uit de stand P te kunnen
schakelen,
F selecteer de stand R, D of M en
laat langzaam het rempedaal los;
de auto begint te rijden.
Starten in de stand N en wegrijden:
F trap het rempedaal in en zet de
handrem los,
F selecteer de stand R, D of M en
laat langzaam het rempedaal los;
de auto begint te rijden.
LET OP
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand
R , D of M is geselecteerd, zet de
auto zich al in beweging, zelfs als het
gaspedaal niet wordt ingedrukt.
Laat daarom geen kinderen alleen
in de auto achter.
Als het contact is afgezet en de se-
lectiehendel niet in de stand P staat,
is bij het openen van het bestuur-
dersportier of na ongeveer 45 secon-
den een geluidssignaal te horen. Zet
de selectiehendel in de stand P. Het
geluidssignaal zal dan stoppen.
Trek de handrem aan en selecteer
de stand P indien er onderhouds-
werkzaamheden moeten worden
uitgevoerd bij draaiende motor.

Page 134 of 173

122 -
17-05-2004
123
-
17-05-2004
Comfort
Automatisch
schakelprogramma
F Selecteer de stand D in het scha-
kelpatroon: de versnellingsbak
werkt dan automatisch, zonder dat
u zelf hoeft te schakelen. De ver-
snellingsbak kiest voortdurend de
meest geschikte versnelling, afhan-
kelijk van de volgende parameters:
- de rijstijl,
- het proiel van de weg,
- de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zon-
der de stand van de selectiehendel te
wijzigen, moet het gaspedaal volledig
worden ingedrukt (kick down). De
versnellingsbak schakelt automatisch
terug of handhaaft de ingeschakelde
versnelling totdat de motor het maxi-
mum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnel-
lingsbak automatisch terug om ster-
ker op de motor af te remmen.
Opmerking:
Om de veiligheid te verbeteren scha-
kelt de versnellingsbak niet naar een
hogere versnelling als u het gaspe-
daal plotseling loslaat.
LET OP
Zet de selectiehendel nooit in de
stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Zet de selectiehendel nooit in een
andere stand om af te remmen op
een glad wegdek.
Programma's Sport en Sneeuw
Dit zijn twee speciieke programma's.
De gekozen stand wordt in het instru-
mentenpaneel aangegeven.
Programma Sport
F Druk op de toets S als de auto is
gestart en de stand D is geselec-
teerd. Het automatische schakel-
programma maakt dan een dyna-
mische rijstijl mogelijk.
Programma Sneeuw
Dit programma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een on-
dergrond met weinig grip.
F Druk op de toets T als de auto
is gestart en de stand D is gese-
lecteerd. Het automatische scha-
kelprogramma past zich dan aan
voor het rijden op gladde wegen.
U kunt het programma Sport of
Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets te drukken.
Handmatig schakelen
F Selecteer de stand M in het scha-
kelpatroon,
F Duw de selectiehendel naar het
symbool + om één versnelling op
te schakelen,
F Trek de selectiehendel naar het
symbool - om één versnelling te-
rug te schakelen.
Er kan elk moment van de stand D
(rijden in de automatische stand)
naar de stand M (rijden in de handbe-
diende stand) worden geschakeld. Opmerkingen:
Het schakelen naar een andere
stand kan alleen als de snelheid
van de auto en het toerental van de
motor dit toestaan, anders wordt er
tijdelijk overgegaan op de automati-
sche bediening.
Als de auto stopt of langzaam rijdt,
kiest de automatische transmissie
automatisch de stand
M1.
De programma's S (sport) en
T
(sneeuw) kunnen niet worden inge-
schakeld in de handbediende stand.
Een storing wordt aangegeven
door het verschijnen van dit
pictogram in combinatie met
een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display.
In dit geval werkt de versnellingsbak
met een noodprogramma (blokkering
in de 3
e versnelling). U kunt dan een
hevige schok waarnemen bij het se-
lecteren van R vanuit de stand P, of
R vanuit de stand N, (zonder gevaar
voor de versnellingsbak).
Rijd niet harder dan 100 km/h of de ter
plaatse geldende maximumsnelheid.
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Als de accu geen stroom levert en de
selectiehendel in de stand P staat, is
het onmogelijk om naar een andere
stand te schakelen.
Forceer in geen enkel geval de selec-
tiehendel; dit kan schade aan de au-
tomatische transmissie veroorzaken.
Storing

Page 135 of 173

124 -
17-05-2004
125
-
17-05-2004
Comfort
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK MET
6 VERSNELLINGEN
Achteruit
Trek om de achteruit in te schakelen
de ring onder de pookknop omhoog
en duw de pook naar links en vervol-
gens naar voren.
De achteruit kan alleen worden in-
geschakeld als de auto stilstaat en
de motor met stationair toerental
draait.
HANDREM
Aantrekken
Draai bij het parkeren op een helling
de wielen van de auto naar het trot-
toir en trek de handrem aan.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de
knop in en duw de handrem geheel
omlaag.

Page 136 of 173

124 -
17-05-2004
125
-
17-05-2004
Comfort
ANTIBLOKKEERSYSTEEM
(ABS)
Het antiblokkeersysteem zorgt tijdens
het remmen voor een betere stabili-
teit en bestuurbaarheid van uw auto,
vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS treedt automatisch in wer-
king zodra één van de wielen dreigt
te blokkeren.
De normale werking van het ABS
kan merkbaar zijn door het trillen van
het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een nood-
stop krachtig en volledig in en laat
het niet los.
Opmerking:
Zorg er bij vervanging
van de wielen (banden en velgen)
voor dat er gehomologeerde wielen
worden gemonteerd.
NOODREMASSISTENTIE
Dit systeem zorgt ervoor dat in nood-
gevallen de optimale remdruk sneller
wordt bereikt, zodat de remafstand
kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld
als de snelheid waarmee het rem-
pedaal wordt ingedrukt groot is en
zorgt ervoor dat de benodigde be-
dieningskracht minder wordt en dat
de effectiviteit van het remmen wordt
vergroot.
Dit pictogram geeft
een storing in het
ABS aan.
Dit wordt tevens aangegeven
door een pictogram op het dis-
play in het instrumentenpaneel.
Als de pictogrammen blijven branden
bij een snelheid hoger dan 10 km/h,
is het ABS buiten werking.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.

Page 137 of 173

126 -
17-05-2004
127
-
17-05-2004
Comfort
Let op:
De snelheidsregelaar werkt
alleen bij snelheden hoger dan
40 km/h.
Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Bij auto's met automatische transmis-
sie moet stand D zijn ingeschakeld,
of minimaal stand 2 zijn geselecteerd
in de handbediening.
Ingestelde snelheid wijzigen
Druk als de snelheidsregelaar is in-
geschakeld op de toets 3 "set+" om
de op het instrumentenpaneel weer-
gegeven snelheid te verhogen.
Druk op de toets 2 "set-" om de op
het instrumentenpaneel weergege-
ven snelheid te verlagen.
De auto neemt vervolgens geleidelijk
de gewijzigde snelheid aan.
Het is mogelijk even gas te geven
zonder dat de snelheidsregelaar
wordt uitgeschakeld. Als u het gas-
pedaal weer loslaat, wordt de inge-
stelde snelheid weer aangenomen.
Als u sneller rijdt dan de ingestelde
snelheid en op de toets 3 "set+" of 2
"set-" drukt, wordt de gereden snel-
heid opgeslagen en ingesteld door
de snelheidsregelaar.
Inschakelen
F Zet de draaiknop 1 in de stand
"On" om de snelheidsregelaar te
kunnen bedienen.
F Breng de snelheid op het gewenste
niveau.
F Druk op de toets 2 "set-" of 3
"set+" om de snelheidsregelaar te
activeren.
De ingestelde snelheid wordt vanaf
nu aangehouden en weergegeven:
SNELHEIDSREGELAAR
Met behulp van de snelheidsregelaar
kan de bestuurder met een constante
snelheid rijden zonder gas te hoeven
geven of te remmen ongeacht het
proiel van de weg.
U kunt deze snelheid zelf instellen.
Houd hierbij rekening met de ter
plaatse geldende maximumsnelheid.
Gebruik de snelheidsregelaar niet
op gladde wegen of bij zeer druk
verkeer.
op het display van het
instrumentenpaneel met 5 klokken. op het display van het
instrumentenpaneel met 4 klokken.

Page 138 of 173

126 -
17-05-2004
127
-
17-05-2004
Comfort
Deactiveren van de
snelheidsregelaar
De snelheidsregelaar kan op de
volgende manieren worden gedeac-
tiveerd:
- Druk op de toets 4 "Cancel" van
de snelheidsregelaar,
- Trap het rempedaal in,
- Selecteer bij een auto met auto- matische transmissie een lagere
versnelling dan toegestaan voor
de snelheidsregelaar.
De snelheidsregelaar wordt tevens
uitgeschakeld:
- als de wagensnelheid afneemt tot minder dan 35 km/h,
- als het ESP wordt geactiveerd.
Snelheidsregelaar opnieuw
inschakelen
Als aan alle voorwaarden wordt
voldaan (zie § Inschakelen), kan de
snelheidsregelaar opnieuw worden
ingeschakeld:
- door op de toets 4 "Cancel" te
drukken om de eerder ingestelde
snelheid opnieuw aan te nemen,
- door op de toets 2 "set-" of 3
"set+" te drukken om de huidige
snelheid als constante snelheid
op te slaan.
Uitschakelen van de
snelheidsregelaar
F Zet de draaiknop in de stand "Off".
Opmerking: Als de snelheidsrege-
laar is uitgeschakeld door de draai-
knop 1 in de stand "Off" te zetten of
door de motor af te zetten, dient de
procedure "Inschakelen" te worden
gevolgd om de snelheidsregelaar
weer te activeren.
Weergave op
instrumentenpaneel
Als de draaiknop in de stand "ON"
staat en het pictogram van de snel-
heidsregelaar wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel in combi-
natie met de aanduiding "OFF", is er
nog geen snelheid ingesteld.
Als rechts van het pictogram streep-
jes worden weergegeven, geeft dit
aan dat de snelheidsregelaar nog
niet ingeschakeld is geweest.
Als de snelheidsregelaar voor het eerst
wordt ingeschakeld, verdwijnt "OFF"
en wordt in plaats van de streepjes de
ingestelde snelheid weergegeven.
Als de ingestelde snelheid wordt
overschreden, knippert de snelheid
op het instrumentenpaneel.
Als de snelheidsregelaar wordt ge-
deactiveerd, verschijnt de aandui-
ding "OFF", maar blijft de ingestelde
snelheid weergegeven.
Als de snelheidsregelaar opnieuw wordt
geactiveerd, knippert de ingestelde
snelheid als niet aan de voorwaarden
voor het activeren wordt voldaan. Als de snelheidsregelaar wordt ge-
selecteerd in het geval van een sto-
ring van het systeem, verschijnt het
pictogram onderhoud. Raadpleeg
een PEUGEOT-servicepunt om het
systeem te laten controleren.

Page 139 of 173

17/05/2004
1
17/05/2004
Snelheidsregelaar/-begrenzer
Selecteren van de functie
F Zet de draaiknop 1 in de stand
CRUISE . De snelheidsregelaar is
nog niet geactiveerd en er is nog
geen snelheid ingesteld. Op het
display verschijnt:
Uitschakelen van de functie
F Zet de draaiknop 1 in de stand
0 of LIMIT om de functie uit te
schakelen. Opmerking:
het is mogelijk even gas
te geven zonder dat de snelheidsre-
gelaar wordt uitgeschakeld. De in-
gestelde snelheid zal dan knipperen.
Als het gaspedaal wordt losgelaten,
wordt de ingestelde snelheid weer
aangenomen.
Ingestelde snelheid uitschakelen

Als u het rijden met de ingestelde
snelheid wilt onderbreken:
F Druk op de toets 4 of trap op
het rem- of koppelingspedaal.
Op het display verschijnt (bijv. bij
110 km/h):
Activeren/instellen van een
snelheid
Druk op de toets 2 of 3 zodra de
gewenste snelheid is bereikt. De
snelheid is nu in het geheugen
opgeslagen en zal automatisch
worden aangehouden. Op het
display verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
Opmerking: de ingestelde snelheid
wordt automatisch uitgeschakeld
als de wagensnelheid lager is dan
40 km/h of als de handgeschakelde
versnellingsbak in een lagere
versnelling dan de 4e versnelling
wordt geschakeld (tweede versnelling
bij een automatische transmissie) of
als het ESP wordt geactiveerd.
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar
kan de bestuurder met een zelf
ingestelde constante snelheid rijden
zonder gas te hoeven geven of te
remmen ongeacht het proiel van
de weg.
Deze functie werkt alleen bij
snelheden boven ongeveer 40 km/h
vanaf de 4e versnelling (tweede
versnelling bij een automatische
transmissie), bij draaiende motor .
-

Page 140 of 173

2 -
17/05/2004
3
-
17/05/2004
Snelheidsregelaar/-begrenzer
Ingestelde snelheid wijzigen
Voor het verhogen van de ingestelde
snelheid zijn er twee mogelijkheden:
Zonder het gaspedaal te gebruiken:
F
druk op de toets 3.
Met het gaspedaal:
F geef gas tot de gewenste snelheid
is bereikt,
F druk op de toets 2 of 3. Controle van de werking
In het geval van een storing van
de snelheidsregelaar wordt de
ingestelde snelheid gewist en
knipperen de streepjes gedurende
enkele seconden:
Er verschijnt een pictogram in
combinatie met een geluidssignaal
en er verschijnt een melding op het
multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt om het systeem te laten
controleren.
Gebruik de snelheidsregelaar
niet op gladde wegen of bij
zeer druk verkeer.
Ingestelde snelheid annuleren
F
Zet de draaiknop 1 in de stand 0
of LIMIT of zet het contact af.
Ingestelde snelheid opnieuw
oproepen
Druk, na het uitschakelen van de
ingestelde snelheid, op de toets
4.
De auto neemt de laatst ingestelde
snelheid weer aan. Op het display
verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
Voor het verlagen van de ingestelde
snelheid:
F druk op de toets 2.
Kort indrukken: +/- 1 km/h
Lang indrukken: +/- 5 km/h
Ingedrukt houden: de ingestelde
snelheid wordt in stappen van 5 km/h
verhoogd of verlaagd.

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 180 next >