Peugeot 407 2004 Handleiding (in Dutch)

Page 141 of 173

2 -
17/05/2004
3
-
17/05/2004
Snelheidsregelaar/-begrenzer
Snelheidsbegrenzer
Met de snelheidsbegrenzer kan de
bestuurder een maximumsnelheid
instellen, zodat deze niet wordt
overschreden (minimaal 30 km/h).
Deze instellingen zijn alleen
mogelijk bij draaiende motor. Selecteren van de functie
F
Zet de draaiknop 1 in de stand
LIMIT . De snelheidsbegrenzer
is nog niet geactiveerd. Op het
display verschijnt in dat geval:
Uitschakelen van de functie
F Zet de draaiknop 1 in de stand 0 of
CRUISE of zet het contact af om
het systeem uit te schakelen. De
laatst ingestelde snelheid blijft in het
geheugen opgeslagen. Instellen van een snelheid
Er kan een snelheid worden
ingesteld zonder de begrenzer in te
schakelen.
Als de toets
2 of 3 wordt ingedrukt,
wordt de ingestelde snelheid
verlaagd of verhoogd.
Kort indrukken: +/- 1 km/h
Lang indrukken: +/- 5 km/h
Ingedrukt houden: de ingestelde
snelheid wordt in stappen van 5 km/h
verhoogd of verlaagd.
Inschakelen/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzerDruk op de toets 4 om de begrenzer in
te schakelen. Druk nogmaals op de toets
om de begrenzer uit te schakelen.
Als de begrenzer is ingeschakeld,
verschijnt op het display (bijv. bij
110 km/h):

Page 142 of 173

-
17/05/2004
5
-
17/05/2004
Er verschijnt een pictogram in
combinatie met een geluidssignaal
en er verschijnt een melding op het
multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt om het systeem te laten
controleren.
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Als het gaspedaal iets verder wordt
ingetrapt wordt de snelheid niet ver-
hoogd, maar dit gebeurt wel als het
gaspedaal met kracht verder wordt
ingetrapt (voorbij het
zware punt).
De begrenzer wordt tijdelijk uitge-
schakeld en op het display verschijnt
de ingestelde snelheid (bijv. bij
110 km/h):
Laat om de begrenzer weer in
te schakelen het gas los om de
wagensnelheid te verlagen tot een
snelheid lager dan de ingestelde
snelheid.
Opmerking: als de begrenzer (bijv.
bij een steile afdaling) niet kan
voorkomen dat de ingestelde snel-
heid wordt overschreden, knippert
deze snelheid op het display. Bij het gebruik van niet door
PEUGEOT aanbevolen
matten is er een risico dat
de mat onder het gaspedaal
schuift en het volledig intrappen van
het gaspedaal wordt verhinderd.
In dat geval kan de ingestelde
snelheid van de begrenzer niet
worden overschreden zonder de
stuurkolomschakelaar te bedienen.
Controle van de werking
In het geval van een storing van
de snelheidsbegrenzer wordt de
ingestelde snelheid gewist en
knipperen de streepjes gedurende
enkele seconden:
4Snelheidsregelaar/-begrenzer

Page 143 of 173

128 -
17-05-2004
129
-
17-05-2004
ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA
(ESP)
Dit systeem staat in verbinding met
en is een aanvulling op het ABS.
Als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste
richting, houdt het ESP-systeem
de vier wielen in de gaten en grijpt
automatisch in via de remmen van
een of meerdere wielen en het mo-
torkoppel.
Comfort
Regeling door het ESP-systeem
Het pictogram
knippert.
Het pictogram
verschijnt.
Uitschakelen van het
ESP (elektronisch
stabiliteitsprogramma)
In bijzondere omstandigheden kan
het nuttig zijn het ESP uit te scha-
kelen
F Druk op de schakelaar "ESP
OFF" op de middenconsole.
Het verklikkerlampje van de schake-
laar gaat branden en het pictogram
verschijnt: het ESP heeft geen in-
vloed meer op de werking van de
motor.
Pictogram instru-
mentenpaneel.
Pictogram instru-
mentenpaneel.
De systemen worden opnieuw:
F automatisch ingeschakeld als het
contact wordt afgezet.
F automatisch ingeschakeld vanaf
50 km/h.
F handmatig ingeschakeld door
nogmaals op de schakelaar te
drukken. Controle van werking
Bij een storing in het systeem ver-
schijnt het pictogram in combinatie
met een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om de systemen te laten con-
troleren.
Pictogram instru-
mentenpaneel.
Pictogram instru-
mentenpaneel.
Het ESP zorgt voor meer
veiligheid tijdens het rijden.
De bestuurder mag zich
echter nooit laten verleiden
tot het nemen van meer risico's (laat
remmen) of het te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsy-
steem, elektronische onderdelen als-
mede de montageprocedure en het
uitvoeren van werkzaamheden door
een PEUGEOT-servicepunt.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door een PEUGEOT-
servicepunt.

Page 144 of 173

128 -
17-05-2004
129
-
17-05-2004
ELEKTRONISCH GESTUURDE
VERING
De vering wordt automatisch en
direct aan verschillende rijstijlen en
wegdekken aangepast om zo een
maximaal comfort voor de inzit-
tenden en een optimale wegligging
van de auto te combineren. In prin-
cipe staat de vering afgesteld op een
zachte dempingskarakteristiek voor
een maximaal comfort. Zodra de om-
standigheden dit vereisen (sportief
rijgedrag, scherpe bochten, uitwijk-
manoeuvres enz.), wordt overge-
schakeld op een stuggere demping,
voor een optimale wegligging.
Comfort
F
Druk de schakelaar 1 in, het verklikkerlamp-
je gaat branden en het pictogram SPORT
verschijnt op het instrumentenpaneel.
Handmatig selecteren van de
stand SPORT
F Druk nogmaals op de
schakelaar 1 om de au-
tomatische regeling weer
in te schakelen. Het ver-
klikkerlampje gaat uit en
het pictogram AUTO ver-
schijnt.
Automatische regeling opnieuw
inschakelen
De elektronisch gestuurde vering
staat nu in de stand
SPORT. In het geval van een sto-
ring
gaat het lampje bran-
den in combinatie met een
geluidssignaal en een mel-
ding op het multifuctionele
display.
Selecteer de automatische werking
en raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Controle van de werking
De werking van de elektronisch ge-
stuurde vering wordt aangegeven
door het verklikkerlampje op de
schakelaar en het pictogram.

Page 145 of 173

130 -
17-05-2004
131
-
17-05-2004
Comfort
DETECTIESYSTEEM TE LAGE
BANDENSPANNING
Sensoren controleren tijdens het rij-
den de bandenspanning en zenden
een waarschuwingssignaal uit als de
bandenspanning te laag is (bij een
snelheid van meer dan 25 km/h).
Te lage bandenspanning
Pictogram op instru-
mentenpaneel.
Het pictogram ver-
schijnt in combinatie
met een melding op het multifunctionele dis-
play die aangeeft welke band(en) het betreft.
Pictogram op het
display van het instru-
mentenpaneel.
Het pictogram verschijnt in combinatie
met een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display die
aangeeft welke band(en) het betreft.
Laat als dit pictogram verschijnt zo
snel mogelijk de bandenspanning
controleren.
Lekke band
Dit pictogram verschijnt in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display die aan-
geeft welke band(en) het betreft en wordt
gevolgd door het pictogram STOP.
Stop onmiddellijk, maar vermijd abrupte
manoeuvres met het stuur en de remmen.
Vervang de beschadigde band (lekke
band of veel te lage bandenspan-
ning) en laat de bandenspanning zo
snel mogelijk controleren.
Opmerking: Als de beschadigde
band in de bagageruimte is gelegd
en de wagensnelheid hoger is dan
20 km/h, zal deze de melding gedu-
rende ongeveer 10 minuten opnieuw
uitzenden om u eraan te herinneren
de band te laten repareren. Hierdoor
kan een eventuele andere waarschu-
wingsmelding over de bandenspan-
ning niet worden weergegeven.
Sensor(en) niet gedetecteerd of
defect
Pictogram op instru-
mentenpaneel.
Als dit pictogram ver-
schijnt in combinatie
met een melding op het multifunctionele display,
betekent dit dat de bandenspanning van één of
meerdere wielen niet meer gecontroleerd wordt.
Pictogram op het
display van het in-
strumentenpaneel
Als dit pictogram
verschijnt in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, betekent dit
dat de bandenspanning van één of
meerdere wielen niet meer gecontro-
leerd wordt.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om de defecte sensor(en) te
vervangen. Opmerking:
Deze melding wordt
ook weergegeven als één van de
wielen niet op de auto aanwezig
is (bij reparatie) of als er een wiel
zonder sensor op de auto wordt ge-
monteerd.
Alle reparaties aan een wiel
dat met dit systeem is uitge-
rust en het vervangen van
een band moeten worden
uitgevoerd door een PEUGEOT-ser-
vicepunt.
Wanneer bij het verwisselen van
een wiel een wiel zonder sensor is
gemonteerd, dient het systeem door
een PEUGEOT-servicepunt opnieuw
geïnitialiseerd te worden.
Het detectiesysteem te lage ban-
denspanning is niet meer dan een
hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de
waakzaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder niet door het
systeem kunnen worden vervangen.
Ondanks dit systeem moet de ban-
denspanning nog regelmatig worden
gecontroleerd (zie de sticker op de
middenstijl in de opening van het be-
stuurdersportier). De bandenspan-
ning heeft een belangrijke invloed
op het weggedrag van de auto en de
slijtage van de banden, vooral onder
zware rijomstandigheden (zware la-
ding, hoge rijsnelheden).
Het detectiesysteem te lage banden-
spanning kan tijdelijk worden ver-
stoord door radiogolven in hetzelfde
frequentiegebied.

Page 146 of 173

130 -
17-05-2004
131
-
17-05-2004
Comfort
INDELING VAN HET
INTERIEUR
Asbak vóór
Hier bevindt zich een aansluiting
voor een aansteker.
Druk op het deksel om de asbak te
openen.
Open om de asbak te legen de klep,
druk de asbak aan beide zijden in en trek
aan de asbak om deze uit te nemen.
Bekerhouders
Druk op het deksel om de beker-
/lessenhouder te openen. Gekoeld dashboardkastje
Het dashboardkastje is afsluitbaar.
Trek aan de handgreep om het te
openen.
De verlichting van het dashboard-
kastje treedt in werking zodra het
wordt geopend. Het dashboardkastje
bevat drie aansluitingen voor een
videorecorder (RT3) en een met een
draaiknop afsluitbare ventilatiebuis,
waarmee het dashboardkastje wordt
voorzien van dezelfde airconditio-
ning als het interieur.
Sluit de buis bij koud weer af om de
temperatuur in het interieur op een
aangenaam peil te houden.
Bovendien zijn er in het dashboard-
kastje speciale ruimtes gecreëerd
voor een pen een bril, munten, dit
instructieboekje, enz.
Opbergvakken
Deze bevinden zich onder de arm-
leuning voor en achter.
Afvalbak
Deze bevindt zich aan de achterzijde
van de armleuning vóór.
Open de afvalbak helemaal om deze te
legen (tot voorbij het zware punt) en trek
aan de bak om deze eruit te nemen.
Maak de bak weer aan het deksel
vast om hem terug te zetten.
12 V-aansluiting
De 12 V-aansluiting is van het type
aansteker en is voorzien van een
dop. De 12 V-aansluiting kan worden
gebruikt als het contact aanstaat.
Muntenbakje
Portiervak
Hierin kunnen kaarten, reisgidsen of
een les water worden opgeborgen.
Gesloten opbergvak
bestuurderszijde
Dit opbergvak biedt plaats aan kleine
voorwerpen, zoals sleutels, een par-
keerpas of een mobiele telefoon.

Page 147 of 173

132 -
17-05-2004
133
-
17-05-2004
Comfort
Opmerkingen:
U moet nadat de accukabels zijn
losgenomen, de beveiliging tegen
beknellen resetten:
- draai de knop in de stand voor
maximaal kantelen (3
e stand naar
rechts).
- wacht totdat het dak volledig is gekanteld.
- druk minstens één seconde op de schakelaar.
Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet
wil sluiten, moet u zodra het dak ge-
stopt is:
- de schakelaar in de positie "O" zetten en meteen op de schake-
laar drukken.
- houd de schakelaar ingedrukt tot- dat het dak volleditg is gesloten.
Als het schuif-/kanteldak is openge-
kanteld, wordt het als sneller wordt
gereden dan 100 km/h automatisch
gesloten.
Opnieuw openkantelen:
- Zet de knop in de stand "O".
- Draai de knop naar rechts.
Tijdens deze handelingen is de bevei-
liging tegen beknellen uitgeschakeld.
SCHUIF-/KANTELDAK
- Kantelen: draai de knop naar
rechts (drie standen mogelijk).
- Openen: draai de knop naar links
(zes standen mogelijk).
- Sluiten: zet de knop in de stand
"O".
- Beveiliging tegen beknellen: als
het dak bij het sluiten tegen een
obstakel stuit, stopt het dak auto-
matisch en gaat gedeeltelijk weer
open.
Het zonnescherm wordt handmatig
bediend. Neem bij het verlaten van
de auto, zelfs voor een korte
periode, altijd de sleutel uit
het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van
het dak iets tussen de dak en de
sponning bekneld raakt, moet het
dak weer worden geopend. Druk
daarvoor op de desbetreffende scha-
kelaar.
Wanneer de bestuurder het dak be-
dient, moet deze ervan verzekerd
zijn dat niets het correcte sluiten van
het dak verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de dak-
bediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van het dak niet kunnen
bezeren.

Page 148 of 173

132 -
17-05-2004
133
-
17-05-2004
Comfort
ACCESSOIRES VOOR
UW 407
Een ruime keuze aan accessoires en
originele onderdelen voorzien van
een artikelnummer van PEUGEOT
wordt u aangeboden door het
PEUGEOT netwerk.
Deze accessoires en onderdelen zijn
getest en goedgekeurd ten aanzien
van bedrijfszekerheid en veiligheid en
volledig aangepast aan uw PEUGEOT.
Het aanbod van PEUGEOT Boutique
is onderverdeeld in 5 groepen:
PROTECT - CONFORT - AUDIO -
DESIGN - TECNIC: Alarminstallaties, ruiten gra-
veren, wielbouten met slot,
verbanddoos, gevarendrie-
hoek, relecterend veiligheids-
vest, sneeuwkettingen, ...
"Protect":
Stoelhoezen geschikt voor
stoelen met zijairbags, mat-
ten, kunststof bak bagage-
ruimte.
Voor de vrijetijdsbesteding:
allesdragers, ski- en ietsen-
dragers, dakkoffer, zitverho-
gingen en kinderzitjes, zonnescherm
voor achterruit en zijruiten, isother-
misch opbergvak.
Trekhaak. Deze moet bij een PEUGEOT-
servicepunt worden gemonteerd.
"Confort":
Te l e f o o n , h a n d s f r e e - k i t s ,
navigatiesysteem, CD-wis-
selaar.
"Audio": Lichtmetalen velgen, sierlijs-
ten, spoilers, lederen stuur-
wielbekleding, gestileerde
spatlappen, console voor
autotelefoon, windschermen
voor de portieren, roestvrij-
stalen dorpelbeschermers.
"Design":
Ruitensproeiervloeistof, reini-
gings-/onderhoudsmiddelen
voor interieur en exterieur.
"Tecnic":
Het monteren van elektrische uitrus-
tingen of accessoires die niet onder
een artikelnummer in het assorti-
ment van Automobiles PEUGEOT
voorkomen, kan storingen in het
elektronisch systeem van uw auto
veroorzaken.
Houd u rekening met deze bijzonder-
heid en wij raden u aan contact op te
nemen met een vertegenwoordiger
van het merk PEUGEOT om u te
laten informeren over het assorti-
ment uitrustingen en accessoires
voorzien van een artikelnummer van
PEUGEOT.

Page 149 of 173

134 -
17-05-2004
135
-
17-05-2004
Comfort
VERWIJDEREN VAN DE MAT
Als de vloermat aan bestuurderszijde
verwijderd moet worden, schuif dan
de stoel in de achterste stand en
draai de bevestigingen los.
Leg de vloermat weer terug en plaats
de bevestigingen door ze goed vast
te drukken. Anders kan de mat de
bediening van de pedalen hinderen.
ALLESDRAGERS MONTEREN
Gebruik bij het monteren van dwars-
dragers de vier hiervoor bestemde
bevestigingspunten. Open de afdek-
plaatjes, plaats de allesdragers en
stel de bevestigingspunten af.
INDELING VAN DE
BAGAGERUIMTE
Sjorogen
Gebruik de 4 sjorogen op de vloer
van de bagageruimte om uw bagage
stevig vast te zetten.
Bagagenet
Bevestig het bagagenet aan de sjoro-
gen om uw bagage vast te zetten. Max. toegestane daklast
op imperiaal, bij een maxi-
male laadhoogte van 40 cm
(m.u.v. ietsendrager): 80 kg.
Pas bij een belading hoger dan
40 cm de rijsnelheid aan aan de
rijomstandigheden om schade aan
de allesdragers en de bevestigings-
plaatsen op het dak te voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw
land met betrekking tot het vervoe-
ren van voorwerpen die langer zijn
dan de auto.
OPBERGVAKKEN
In de zijpanelen van de bagageruim-
te bevinden zich aan beide zijden
opbergvakken.
Om een van de opbergvakken te
openen:
F draai de twee schroeven rechts-
om en verwijder het deksel.

Page 150 of 173

134 -
17-05-2004
135
-
17-05-2004
Comfort
Let in elk geval goed op de aanwij-
zing van de koelvloeistoftempera-
tuurmeter.
Opmerking:
Bij een erg zware be-
lasting (het trekken van het maxi-
male aanhangergewicht op een
steile helling bij hoge temperatuur),
zullen de prestaties van de motor au-
tomatisch afnemen. Door de aircon-
ditioning uit te schakelen kunnen de
prestaties van de motor weer worden
verhoogd, waardoor het trekken van
de aanhanger minder moeite kost.
Als het verklikkerlampje van de koel-
vloeistoftemperatuur gaat branden,
stop dan zo snel mogelijk en zet de
motor af.
Banden: Controleer de banden-
spanning van de auto (aangegeven
op de sticker op de middenstijl aan
bestuurderszijde) en de aanhanger
en breng deze indien nodig op de
juiste waarde.
Remmen: Het trekken van een aan-
hanger vergroot de remweg. Rijd met
matige snelheid, schakel tijdig terug,
rem geleidelijk.
Zijwind: De zijwindgevoeligheid van
de auto is groter. Rijd daarom soepel
en met matige snelheid.
Verlichting
Handmatig afstellen
Stel de koplampen af om het verblin-
den van andere weggebruikers te
voorkomen. Controleer de verlichting
van de aanhanger.
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER, EEN
CARAVAN, EEN BOOT...
Gebruik uitsluitend een door PEUGEOT
goedgekeurde trekhaak.
Laat een trekhaak alleen door een
PEUGEOT-servicepunt monteren.
Adviezen
Verdeling gewicht: Verdeel het
gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig en houd u aan de toege-
stane kogeldruk.
Koeling: Het trekken van een aan-
hanger op een helling veroorzaakt
een hogere koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch
bediend en is niet afhankelijk van het
motortoerental.
Gebruik daarom een zo hoog moge-
lijke versnelling om het toerental te
beperken en pas uw snelheid aan.

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 180 next >