Peugeot 407 2004 Handleiding (in Dutch)

Page 41 of 173

38 -
17-05-2004
39
-
17-05-2004
4 - Verstelling lendensteun
bestuurdersstoel
Bedien de hendel om de gewenste
stand te verkrijgen. 6 - Hoogte- en hoekverstelling
hoofdsteun
Trek de hoofdsteun naar voren en
schuif deze vervolgens naar wens
omhoog of omlaag.
Kantel de otnderzijde naar voren of
naar achteren om de hoek van de
hoofdsteun te verstellen.
Zet, om de hoofdsteun te verwijderen,
deze in de hoogste stand, druk de lip
met behulp van een muntstuk om-
hoog en trek de hoofdsteun gelijktijdig
naar voren en omhoog.
Steek om de hoofdsteun terug te zet-
ten de pennen in de openingen van
de rugleuning tot de hoofdsteun op
zijn plaats blijft.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd. Dit is gevaarlijk, mede omdat
losliggende hoofdsteunen bij een nood-
stop kunnen veranderen in gevaarlijke
projectielen. De hoofdsteunen moeten
zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
De stand van de hoofdsteun is juist
als de bovenzijde van de hoofdsteun
zich ter hoogte van de bovenzijde
van het hoofd bevindt.
Actieve rugleuning van de
voorstoelen
Dit systeem is ontworpen om een
whiplash te voorkomen.
Bij een aanrijding van achteren wordt
het lichaam tegen de stoel gedrukt,
waardoor de hoofdsteun naar voren
en omhoog komt en wordt voorko-
men dat het hoofd naar achteren
knikt.
5 - Stoelverwarming
Draai bij draaiende motor aan de knop.
De temperatuur van de stoelverwar-
ming wordt automatisch geregeld.
0 : Uit.
1 : Laag. 2
: Gemiddeld.
3 : Hoog.
Comfort

Page 42 of 173

38 -
17-05-2004
39
-
17-05-2004
VEILIGHEIDSGORDELS
Hoogtet verstelling van de
veiligheidsgordels vóór:
F
knijp de knop 1 in en schuif deze
naar beneden om het bevesti-
gingspunt lager te plaatsen.
F schuif de knop 1 omhoog om het
bevestigingspunt hoger te plaatsen.
Veiligheidsgordels omdoen
F Trek aan de gordel en steek de
gesp in de gordelsluiting.
Veiligheidsgordels vóór
met pyrotechnische
gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers
De gordelspanners dienen om bij
een krachtige aanrijding de veilig-
heidsgordels stevig tegen de licha-
men van de inzittenden te trekken.
De veiligheidsgordels met gordel-
spanners werken alleen als het
contact is aangezet.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt
de kracht waarmee de gordel tegen
het lichaam van de inzittenden ge-
trokken wordt.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien
van drie driepuntsgordels met oprol-
automaat.
De veiligheidsgordels van de buitenste
zitplaatsen achter met gordelkrachtbe-
grenzers kunnen worden voorzien van
pyrotechnische gordelspanners. Trek voordat u de achterbank neer-
klapt de gordel uit en steek de gesp
in de gordelsluiting, zodat de gordel
zich nadat de achterbank in de oor-
spronkelijke stand is teruggezet op
de juiste plaats bevindt.
Derde veiligheidsgordel
midden achter
- trek aan de gordel tussen de mid-
delste en linker hoofdsteun van
de achterbank.
- steek de vaste gesp in de zwarte gordelsluiting die zich aan de lin-
kerzijde bevindt.
- steek de verstelbare gesp in de rode en zwarte gordelsluiting
(verplaatsbaar).
Druk op de zwarte knop van de gordel-
sluiting om de gordel los te maken.
De gordel heeft het meeste
effect als deze strak om het
lichaam gedragen wordt.
De gordelspanners kunnen, afhan-
kelijk van de aard en de kracht van
de aanrijding, vóór en onafhankelijk
van de airbags afgaan.
Het pictogram van de airbag wordt in
ieder geval weergegeven.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren door een PEUGEOT-
servicepunt.
Comfort

Page 43 of 173

40 -
17-05-2004
41
-
17-05-2004
HANDMATIGE
STUURWIELVERSTELLING
Zorg dat de auto stil staat en on-
tgrendel het stuurwiel door de hendel
naar voren te duwen.
Verstel het stuurwiel in hoogte en
diepte en vergrendel het stuurwiel
door de hendel goed vast te trekken.
ELEKTRISCHE
STUURWIELVERSTELLING
Zorg dat de auto stilstaat en beweeg
om het stuurwiel in hoogte en diepte
te verstellen de schakelaar:
F
naar voren of naar achteren om het
stuurwiel in diepte te verstellen.
F omhoog of omlaag om het stuurwiel
in hoogte te verstellen.
INSTAPFUNCTIE
Bij het openen van het bestuur-
dersportier gaat automatisch het
stuurwiel omhoog om het in- of uits-
tappen te vergemakkelijken.
U kunt deze functie acti-
veren of uitschakelen via
het menu "Persoonlijke
instellingen - configuratie"
van het multifunctionele
display.
Comfort

Page 44 of 173

40 -
17-05-2004
41
-
17-05-2004
Opslaan van zitposities in het
geheugen
In het geheugen wordt de stand van
de elektrisch verstelbare bestuur-
dersstoel, de buitenspiegels en het
stuurwiel opgeslagen.
U kunt twee verschillende standen
opslaan in het geheugen met behulp
van
de toetsen M/1 en M/2 .
Opslaan van de stand van
de bestuurdersstoel, de
buitenspiegels en het stuurwiel met
behulp van de afstandsbediening
Bij het vergrendelen van de portieren
slaat de afstandsbediening de stand
van de bestuurdersstoel, de buitens-
piegels en het elektrisch verstelbare
stuurwiel in het geheugen op.
Bij het ontgrendelen van de portieren
stellen de bestuurdersstoel, de bui-
tenspiegels en het elektrisch verstel-
bare stuurwiel zich automatisch af in de
door de afstandsbediening opgeslagen
stand, als deze tussentijds is gewijzigd.
Per afstandsbediening kan slechts
één stand worden opgeslagen.
Oproepen van een
opgeslagen stand van
de bestuurdersstoel, de
buitenspiegels en het
stuurwiel
Bij stilstaande motor
F Druk kort op de toets 1 of 2 om de
opgeslagen stand op te roepen.
De instelling wordt bevestigd door
een geluidssignaal.
Als een opgeslagen stand een aantal
keer achter elkaar is opgeroepen, zal
de functie worden uitgeschakeld
totdat de motor wordt gestart.
Bij draaiende motor
F Houd de toets 1 of 2 ingedrukt
totdat de instelling van de opges-
lagen stand wordt bevestigd door
het geluidssignaal.Opslaan met behulp van
de schakelaars van het
bestuurdersportier
Opslaan in het geheugen:
F Zet de contactsleutel in de stand
contact,
F Verstel de stoel, de spiegels en
het stuurwiel,
F Druk op de toets M en vervolgens
binnen 4 seconden op de toets 1
"eerste opgeslagen stand" of op
de toets 2 "tweede opgeslagen
stand".
Het opslaan in het geheugen wordt
bevestigd door een geluidssignaal.
Het opslaan van een andere stand
annuleert de vorige, in het geheugen
opgeslagen stand.
Comfort

Page 45 of 173

42 -
17-05-2004
43
-
17-05-2004
ACHTERBANK
Kantel om het linkerdeel of het rechter-
deel van de achterbank neer te klappen
altijd eerst de zitting omhoog alvorens
de rugleuning neer te klappen (om bes-
chadiging te voorkomen):
F
schuif indien nodig de voorstoel(en)
naar voren,
F zet de hoofdsteunen van de ach-
terbank in de laagste stand.
Controleer of de veiligheidsgordel langs
de rand van de rugleuning loopt.
Controleer of de gespen van de veili-
gheidsgordels in de gordelsluitingen
zijn gestoken.
F til de zitting 1 aan de voorzijde op.
F klap de zitting 1 tegen de rugleu-
ning van de voorstoel(en).
F trek de knop 3 naar voren om de
rugleuning 2 te ontgrendelen.
F klap de rugleuning 2 neer. Opmerking:
De zitting 1 kan (voor-
zichtig) worden verwijderd om de
laadruimte te vergroten.
Knijp de bevestigingen van de zitting
in om deze uit de klemmen te verwi-
jderen.
Terugplaatsen:
F klap de rugleuning 2 omhoog en
vergrendel deze (het rode vlak
van knop 3 mag niet meer zicht-
baar zijn).
F klap de zitting 1 neer.
Let erop dat voordat de rugleuning
wordt neergeklapt de gordels niet
worden vastgeklemd en dat de ges-
pen van de veiligheidsgordels in de
juiste gordelsluitingen zijn gestoken.
Dit zorgt ervoor dat bij het terugzet-
ten van de achterbank in de normale
stand de gordels op de juiste plek
terechtkomen.
Vergrendelen/ontgrendelen
van de toegang tot de
bagageruimte via van de
achterbank
De toegang tot de bagageruimte
vanuit het interieur kan worden ver-
grendeld.
Het rode vlak van de knop 3 mag niet
meer zichtbaar zijn. Is dit nog wel het
geval, druk dan de achterbank goed
vast.
Plaats de contactsleutel in het slot 4.
Comfort

Page 46 of 173

42 -
17-05-2004
43
-
17-05-2004
Armleuning vóór
Armleuning in een andere stand zetten:
F
duw de hendel 1 omhoog.
De armleuning wordt naar voren
geklapt.
Duw de armleuning naar achteren en
druk op de bovenzijde van de armleu-
ning om deze weer in de oorspronkeli-
jke stand te zetten en te vergrendelen.
Openen van het onderste compar-
timent:
F duw de hendel 2 omhoog. In dit
opbergvak kunnen CD's en klein-
geld worden bewaard.
Armleuning achter
De armleuning achter bestaat uit
twee bergvakken met elk een schar-
nierend deksel.
Bergvak 1:
F Open het deksel.
Bergvak 2:
F Klap het andere deksel naar voren.
Skiluik openen
Trek de handgreep omlaag en ver-
volgens naar u toe om het skiluik te
openen.
Comfort

Page 47 of 173

44 -
17-05-2004
45
-
17-05-2004
BUITENSPIEGELS
Verstellen
F
Beweeg de knop A naar links
of rechts om de desbetreffende
spiegel te selecteren.
F Beweeg de knop B in de 4 richtin-
gen om de spiegel af te stellen.
Elektrisch inklappen van de
spiegels
- van binnenuit:
F Beweeg, als het contact aan is,
de knop A in de middelste stand
en trek de knop naar achteren.
- van buitenaf: F Vergrendel de auto met de af-
standsbediening* of de sleutel.
Deze functie kan worden uitge-
schakeld. Raadpleeg uw PEUGEOT-
servicepunt.
Tijdens stilstand kunnen de buiten-
spiegels handmatig ingeklapt worden.
Automatisch kantelen
buitenspiegels bij het
achteruitrijden
De buitenspiegels kunnen bij het
achteruit inparkeren naar de grond
worden gericht (stoep, muur...).
Initialiseren van de functie
Schakel de achteruitversnelling in
en selecteer en verstel achtereen-
volgens de linker en rechter buitens-
piegel.
De ingestelde stand van de buitens-
piegels wordt opgeslagen bij het ver-
grendelen van de auto.
Per afstandsbediening kan een an-
dere instelling worden opgeslagen.
Kantelen van de spiegel in de
stand parkeren:
F schakel de achteruitversnelling in,
F beweeg de schakelaar A naar
rechts of links om de desbetref-
fende buitenspiegel te selecteren.
De buitenspiegel aan de zijde waar
het knipperlicht is ingeschakeld,
wordt naar beneden gericht.
Handmatig terugzetten van de spiegel
in de normale stand:
F schakel de achteruitversnelling
uit of maak de selectie van de
spiegel ongedaan.
Bij een snelheid van 15 km/h wordt
de spiegel automatisch teruggezet in
de normale stand. De weergegeven objecten
lijken in de spiegels aan bes-
tuurders- en passagierszijde
verder af dan ze in werkeli-
jkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden ge-
houden om de afstand ten opzichte
van achteropkomend verkeer goed
in te schatten.
Comfort

Page 48 of 173

44 -
17-05-2004
45
-
17-05-2004
BINNENSPIEGEL
Automatische binnenspiegel
De binnenspiegel verstelt geleide-
lijk en automatisch van de dag- in
de nachtstand. Om verblinding te
voorkomen, wordt de spiegel auto-
matisch donker, afhankelijk van de
hoeveelheid licht die vanaf de ach-
terzijde van de auto op de spiegel
valt. Zodra de hoeveelheid licht (bi-
jvoorbeeld zonneschijn, verlichting
van achteropkomend verkeer) ver-
mindert, wordt het spiegelbeeld weer
helder voor een optimaal zicht.
Werking
Zet het contact aan en druk op scha-
kelaar
1:
- verklikkerlampje 2 aan (scha-
kelaar ingedrukt): automatische
werking.
- verklikkerlampje 2 uit: automatische
werking uitgeschakeld. De spiegel
blijft in de dagstand staan.
Bijzonderheden
Zodra de achteruit wordt ingescha-
keld, wordt de spiegel in de dagstand
gezet voor een maximaal zicht naar
achteren.
VENSTERS VOOR TOL-/
PARKEERKAARTEN
De athermische voorruit bevat twee
niet-relecterende gedeelten aan
weerskanten van de binnenspiegel.
Hier kunnen de tol- en/of parkeer-
kaarten worden bevestigd.Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- dagstand (normaal)
- nachtstand (antiverblinding)
De spiegel kan in de dag- en nacht-
stand gezet worden met behulp van
het hendeltje aan de onderzijde.
Comfort

Page 49 of 173

46 -
17-05-2004
47
-
17-05-2004
PARKEERHULP
Dit systeem bestaat uit vier ultra-
soonsensoren die zijn aangebracht
in de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bes-
tuurder voor elk obstakel (voetgan-
ger, ietser, auto, boom, hek, …)
dat zich achter de auto bevindt. Het
waarschuwt u echter niet voor objec-
ten die zich direct onder de bumper
bevinden.
Let op: paaltjes, pionnen bij we-
gwerkzaamheden of gelijksoortige
voorwerpen die zijn waargenomen
bij aanvang van de aanrijmanoeuvre,
kunnen niet meer worden waargeno-
men tijdens deze manoeuvre.
Om het achteruitrijden te vereen-
voudigen, is het raadzaam de
buitenspiegels in te stellen op de
functie "Automatisch kantelen bui-
tenspiegels bij het achteruitrijden".
Onderhoud: Zorg ervoor dat de sen-
soren niet bedekt zijn met modder, ijs
en/of sneeuw.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld
zodra de auto achteruitrijdt; een
geluidssignaal geeft aan dat het sys-
teem is ingeschakeld.
De geluidssignalen geven de afstand
tot het obstakel aan. Hoe dichter de
auto bij het obstakel komt, hoe korter
de tijd tussen de geluidssignalen is.
Uitschakelen
F
Druk op de schakelaar op de mid-
denconsole.
Het verklikkerlampje van de scha-
kelaar gaat branden en het systeem
wordt volledig uitgeschakeld.
Als er een storing is opge-
treden, zal er bij het inscha-
kelen van de achteruit een
geluidssignaal te horen zijn
in combinatie met een melding op
het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Comfort
De achterste luidsprekers van uw
auto geven een geluidssignaal weer:
- een signaal uit de rechter luids- preker bij een obstakel aan de
rechterzijde,
- een signaal uit de linker luidspreker bij een obstakel aan de linkerzijde,
- een signaal uit de rechter en lin- ker luidspreker bij een obstakel in
het midden.
Als de auto minder dan ongeveer
25 centimeter van het obstakel
verwijderd is, is het geluidssignaal
continu hoorbaar.
Onderbreken van het systeem
F Het systeem wordt onderbroken
als de versnellingsbak in de neu-
traalstand wordt gezet.

Page 50 of 173

46 -
17-05-2004
47
-
17-05-2004
ALGEMENE INFORMATIE
MET BETREKKING TOT
KINDERZITJES
Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp
van uw auto veel aandacht heeft
besteed aan veiligheidsvoorzienin-
gen voor uw kinderen, is hun veili-
gheid natuurlijk ook afhankelijk van
u zelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- Sinds 1992 dienen
kinderen jon-
ger dan 10 jaar in gehomolo-
geerde*, aan het lichaamsgewicht
aangepaste kinderzitjes op met
veiligheidsgordels of ISOFIX-beves-
tigingen uitgeruste plaatsen te wor-
den vervoerd.
- Kinderen van minder dan 9 kg
moeten zowel voor- als ach-
terin tegen de rijrichting in
worden vervoerd. PEUGEOT
raadt u aan uw kind tegen de
rijrichting in te vervoeren tot de
leeftijd van 2 jaar. - De veiligste plaats voor een kin-
derzitje is volgens de statistieken
een plaats op de achterbank van
uw auto. PEUGEOT beveelt u dan
ook aan het kinderzitje op de ach-
terbank te bevestigen, ook al is
het een kinderzitje dat tegen de ri-
jrichting in kan worden bevestigd.
- Als uw kind op een zitverhoging
zit, controleer dan of de heupgor-
del goed over de bovenbenen van
het kind ligt. De schoudergordel
dient over de schouder van het
kind te liggen, zonder de hals te
raken. PEUGEOT raadt u aan
een zitverhoging met rugleuning
en een gordelgeleider ter hoogte
van de schouder van het kind te
gebruiken.
- Vergeet bij het vastmaken van de veiligheidsgordel of het tuigje van
het kinderzitje niet om de speling
tussen de gordel of het tuigje
en het lichaam van het kind tot
een minimum te beperken .
Bijzonderheden met
betrekking tot het vervoer
van kinderen op de
passagiersstoel*
Kinderen jonger dan 10 jaar mo-
gen niet met het kinderzitje in de
rijrichting op de passagiersstoel
worden vervoerd, behalve als de
achterzitplaatsen al bezet zijn door
andere kinderen of als de achter-
bank niet bruikbaar is (verwijderd,
neergeklapt). Zet in dat geval de pas-
sagiersstoel in de middelste stand en
schakel de airbag niet uit.
Het kinderzitje mag tegen de rijrichting
in worden aangebracht. In deze stand
is het verplicht de airbag aan passa-
gierszijde uit te schakelen. Anders
kan het kind bij het afgaan van de air-
bag levensgevaarlijk gewond raken.
* Volgens de wettelijke bepalingen.
Comfort

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 180 next >