Peugeot 407 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 141 of 200

128 -
14-02-2005
129
-
14-02-2005
Deactiveren van de
snelheidsregelaar
De snelheidsregelaar kan op de
volgende manieren worden gedeac-
tiveerd:
- druk op de toets
4 "Cancel" van de
snelheidsregelaar,
- trap het rempedaal in,
- trap het koppelingspedaal in bij een auto met handgschakelde versnel-
lingsbak,
- selecteer bij een auto met automa- tische transmissie een stand die
niet is toegestaan voor de snel-
heidsregelaar.
De snelheidsregelaar wordt tevens
gedeactiveerd:
- als de wagensnelheid afneemt tot minder dan 35 km/h,
- als het ESP wordt geactiveerd.
Uitschakelen van de
snelheidsregelaar
F Zet de draaiknop in de stand "Off".
Opmerking: Als de snelheidsregelaar is
uitgeschakeld door de draaiknop 1 in de
stand "Off" te zetten of door de motor af
te zetten, dient de procedure "Inschake-
len" te worden gevolgd om de snelheids-
regelaar weer te activeren. Als de snelheidsregelaar wordt
geselecteerd in het geval van een
storing van het systeem, verschijnt
een pictogram in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display. Raadpleeg
een PEUGEOT-servicepunt om het
systeem te laten controleren.
Snelheidsregelaar opnieuw
inschakelen
Als aan alle voorwaarden wordt
voldaan (zie § Inschakelen), kan de
snelheidsregelaar opnieuw worden
ingeschakeld:
- door op de toets
4 "Cancel" te druk-
ken om de eerder ingestelde snelheid
opnieuw aan te nemen,
- door op de toets 2 "set-" of 3 "set+"
te drukken om de huidige snelheid
als constante snelheid op te slaan.
Weergave op
instrumentenpaneel
Als de draaiknop in de stand "ON"
staat en het pictogram van de snel-
heidsregelaar wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel in combi-
natie met de aanduiding "OFF", is er
nog geen snelheid ingesteld.
Als rechts van het pictogram streep-
jes worden weergegeven, geeft dit
aan dat de snelheidsregelaar nog
niet ingeschakeld is geweest.
Als de snelheidsregelaar voor het eerst
wordt ingeschakeld, verdwijnt "OFF"
en wordt in plaats van de streepjes de
ingestelde snelheid weergegeven.
Als de ingestelde snelheid wordt
overschreden, knippert de snelheid
op het instrumentenpaneel.
Als de snelheidsregelaar wordt ge-
deactiveerd, verschijnt de aandui-
ding "OFF", maar blijft de ingestelde
snelheid weergegeven.
Als de snelheidsregelaar opnieuw wordt
geactiveerd, knippert de ingestelde
snelheid als niet aan de voorwaarden
voor het activeren wordt voldaan.
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page 142 of 200

128 -
14-02-2005
129
-
14-02-2005
SNELHEIDSREGELAAR/-
BEGRENZER
Snelheidsregelaar
Hiermee kan de bestuurder met een
constante snelheid rijden zonder gas
te hoeven geven of te remmen onge-
acht het proiel van de weg.
Deze voorziening werkt alleen bij
snelheden boven ongeveer 40 km/h
vanaf de 4
e versnelling (tweede ver-
snelling bij een automatische trans-
missie), bij draaiende motor .
Selecteren van de functie
F Zet de draaiknop 1 in de stand
CRUISE . De snelheidsregelaar is
nog niet geactiveerd en er is nog
geen snelheid ingesteld. Op het
display verschijnt:
Uitschakelen van de functie
F Zet de draaiknop 1 in de stand
0 of LIMIT om de functie uit te
schakelen. Opmerking:
Het is mogelijk even
gas te geven zonder dat de snel-
heidsregelaar wordt uitgeschakeld.
De ingestelde snelheid zal dan
knipperen. Als het gaspedaal wordt
losgelaten, wordt de ingestelde snel-
heid weer aangenomen.
Ingestelde snelheid uitschakelen
Als u het rijden met de ingestelde
snelheid wilt onderbreken:
F Druk op de toets 4 of trap op het
rem- of koppelingspedaal. Op het
display verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
Activeren/instellen van een
snelheid
Druk op toets 2 of 3 zodra de gewenste
snelheid is bereikt. De snelheid is nu in
het geheugen opgeslagen en zal auto-
matisch worden aangehouden. Op het
display verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page 143 of 200

130 -
14-02-2005
131
-
14-02-2005
Opmerking:
De ingestelde snelheid
wordt automatisch uitgeschakeld als de
wagensnelheid lager is dan 40 km/h of als
de handgeschakelde versnellingsbak in
een lagere versnelling dan de 4
e versnel-
ling wordt geschakeld (tweede versnel-
ling bij een automatische transmissie) of
als het ESP wordt geactiveerd.
Controle van de werking
In het geval van een storing van de
snelheidsregelaar wordt de ingestelde
snelheid gewist en knipperen de streep-
jes gedurende enkele seconden:
Er verschijnt een pictogram in com-
binatie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om het systeem te laten con-
troleren.
Gebruik de snelheidsrege-
laar niet op gladde wegen of
bij zeer druk verkeer.
Ingestelde snelheid wijzigen
Voor het verhogen van de ingestelde
snelheid zijn er twee mogelijkheden:
Zonder het gaspedaal te gebruiken:
F
Druk op toets 3.
Met het gaspedaal:
F Geef gas tot de gewenste snel-
heid is bereikt,
F Druk op de toets 2 of 3.
Ingestelde snelheid verlagen:
F Druk op toets 2.
Kort indrukken: +/- 1 km/h
Lang indrukken: +/- 5 km/h
Ingedrukt houden: De ingestelde
snelheid wordt in stappen van 5 km/h
verhoogd of verlaagd.
Ingestelde snelheid opnieuw oproepen
Druk, na het uitschakelen van de
ingestelde snelheid, op toets 4. De
auto neemt de laatst ingestelde
snelheid weer aan. Op het display
verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
Ingestelde snelheid annuleren
F Zet de draaiknop 1 in de stand 0
of LIMIT of zet het contact uit.
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page 144 of 200

130 -
14-02-2005
131
-
14-02-2005
SNELHEIDSREGELAAR/-
BEGRENZER
Snelheidsbegrenzer
Hiermee kan de bestuurder een
maximumsnelheid instellen, zodat
deze niet overschreden wordt (mini-
maal 30 km/h).
Deze instellingen zijn alleen mo-
gelijk bij draaiende motor. Selecteren van de functie
F
Zet de draaiknop 1 in de stand
LIMIT . De snelheidsbegrenzer is
nog niet geactiveerd. Op het dis-
play verschijnt in dat geval:
Uitschakelen van de functie
F Zet de draaiknop 1 in de stand 0
of CRUISE of zet het contact af
om het systeem uit te schakelen.
De laatst ingestelde snelheid blijft
in het geheugen opgeslagen. Instellen van een snelheid
Er kan een snelheid worden ingesteld
zonder de begrenzer in te schakelen.
Als de toets
2 of 3 kort wordt inge-
drukt, wordt de ingestelde snelheid
verlaagd of verhoogd.
Kort indrukken: +/- 1 km/h
Lang indrukken: +/- 5 km/h
Ingedrukt houden: De ingestelde
snelheid wordt in stappen van 5 km/h
verhoogd of verlaagd.
Inschakelen/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer
Druk op de toets 4 om de begrenzer in te
schakelen. Druk nogmaals op de toets
om de begrenzer uit te schakelen.Als de begrenzer is ingeschakeld, ver-
schijnt op het display (bijv. bij 110 km/h):
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page 145 of 200

132 -
14-02-2005
133
-
14-02-2005
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk dieper
wordt ingetrapt, wordt de snelheid
niet verhoogd. Als het gaspedaal
met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij
het
zware punt , wordt de begrenzer
tijdelijk uitgeschakeld en verschijnt
de ingestelde snelheid op het display
(bijv. bij 110 km/h):
Maak uitsluitend gebruik van
de door PEUGEOT goedge-
keurde matten. U voorkomt
hiermee dat de mat onder het
gaspedaal schuift en zo het volledig
intrappen van het pedaal verhindert.
In dat geval kan de ingestelde snel-
heid van de begrenzer niet tijdelijk
worden overschreden zonder de
stuurkolomschakelaar te bedienen.
Controle van de werking
In het geval van een storing van de
snelheidsbegrenzer wordt de inge-
stelde snelheid gewist en knipperen
de streepjes gedurende enkele se-
conden:
Opmerking: De snelheid knippert
ook wanneer de begrenzer niet kan
voorkomen dat de ingestelde snel-
heid wordt overschreden (bijv. bij
een steile afdaling of een snelle ac-
celeratie).
Laat om de begrenzer weer in te
schakelen het gas los om de wagen-
snelheid te verlagen tot een snelheid
lager dan de ingestelde snelheid. Er verschijnt een pictogram in com-
binatie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om het systeem te laten con-
troleren.
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page 146 of 200

136 -
14-02-2005
137
-
14-02-2005
ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA
(ESP)
Dit systeem staat in verbinding met
en is een aanvulling op het ABS.
Als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste
richting, houdt het ESP-systeem de
vier wielen in de gaten en grijpt auto-
matisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel
om de auto voor zover mogelijk weer
in de juiste koers te brengen.
Ingreep door het ESP-systeem
Het pictogram
knippert.
Het pictogram
verschijnt. Uitschakelen van het
ESP (elektronisch
stabiliteitsprogramma)
In bijzondere omstandigheden (als
de auto blijft steken in de modder of
sneeuw, op een losse ondergrond...)
kan het nuttig zijn het ESP uit te
schakelen.
F
Druk op de schakelaar "ESP
OFF" op de middenconsole.
Het verklikkerlampje van de schake-
laar gaat branden en het pictogram
verschijnt: het ESP heeft geen in-
vloed meer op de werking van de
motor.
Pictogram instru-
mentenpaneel.
Pictogram instru-
mentenpaneel.
De systemen worden opnieuw:
F automatisch ingeschakeld als het
contact wordt afgezet.
F automatisch ingeschakeld vanaf
50 km/h.
F handmatig ingeschakeld door
nogmaals op de schakelaar te
drukken. Storing
Bij een storing in het systeem ver-
schijnt het pictogram in combinatie
met een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt
om de systemen te laten controleren.
Pictogram instru-
mentenpaneel.
Pictogram instru-
mentenpaneel.
Het ESP zorgt voor meer
veiligheid tijdens het rijden.
De bestuurder mag zich
echter nooit laten verleiden
tot het nemen van meer risico's (laat
remmen) of het te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsys-
teem, elektronische onderdelen als-
mede de montageprocedure en het
uitvoeren van werkzaamheden door
een PEUGEOT-servicepunt.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door een PEUGEOT-ser-
vicepunt.
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page 147 of 200

138 -
14-02-2005
139
-
14-02-2005
F
Druk de schakelaar 1 in, het ver-
klikkerlampje gaat branden en
het pictogram SPORT verschijnt
op het instrumentenpaneel.
Handmatig selecteren van de
stand SPORT
F Druk nogmaals op de
schakelaar 1 om de au-
tomatische regeling weer
in te schakelen. Het ver-
klikkerlampje gaat uit en
het pictogram AUTO ver-
schijnt.
Automatische regeling opnieuw
inschakelen
De elektronisch gestuurde vering
staat nu in de stand
SPORT. In het geval van een storing
gaat het lampje branden in
combinatie met een geluids-
signaal en een melding op
het multifuctionele display.
Selecteer de automatische werking
en raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Controle van de werking
De werking van de elektronisch ge-
stuurde vering wordt aangegeven
door het verklikkerlampje op de
schakelaar en het pictogram.
ELEKTRONISCH GESTUURDE
VERING
De vering wordt automatisch en
direct aan verschillende rijstijlen en
wegdekken aangepast om zo een
maximaal comfort voor de inzit-
tenden en een optimale wegligging
van de auto te combineren. In prin-
cipe staat de vering afgesteld op een
zachte dempingskarakteristiek voor
een maximaal comfort. Zodra de om-
standigheden dit vereisen (sportief
rijgedrag, scherpe bochten, uitwijk-
manoeuvres enz.), wordt overge-
schakeld op een stuggere demping,
voor een optimale wegligging.
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page 148 of 200

138 -
14-02-2005
139
-
14-02-2005
PARKEERHULP
Dit systeem bestaat uit vier ultra-
soonsensoren die zijn aangebracht
in de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de be-
stuurder voor elk obstakel (voet-
ganger, ietser, auto, boom, hek, …)
dat zich achter de auto bevindt. Het
waarschuwt u echter niet voor objec-
ten die zich direct onder de bumper
bevinden.
Let op:
paaltjes, pionnen bij weg-
werkzaamheden of gelijksoortige
voorwerpen die zijn waargenomen
bij aanvang van de aanrijmanoeuvre,
kunnen niet meer worden waargeno-
men tijdens deze manoeuvre.
Om het achteruitrijden te vereenvou-
digen, is het raadzaam de buiten-
spiegels in te stellen op de functie
"Automatisch kantelen buitenspiegels
bij het achteruitrijden".
Onderhoud: Zorg ervoor dat de sen-
soren niet bedekt zijn met modder, ijs
en/of sneeuw.
Uitschakelen
Als er een storing is opgetre-
den, zal er bij het inschakelen
van de achteruit een picto-
gram op het instrumenten-
paneel verschijnen in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
De achterste luidsprekers van uw
auto geven een geluidssignaal weer:
- een signaal uit de rechter luidspreker
bij een obstakel aan de rechterzijde,
- een signaal uit de linker luidspreker bij een obstakel aan de linkerzijde,
- een signaal uit de rechter en linker luidspreker bij een obstakel in het
midden.
Als de auto minder dan ongeveer
25 centimeter van het obstakel
verwijderd is, is het geluidssignaal
continu hoorbaar.
Inschakelen
Het systeem treedt in werking zodra
de achteruit wordt ingeschakeld;
een geluidssignaal geeft aan dat het
systeem actief is.
De geluidssignalen geven de afstand
tot het obstakel aan. Hoe dichter de
auto bij het obstakel komt, hoe korter
de tijd tussen de geluidssignalen is.Onderbreken van het systeem
F Het systeem wordt onderbroken
als de versnellingsbak in de neu-
traalstand wordt gezet. F
Druk op de schakelaar op
de middenconsole.
Het verklikkerlampje van de
schakelaar gaat branden en
het systeem wordt volledig uitge-
schakeld.
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page 149 of 200

140 -
14-02-2005
141
-
14-02-2005
DETECTIESYSTEEM TE LAGE
BANDENSPANNING
Sensoren controleren tijdens het rij-
den de bandenspanning en zenden
een waarschuwingssignaal uit als de
bandenspanning te laag is.
Te lage bandenspanning
Pictogram op in-
strumentenpaneel.
Het pictogram ver-
schijnt in combinatie met een melding
op het multifunctionele display die
aangeeft welke band(en) het betreft.
Pictogram op het
display van het in-
strumentenpaneel.
Het pictogram verschijnt in combinatie
met een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display die
aangeeft welke band(en) het betreft.
Laat als dit pictogram verschijnt zo
snel mogelijk de bandenspanning
controleren.
Lekke band
Dit pictogram verschijnt in combi-
natie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele
display die aangeeft welke band(en)
het betreft en wordt gevolgd door het
pictogram STOP. Stop onmiddellijk, maar vermijd ab-
rupte manoeuvres met het stuur en
de remmen.
Vervang de beschadigde band (lekke
band of veel te lage bandenspan-
ning) en laat de bandenspanning zo
snel mogelijk controleren.
Sensor(en) niet gedetecteerd of
defect
Pictogram op in-
strumentenpaneel.
Als dit pictogram
verschijnt in combinatie met een melding
op het multifunctionele display, betekent dit
dat de bandenspanning van één of meer-
dere wielen niet meer gecontroleerd wordt
of het duidt op een storing in het systeem.
Pictogram op het
display van het in-
strumentenpaneel
Als dit pictogram
verschijnt in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op het mul-
tifunctionele display, betekent dit dat de
bandenspanning van één of meerdere
wielen niet meer gecontroleerd wordt of
het duidt op een storing in het systeem.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt
om de defecte sensor(en) te vervangen.
Opmerking: Deze melding wordt ook
weergegeven als één van de wielen niet
op de auto aanwezig is (bij reparatie) of
als er één of meerdere wielen zonder
sensor op de auto worden gemonteerd.
Alle reparaties aan een wiel
dat met dit systeem is uitge-
rust en het vervangen van
een band moeten worden
uitgevoerd door een PEUGEOT-ser-
vicepunt.
Wanneer bij het verwisselen een
wiel is gemonteerd dat niet door uw
auto wordt gedetecteerd, dient het
systeem door een PEUGEOT-ser-
vicepunt opnieuw geïnitialiseerd te
worden.
Het detectiesysteem te lage ban-
denspanning is niet meer dan een
hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de
waakzaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder niet door het
systeem kunnen worden vervangen.
Ondanks dit systeem moet de ban-
denspanning nog regelmatig worden
gecontroleerd (zie de sticker op de
middenstijl in de opening van het be-
stuurdersportier). De bandenspanning
heeft een belangrijke invloed op het
weggedrag van de auto en de slijtage
van de banden, vooral onder zware rij-
omstandigheden (zware lading, hoge
rijsnelheden).
De bandenspanning dient minimaal
één keer per maand gecontroleerd
te worden, bij koude banden. Denk
eraan ook de bandenspanning van
het reservewiel te controleren.
Het detectiesysteem te lage banden-
spanning kan tijdelijk worden ver-
stoord door radiogolven in hetzelfde
frequentiegebied.
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page 150 of 200

140 -
14-02-2005
141
-
14-02-2005
HET VERWISSELEN VAN EEN
WIEL
F
Zet de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond.
F Zet de handrem vast, zet het
contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in (bij
automatische transmissie de
stand P).
F Ga nooit onder een auto liggen
die alleen op de krik steunt. Beschikbaar gereedschap
Het volgende gereedschap bevindt
zich in de houder in het midden van
het reservewiel:
1
- Wielsleutel.
2 - Verlengstuk wielsleutel.
3 - Krik.
4 - Afneembaar sleepoog.
5 - Gereedschap om sierdop
van lichtmetalen velgen te
verwijderen. Wiel demonteren
F
Verwijder bij auto's met stalen
velgen de wieldop met het ver-
lengstuk 2 door dit in de ventiel-
opening te steken en de wieldop
los te trekken.
F Verwijder bij auto's met lichtmeta-
len velgen de sierdoppen met het
gereedschap 5.
F Draai de wielbouten een omwen-
teling los.
F Neem de krik uit de gereed-
schapssteun.
F Plaats de krik 3 onder één van de
vier steunpunten aan de onder-
zijde (bij het te verwisselen wiel).
F Draai de krik uit met de wielsleutel
1 en het verlengstuk 2.
F Draai de wielbouten geheel los en
verwijder het wiel.
Toegang tot het reservewiel en de
krik in de bagageruimte
F
Til de vloerplaat met de hand-
greep op. Blokkeer de handgreep
achter het achterkleprubber.
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 200 next >