Peugeot 407 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 41 of 200

34 -
14-02-2005
35
-
14-02-2005
Dit pictogram wordt weerge-
geven in het geval van een
storing in het schakelpro-
gramma van de automati-
sche transmissie.
Pictogrammen stand
selectiehendel automatische
transmissie
Dit pictogram wordt weerge-
geven in het geval van een
storing in de automatische
transmissie.
Automatische transmissie
met 4 of 6 versnellingen
Pictogram "Manual"
(Handbediening)
Pictogrammen
"Park"
(Parkeerstand)
Pictogrammen
"Reverse"
(Achteruit)
Pictogrammen
"Neutral"
(Neutraalstand)
Pictogrammen
"Drive" (Rijstand)
De letter S en het teken T, die ge-
combineerd kunnen worden met de
bovenstaande pictogrammen, geven
respectievelijk de gekozen program-
ma's Sport en Sneeuw weer. Deze pictogrammen hebben betrek-
king op de vier of zes versnellingen
van de handbediening van de auto-
matische transmissie.
Als het toerental te laag of te hoog
is voor de geselecteerde versnelling,
knippert het desbetreffende picto-
gram enkele seconden, waarna de
werkelijk ingeschakelde versnelling
wordt weergegeven. Er wordt tijde-
lijk overgegaan op de automatische
bediening.
Motorolietemperatuurmeter
Als het contact wordt aangezet
en tijdens het rijden geeft deze de
motorolietemperatuur aan.
Wijzer in zone
C: de temperatuur is
in orde.
Wijzer in zone D: de temperatuur is
te hoog.
Matig uw snelheid om de tempera-
tuur te laten dalen.
Controle tijdens het rijden

Page 42 of 200

36 -
14-02-2005
37
-
14-02-2005
ONDERHOUDSINTERVAL-
INDICATOR
Deze geeft aan hoeveel kilometer u
nog verwijderd bent van de eerstvol-
gende onderhoudscontrole volgens
het onderhoudsschema.
Werking
Zodra het contact wordt aangezet,
gaat het lampje (een sleutel die onder-
houdswerkzaamheden symboliseert)
gedurende 5 seconden branden. De
teller geeft (afgerond) het resterende
aantal kilometers tot de eerstvolgen-
de onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld:
Bij het aanzetten van het
contact en gedurende 5 seconden
daarna geeft de teller aan dat er nog
900 km is af te leggen tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole. Op 0 zetten van de
onderhoudsintervalindicator
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de
onderhoudsintervalindicator na elke
onderhoudsbeurt weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto heeft uitgevoerd, kan de
onderhoudsintervalindicator op de
volgende wijze op 0 gezet worden:
F
Zet het contact af.
F Druk op de resetknop van de dag-
teller en houd deze ingedrukt.
F Zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te
tellen.
Laat de knop los als de onderhouds-
intervalindicator "= 0" aangeeft en
de onderhoudssleutel verdwijnt.
Belangrijk: Als u na deze handeling
de accu wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal vijf
minuten. Het resetten van de onder-
houdsintervalindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
Na een indicatie van het motorolieni-
veau geeft het display de kilometer-
stand en de stand van de dagteller
aan. Als de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole is
overschreden
, knipperen elke keer
als het contact wordt aangezet gedu-
rende 5 seconden
de kilometerstand
en de onderhoudssleutel.
Voorbeeld: Als het contact wordt
aangezet, geeft het display weer dat
er 300 km eerder een onderhouds-
controle uitgevoerd had moeten
worden.
Na de onderhoudsintervalindicator
en het motorolieniveau geeft de teller
weer de normale kilometerstand aan,
maar het lampje blijft branden.
De afstand tot de eerstvolgende on-
derhoudscontrole wordt berekend op
basis van twee parameters:
- de totale kilometerstand,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
Afhankelijk van de gebruiksgewoon-
ten van de bestuurder kan de factor
tijd worden meegewogen bij de nog
af te leggen kilometers.
Controle tijdens het rijden

Page 43 of 200

36 -
14-02-2005
37
-
14-02-2005
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact
wordt de onderhoudsintervalindica-
tor enkele seconden weergegeven
en vervolgens gedurende 5 secon-
den het motorolieniveau.
Oliepeilstok
2 merktekens op de peil-
stok: het oliepeil mag
nooit boven het merkte-
ken A uitkomen.
Als het oliepeil niet boven
het merkteken B uitkomt,
moet het voor de motor
van uw auto voorgeschre-
ven type motorolie worden
bijgevuld via de vuldop.
A = maxi.
B = mini.
Nulstelling dagteller
Druk, als de dagteller wordt weerge-
geven, enkele seconden op de knop.
Motorolieniveau correct
Te weinig olie
Als dit lampje knippert, is het motor-
olieniveau te laag, waardoor ernstige
motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau
inderdaad te laag is, moet olie wor-
den bijgevuld. Storing
motorolieniveaumeter
(streepjes knipperen)
Controleer het olieniveau met de
peilstok.
Als het olieniveau correct is, duidt het
knipperen van de streepjes op een
storing in de motorolieniveaumeter.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Zet om het olieniveau met de peil-
stok te controleren de auto op een
vlakke, horizontale ondergrond en
laat de motor ten minste
15 minuten
afkoelen.
Op het display wordt in het gedeelte A
de totale kilometerstand en in het ge-
deelte B de dagteller weergegeven.
Kilometerteller Controle tijdens het rijden

Page 44 of 200

38 -
14-02-2005
39
-
14-02-2005
BOORDCOMPUTER
of
TRIP: toegang tot
de weergave van de
boordcomputer.
Druk herhaaldelijk op de toets op het
uiteinde van de ruitenwisserscha-
kelaar om de verschillende informa-
tie weer te geven.
- stand "auto" met:
• de actieradius en het momen- tele verbruik,
- stand "1" (traject 1) met:
• het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand en de gemid-
delde snelheid gedurende het
traject "1",
- stand "2" (traject 2) met dezelfde
eigenschappen
voor een tweede
traject.
Op 0 zetten
Druk de knop meer dan twee secon-
den in zodra het gewenste traject
wordt aangegeven.
Actieradius
In deze stand geeft de computer aan
de hand van het gemiddelde verbruik
over de laatst afgelegde kilometers
aan hoeveel kilometer u nog met de
resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden.
Dit getal kan verhoogd worden door
een verandering in de rijstijl of van
het landschap, die een aanzienlijke
verlaging van het momentele ver-
bruik tot gevolg heeft.
Zodra de actieradius minder dan
30 km bedraagt, worden vier streep-
jes weergegeven. Na het tanken
wordt de actieradius weer weerge-
geven zodra deze meer dan 100 km
bedraagt.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt wanneer er tijdens het rijden
horizontale streepjes in plaats van
cijfers op het display verschijnen.
Nog af te leggen afstand
Dit is de afstand tot de eindbestem-
ming. Deze afstand wordt op elk mo-
ment tijdens het navigeren berekend
of wordt ingevoerd door de gebrui-
ker, met aftrek van de kilometers die
sinds het invoeren zijn afgelegd.
Bij het ontbreken van de afstand
verschijnen er streepjes in plaats
van cijfers.

Momenteel verbruik
Dit is het verbruik dat geregistreerd is
tijdens de laatste seconden.
Deze informatie verschijnt alleen als
er met een snelheid van meer dan
30 km/h wordt gereden.
De trajecten
De trajecten "1" en "2" zijn onaf-
hankelijk en hebben dezelfde eigen-
schappen.
Traject
"1" kan bijvoorbeeld gebruikt
worden voor een dagelijks verbruik
en traject
"2" voor een maandelijks
verbruik.
Controle tijdens het rijden

Page 45 of 200

38 -
14-02-2005
39
-
14-02-2005
Gemiddelde snelheid
Dit is de gemiddelde snelheid sinds
de laatste nulstelling van de boord-
computer (contact aan).
Toegang via het algemene
menuMenu "TRIP"
Druk op de toets
"MENU" om het
algemene menu weer te geven.
Selecteer de "Boordcomputer" met
de joystick en bevestig.
Het menu "Boordcomputer" biedt
verschillende mogelijkheden:
- Logboek waarschuwingsmeldin- gen,
- Toestand van de functies,
- Afstand tot bestemming.
Gemiddeld verbruik
Dit is het gemiddelde verbruik sinds
de laatse nulstelling van de boord-
computer.
Afgelegde afstand
In deze stand geeft de boordcom-
puter de afgelegde afstand sinds de
laatste nulstelling aan.
Display C.
Display CT.
Display DT. Logboek
waarschuwingsmeldingen
Deze functie herhaalt de actieve
waarschuwingsmeldingen door ze
achtereenvolgens op het multifuncti-
onele display te laten verschijnen.
Toestand van de functies
Deze functie geeft aan of de verschil-
lende functies van de auto zijn in- of
uitgeschakeld.
Nog af te leggen afstand
Als het navigatiesysteem niet actief
is, wordt voor de resterende afstand
een globale waarde aangehouden.
Controle tijdens het rijden

Page 46 of 200

40 -
14-02-2005
41
-
14-02-2005
VOORSTOELEN
Handmatige verstelling
Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel
naar voren of naar achteren. Hoogte- en hoekverstelling van
de zitting van de bestuurdersstoel
Pomp de zitting omhoog of omlaag
tot de gewenste stand is bereikt.
Rugleuningverstelling
Trek aan de hendel en zet de rugleu-
ning in de gewenste stand.
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page 47 of 200

40 -
14-02-2005
41
-
14-02-2005
Elektrische verstelling
De elektrische verstelling van de be-
stuurdersstoel werkt tot 1 minuut na
het afzetten van het contact.
Open het portier of zet het contact aan
om de stoel weer te kunnen verstellen.
Verstelling in lengterichting
Druk de schakelaar naar voren of
naar achteren om de gewenste stand
te verkrijgen. Hoogte- en hoekverstelling van
de zitting van de bestuurdersstoel
Hoogte:
Beweeg de achterzijde van
de schakelaar omhoog of omlaag.
Hoekverstelling: Beweeg de voor-
zijde van de schakelaar omhoog of
omlaag. Rugleuningverstelling
Beweeg de schakelaar naar voren of
achteren om de gewenste stand te
verkrijgen.
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page 48 of 200

42 -
14-02-2005
43
-
14-02-2005
Hoogte- en hoekverstelling
hoofdsteun
Trek de hoofdsteun naar voren en
schuif deze vervolgens naar wens
omhoog of omlaag.
Kantel de onderzijde naar voren of
naar achteren om de hoek van de
hoofdsteun te verstellen.
Zet, om de hoofdsteun te verwijde-
ren, deze in de hoogste stand, druk
de lip met behulp van een muntstuk
omhoog en trek de hoofdsteun gelijk-
tijdig naar voren en omhoog.
Steek om de hoofdsteun terug te zet-
ten de pennen in de openingen van
de rugleuning tot de hoofdsteun op
zijn plaats blijft.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen
zijn verwijderd. Dit is gevaarlijk,
mede omdat losliggende hoofdsteu-
nen bij een noodstop kunnen veran-
deren in gevaarlijke projectielen. De
hoofdsteunen moeten zijn geplaatst
en correct zijn afgesteld.
De stand van de hoofdsteun is juist
als de bovenzijde van de hoofdsteun
zich ter hoogte van de bovenzijde
van het hoofd bevindt. Actieve hoofdsteun van de
voorstoelen
Dit systeem is ontworpen om een
whiplash te voorkomen.
Bij een aanrijding van achteren wordt
het lichaam tegen de stoel gedrukt,
waardoor de hoofdsteun naar voren
en omhoog komt en wordt voorkomen
dat het hoofd naar achteren knikt.
Armleuning vóór
Armleuning in een andere stand zetten:
F
duw de hendel 1 omhoog.
De armleuning kan naar voren en
omhoog worden geklapt.
Duw de armleuning naar achteren en
druk op de bovenzijde van de armleu-
ning om deze weer in de oorspronkelij-
ke stand te zetten en te vergrendelen.
Verstelling lendensteun
bestuurdersstoel
Bedien de hendel om de gewenste
stand te verkrijgen.
Stoelverwarming
Draai bij draaiende motor aan de knop.
De temperatuur van de stoelverwar-
ming wordt automatisch geregeld.
0:
Uit.
1: Laag. 2:
Gemiddeld.
3: Hoog.
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page 49 of 200

42 -
14-02-2005
43
-
14-02-2005
ALGEMENE INFORMATIE
MET BETREKKING TOT
KINDERZITJES
Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp
van uw auto veel aandacht heeft be-
steed aan veiligheidsvoorzieningen
voor uw kinderen, is hun veiligheid
natuurlijk ook afhankelijk van u zelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- sinds 1992, en conform Richtlijn
2000/3 dienen kinderen jonger
dan 12 jaar in gehomologeer-
de*, aan het lichaamsgewicht
aangepaste kinderzitjes op met
veiligheidsgordels of ISOFIX-be-
vestigingen** uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd.
- de veiligste plaats voor het ver-
voeren van een kind is volgens
de statistieken een plaats op de
achterbank van uw auto ,-
kinderen tot 9 kg moeten zowel
voor- als achterin met de rug in
de rijrichting worden vervoerd.
PEUGEOT beveelt u aan kinderen
op de achterzitplaatsen van uw
auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting tot
2 jaar,
- met het gezicht in de rijrichting
vanaf 2 jaar. Bevestigen van een
kinderzitje met een driepunts
veiligheidsgordel
"Met de rug in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met de rug
in de rijrichting
op de passagiers-
stoel voor wordt geplaatst, moet de
airbag aan passagierszijde** zijn uit-
geschakeld. Anders kan het kind bij
het afgaan van de airbag levens-
gevaarlijk gewond raken .
"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met het
gezicht in de rijrichting op de pas-
sagiersstoel voor wordt geplaatst,
moet de stoel van de auto in de
middelste stand met de rugleuning
rechtop worden gezet en mag de
airbag aan passagierszijde** niet
worden uitgeschakeld.
Middelste stand
* Volgens de wettelijke bepalingen.
** Volgens uitvoering.
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page 50 of 200

44 -
14-02-2005
45
-
14-02-2005
ISOFIX-BEVESTIGINGEN
De volgende zitplaatsen zijn voor-
zien van
ISOFIX-bevestigingen :
- de twee buitenste zitplaatsen achter,
- de passagiersstoel (407 SW).
Deze bevestigingen bestaan uit
2 ringen geplaatst tussen de rug en
de zitting van de stoel.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken
over 2 sloten die gemakkelijk aan
de onderste ringen kunnen worden
verankerd.
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje
kan het kind bij een aanrijding ernstig
letsel oplopen.
De ISOFIX-bevestigingen zorgen
voor een veilige, degelijke en snelle
montage van het kinderzitje in uw
auto.
U kunt op de ISOFIX-bevestigingen
in uw auto alleen de door PEUGEOT
gehomologeerde en hierna gepre-
senteerde ISOFIX-kinderzitjes ver-
ankeren. KIDDY ISOFIX kinderzitje
Dit zitje kan "met de rug in de rijrich-
ting" worden geplaatst voor kinderen
vanaf de geboorte tot ongeveer 13 kg
en "met het gezicht in de rijrichting"
voor kinderen van 9 tot 18 kg.
Als het zitje achterin is geplaatst:
- "met het gezicht in de rijrichting"
moet de voorstoel in de middelste
stand met de rugleuning rechtop
worden geplaatst.
- "met de rug in de rijrichting" moet het frame van het zitje de rugleu-
ning van de voorstoel te raken. Als het zitje voorin is geplaatst
(407 SW):
- "met het gezicht in de rijrichting"
moet de voorstoel in de middelste
stand met de rugleuning rechtop
worden geplaatst, met de hoogte-
verstelling in de laagste stand.
- "met de rug in de rijrichting" moet de voorstoel in de voorste stand
worden geplaatst, zodat het frame
van het zitje het dashboard (bijna)
raakt. De hoek van de zitting* moet
in de laagste stand worden gezet.
Wanneer het KIDDY ISOFIX-kin-
derzitje met de rug in de rijrichting
is geplaatst, moet u de airbag aan
passagierszijde uitschakelen.
Anders kan het kind bij het active-
ren van de airbag levensgevaarlijk
gewond raken.
Volg bij het plaatsen van het kin-
derzitje de gebruiksaanwijzing
van de fabrikant.
* Volgens uitvoering.
Comfort 407 Sedan en 407 SW

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 200 next >