Peugeot 407 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 121 of 195

9CONTROLES
111
2,2 LITER HDI 16V EN
2,7 LITER HDI 24V
DIESELMOTOREN
* Volgens land van bestemming.Belangrijk:
let erop dat u bij
het eventueel verwijderen en
plaatsen van de afdekkap van
de motor de bevestigingsclips
niet beschadigt.
Controleer regelmatig de niveaus!
1 - Reservoir stuurbekrachtiging.
2 - Koelvloeistofreservoir
(expansievat).
3 - Motorolie (bij)vullen.
4 - Remvloeistofreservoir.
5 - Luchtfilter.
6 - Oliepeilstok.
7 - Ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
(bij)vullen*.
8 - Handopvoerpomp.
9 - Ontluchtnippel.

Page 122 of 195

9CONTROLES
112
NIVEAUS CONTROLEREN
Voer de onderstaande controles regel-
matig uit om uw auto in goede staat te
houden. Raadpleeg de voorschriften
van de PEUGEOT-verkoop-en ser-
viceorganisatie op de site Infotec of
in het garantie- en onderhoudsboekje
dat bij dit instructieboekje zit.
Oliepeilstok2 merktekens op de
peilstok:
A = maxi.
Het oliepeil mag nooit
boven dit merkteken
uitkomen.
B = mini.
Voor het behoud van de
bedrijfszekerheid van de
motoren en de emissie-
regelsystemen mogen in
geen geval additieven aan
de motorolie worden toe-
gevoegd.
Motorolieniveau
 Regelmatig controleren en tussen
twee verversingen eventueel olie
bijvullen.
Voer de controle uit met de oliepeilstok
als de auto horizontaal staat en als
de motor meer dan 15 minuten is
afgezet. Olie verversen
Dit dient volgens het onderhoudssche-
ma van de constructeur te worden uit-
gevoerd. Het is verplicht uitsluitend
olieën te gebruiken met de door de
constructeur voorgeschreven viscosi-
teit. Raadpleeg de voorschriften van
de PEUGEOT-verkoop-en serviceor-
ganisatie of de site Infotec.
Opmerking:
vermijd langdurig
huidcontact met afgewerkte olie. Gooi
afgewerkte olie niet weg, maar lever de
olie in bij een PEUGEOT-servicepunt.
nog kan (gaan) werken als de sleutel uit het
contactslot is verwijderd en het koelsysteem
onder druk staat.
Oliefilter
Vervang het oliefilter regelmatig,
volgens het onderhoudsschema.
Remvloeistof verversen:
Gebruik remvloeistof die door de
constructeur wordt aanbevolen en aan
de DOT4-normen voldoet.
De remvloeistof moet worden
ververst volgens de intervallen in
het onderhoudsschema van de
constructeur.
Opmerking: remvloeistof is een erg
bijtend en schadelijk middel. Vermijd
elk contact met de huid.
Afgewerkte producten
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
Gebruik uitsluitend door de construc-
teur aanbevolen stuurbekrachtigings-
vloeistof.

Open het reservoir bij koude motor
(omgevingstemperatuur), het vloei-
stofniveau dient boven het MINI en
dichtbij het MAXI merkteken te staan.
Koelvloeistofniveau
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers
Wij adviseren u voor een optimale
reiniging en voor uw eigen veiligheid
(zien en gezien worden) door
PEUGEOT aanbevolen producten uit
de groep “Tecnic” te gebruiken, vooral
wanneer uw 407 is voorzien van
Xenon-koplampen.
Let erop dat bij het onzorgvuldig
reinigen van de motor het elektrisch
systeem beschadigd kan raken. Draai de dop eerst 2
omwentelingen los om de druk
te laten dalen en te voorkomen
dat de hete koelvloeistof uit
het koelsysteem spuit. Trek, als de
druk eenmaal gedaald is, de dop los
en vul het systeem bij.
Opmerking: de koelvloeistof behoeft
niet te worden ververst.
Gebruik uitsluitend door de construc-
teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de tempera-
tuur van de koelvloeistof geregeld door
de koelventilator. Wacht voor werkzaamheden
aan het koelsysteem ten minste 1 uur nadat de
motor gedraaid heeft, omdat de koelventilator
Gooi geen afgewerkte olie,
remvloeistof of koelvloeistof in
het riool, in het water of op de
grond.
Belangrijk:
let erop dat u bij
het eventueel verwijderen en
monteren van de afdekkap
van de motor, de bevesti-
gingsclips niet beschadigt.

Page 123 of 195

9CONTROLES
113
CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de
winter door een PEUGEOT-
servicepunt controleren.
Laat de filters periodiek
vervangen. Als de omgeving
daartoe aanleiding geeft,
moeten de filters twee keer zo
vaak worden vervangen.
Luchtfilter en interieurfilter
Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfilter moet
overeenkomstig het onderhouds-
schema van de constructeur worden
uitgevoerd door een PEUGEOT-
servicepunt.
Opmerking: als langdurig met zeer
lage snelheid wordt gereden of de
motor langdurig stationair draait, kan
bij gasgeven soms rook uit de uitlaat
waargenomen worden. Dit heeft geen
invloed op de prestaties van de auto en
heeft geen gevolgen voor het milieu.
Bij auto’s met roetfilter kan de
motorventilateur nog gaan werken
na het afzetten van de motor, zelfs bij
koude motor. Als de handrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
handrem worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Handrem
Om de werking van
belangrijke organen als de
stuurbekrachtiging en het
remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt de fabrikant
specifieke producten aan; gebruik
uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen
producten.
ONDERBREKING
BRANDSTOFTOEVOER
(BENZINE)*
Onder bepaalde omstandigheden
wordt uit veiligheidsoverwegingen
de brandstoftoevoer door de
brandstofafsluiter onderbroken.
Brandstoftoevoer herstellen:
 druk op de rode knop van de
brandstofafsluiter bij de rechter
veerpoot onder de motorkap.
BRANDSTOFTANK LEEG
(DIESEL)
In het geval van een lege
brandstoftank is het noodzakelijk het
brandstofsysteem te ontluchten.
De handopvoerpomp en de
ontluchtingsnippel bevinden zich onder
de motorkap (zie de desbetreffende
afbeelding in het hoofdstuk met de
technische gegevens):
1,6 liter 16V HDI-motor
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp tot u brandstof door de transparante slang
ziet stromen,
- houd de sleutel in de stand “D” (starten) tot de motor aanslaat.
2 liter 16V HDI-motor
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- draai de ontluchtingsnippel los,
- bedien de handopvoerpomp tot u brandstof via de ontluchtingsnippel
ziet weglopen,
- draai de ontluchtingsnippel vast,
- houd de sleutel in de stand “D” (starten) tot de motor aanslaat.
De slijtage van de remblokken
is sterk afhankelijk van de
rijstijl, vooral bij stadsverkeer
en veel korte ritten.
Remblokken
Hierdoor kan het noodzakelijk
blijken om de remblokken
vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
* Volgens uitvoering.

Page 124 of 195

10PRAKTISCHE INFORMATIE
114
HET VERWISSELEN VAN EEN
WIEL
Beschikbaar gereedschap
Het volgende gereedschap bevindt
zich in de houder in het midden van
het reservewiel:
1 - Wielsleutel.
2 - Verlengstuk wielsleutel.
3 - Krik.
4 - Afneembaar sleepoog.
5 - Gereedschap (geel) om sierdop
van lichtmetalen velgen te
verwijderen. Wiel demonteren

Verwijder bij auto's met stalen velgen
de wieldop met het verlengstuk 2
door dit in de ventielopening
te steken en de wieldop los te
trekken.
 Verwijder bij auto’s met lichtmetalen
velgen de sierdoppen met het
gereedschap 5.
 Draai de wielbouten een omwente-
ling los.
 Neem de krik uit de gereedschaps-
steun.
 Plaats de krik 3 onder één van de
vier steunpunten aan de onderzijde
(bij het te verwisselen wiel).
 Draai de krik uit met de wielsleutel 1
en het verlengstuk 2.
 Draai de wielbouten geheel los en
verwijder het wiel.
Toegang tot het reservewiel en de
krik in de bagageruimte

Til de vloerplaat met de handgreep
op. Blokkeer de handgreep achter
het achterkleprubber. Ga nooit onder een auto liggen
die alleen op de krik steunt.

Zet de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond.
 Zet de handrem vast, zet het contact
af en schakel de eerste versnelling
of de achteruit in (bij automatische
transmissie de stand P).

Page 125 of 195

10PRAKTISCHE INFORMATIE
115
Terugplaatsen van het wiel
 Plaats het wiel.
 Draai de wielbouten met de hand
vast.
 Draai de wielbouten met de sleutel
enigszins vast.
 Laat de krik zakken en verwijder
deze dan.
 Draai de wielbouten met de sleutel
vast.
 Plaats bij auto’s met stalen
velgen de wieldop, begin bij de
ventielopening en druk de wieldop
rondom met de hand vast.
 Plaats bij auto's met lichtmetalen
velgen de sierdoppen terug.
 De houder van het gereedschap
dient tevens als ondersteuning voor
de vloerplaat van de bagageruimte.
Breng de houder weer aan om
vervorming van de vloerplaat te
voorkomen.
 Bevestig het reservewiel met
behulp van de riem om trillingen te
voorkomen en voor uw veiligheid in
geval van een botsing. Pictogram lekke band
Informatie op het
instrumentenpaneel:
Let op:
verwissel een wiel uit
veiligheidsoverwegingen alleen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond,
- met aangetrokken handrem,
- met de eerste versnelling of de ach- teruit ingeschakeld (bij automatische
transmissie de stand P),
- Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt (gebruik
bokken). Pictogram detectie te lage
bandenspanning
De originele wielen van de
auto zijn voorzien van een
bandenspanningssensor (zie “Detectie
te lage bandenspanning”). Als een van
de wielen met bandenspanningssensor
niet op de auto aanwezig is of
als er een wiel zonder sensor is
gemonteerd, wordt dit aangegeven
door een alarmsignaal. Zorg dat een
wiel met sensor wordt gemonteerd en
laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Na het verwisselen van het wiel:
- laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten
en de bandenspanning van het
reservewiel controleren.
- laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem
met het reservewiel.
- laat het reservewiel controleren en plaats het terug in de houder in de
bagageruimte.
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van het noodreservewiel*
Uw auto kan zijn voorzien van een
reservewiel waarvan de velg anders is
dan van het standaard wiel.
Zorg ervoor dat dit reservewiel
na gebruik zo snel mogelijk wordt
vervangen.
Volg de volgende voorschriften op
om het rijgedrag van uw auto niet te
veranderen:
- rijd niet harder dan 80 km/h,
- monteer geen wieldop,
- rijd voorzichtig,
- controleer de op de sticker aangegeven bandenspanning. * Volgens uitvoering en land van
bestemming.

Page 126 of 195

10PRAKTISCHE INFORMATIE
116
Sierdoppen
De wielbouten van de lichtmetalen
velgen zijn voorzien van chromen sier-
doppen.
Voordat de wielbouten worden losge-
draaid dienen de sierdoppen met be-
hulp van het gele gereedschap te wor-
den verwijderd.Monteren van het reservewiel
Indien uw auto is voorzien van een
reservewiel met stalen velg, is het
normaal
dat bij het monteren de ringen
van de bouten de velg niet raken. Als
de bouten volledig zijn aangedraaid
zorgt het conische draagvlak van de
bouten voor de bevestiging van het
reservewiel.
SNEEUWSCHERM*
Het sneeuwscherm is een afdekplaat
die op de grille kan worden bevestigd
om een opeenhoping van sneeuw
achter de grille te voorkomen.
Vergeet het sneeuwscherm niet te
verwijderen als de buitentemperatuur
hoger dan 10 °C wordt.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Wielen met 215/55 R17
banden kunnen niet worden
voorzien van standaard
sneeuwkettingen. Raadpleeg
een PEUGEOT-servicepunt.
* Volgens land van bestemming.
Bijzonderheden lichtmetalen
velgen
Anti-diefstalbouten
De velgen zijn voorzien van anti-
diefstalbouten (één per wiel). Alvorens
deze te verwijderen met behulp van
de dopsleutel en de wielsleutel 1,
dient u eerst met behulp van het gele
gereedschap de chromen dop te
verwijderen.
Monteren van winterbanden
Als u op uw auto winterbanden met
stalen velgen wilt monteren,
dient
u speciale bouten te gebruiken, die
verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-
dealer.
Opmerking: deze dopsleutel
wordt u bij aflevering van
uw auto, gelijktijdig met
de reservesleutel en de
codekaart, overhandigd. Noteer de
op de dopsleutel gegraveerde code
nauwkeurig. Met deze code kunt u
bij uw PEUGEOT-dealer een nieuwe
dopsleutel verkrijgen. Ditzelfde advies
geldt ook voor de reservesleutel.
Bewaar de codekaart op een veilige
plaats buiten de auto.

Page 127 of 195

10PRAKTISCHE INFORMATIE
116
Sierdoppen
De wielbouten van de lichtmetalen
velgen zijn voorzien van chromen sier-
doppen.
Voordat de wielbouten worden losge-
draaid dienen de sierdoppen met be-
hulp van het gele gereedschap te wor-
den verwijderd.Monteren van het reservewiel
Indien uw auto is voorzien van een
reservewiel met stalen velg, is het
normaal
dat bij het monteren de ringen
van de bouten de velg niet raken. Als
de bouten volledig zijn aangedraaid
zorgt het conische draagvlak van de
bouten voor de bevestiging van het
reservewiel.
SNEEUWSCHERM*
Het sneeuwscherm is een afdekplaat
die op de grille kan worden bevestigd
om een opeenhoping van sneeuw
achter de grille te voorkomen.
Vergeet het sneeuwscherm niet te
verwijderen als de buitentemperatuur
hoger dan 10 °C wordt.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Wielen met 215/55 R17
banden kunnen niet worden
voorzien van standaard
sneeuwkettingen. Raadpleeg
een PEUGEOT-servicepunt.
* Volgens land van bestemming.
Bijzonderheden lichtmetalen
velgen
Anti-diefstalbouten
De velgen zijn voorzien van anti-
diefstalbouten (één per wiel). Alvorens
deze te verwijderen met behulp van
de dopsleutel en de wielsleutel 1,
dient u eerst met behulp van het gele
gereedschap de chromen dop te
verwijderen.
Monteren van winterbanden
Als u op uw auto winterbanden met
stalen velgen wilt monteren,
dient
u speciale bouten te gebruiken, die
verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-
dealer.
Opmerking: deze dopsleutel
wordt u bij aflevering van
uw auto, gelijktijdig met
de reservesleutel en de
codekaart, overhandigd. Noteer de
op de dopsleutel gegraveerde code
nauwkeurig. Met deze code kunt u
bij uw PEUGEOT-dealer een nieuwe
dopsleutel verkrijgen. Ditzelfde advies
geldt ook voor de reservesleutel.
Bewaar de codekaart op een veilige
plaats buiten de auto.

Page 128 of 195

10PRAKTISCHE INFORMATIE
117
LAMPEN VÓÓR VERVANGEN
Raak de lampen uitsluitend met een
droge doek aan.2 - Grootlicht:
H7-55 W.
 Verwijder de beschermkap van de
defecte lamp.
 Neem de stekker los.
 Druk op het uiteinde van de
borglippen om de lamp los te
maken. Vervang de lamp.
 Let bij het monteren op de goede
stand van de nokjes en controleer
of de borglippen goed vastzitten.
 Sluit de stekker weer aan.
 Plaats de beschermkap weer.
3 - Parkeerlicht: W 5 W.
 Verwijder de beschermkap, neem
de stekker los, verwijder de lamp
en vervang deze.
 Breng de stekker aan.
 Sluit de stekker aan.
 Plaats de beschermkap. 4 - Richtingaanwijzers:
PY 21 W (amberkleurig).
 Draai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder deze.
 Vervang de lamp.
LET OP:
ELEKTROCUTIEGEVAAR
Koplampen
Verwijder in de motorruimte de kap
die bevestigd is met één of twee
vleugelbouten, een plastic plug en twee
bouten die een kwart omwenteling
gedraaid moeten worden.
1 - Dimlicht: H1-55 W of D2S-35 W xenonlampen.
Het vervangen van een xenonlamp
moet worden uitgevoerd door een
PEUGEOT-servicepunt. De amberkleurige lampen
(richtingaanwijzers en zijknip-
perlichten) moeten worden
vervangen door lampen met
dezelfde kleur en eigenschappen.
5 - Mistlampen vóór: H11 - 55 W.
Draai de wielen met het stuurwiel
volledig weg van de zijde van de te
vervangen mistlamp.
De mistlampen zijn te bereiken via de
spatschermen vóór.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
De koplampunits zijn uitgerust met
glazen van polycarbonaat voorzien
van een beschermlaag. Gebruik voor
het schoonmaken van de lampen
nooit een droge doek of een schuur-,
schoonmaak- of oplosmiddel.
Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven vloeistof voor de ruiten- en kop-
lampsproeiers. Bij bepaalde weersomstan-
digheden (lage temperatuur,
vochtig weer), kan aan de
binnenzijde van de lamp eni-
ge condensvorming optreden. Deze
verdwijnt zodra de lampen enige tijd
branden.

Page 129 of 195

10PRAKTISCHE INFORMATIE
118
Geïntegreerde zijknipperlichtenLAMPEN ACHTER
VERVANGEN (SEDAN)Derde remlicht:
5 lampen W 5 W.
 Maak de plastic kap in het midden
en aan beide zijden los en verwijder
deze voorzichtig haaks ten opzichte
van de montagerichting.
 Druk aan de achterzijde, bij de
achterruit, de twee borglippen in.
 Houd de borglippen ingedrukt
om het rode glas naar buiten te
trekken.
 Vervang de defecte lamp.
 Let er bij het terugplaatsen op dat
de borglippen en het rode glas
correct aangebracht worden en dat
de bovenste bekleding goed op zijn
plaats zit.

Draai de bevestigingsmoeren in
de bagageruimte weer vast, indien
nodig met het sleepoog. Let er bij
het monteren op of de lamp goed is
bevestigd.
 Sluit de stekker weer aan.
Kentekenplaatverlichting: W 5 W.
 Verwijder het kunststof glas met
behulp van een schroevendraaier.
 Vervang de defecte lamp.
 Druk het zijknipperlicht naar voren
of naar achteren en maak het los.
 Verwijder en vervang het
zijknipperlicht.
 De zijknipperlichten zijn verkrijgbaar
bij een PEUGEOT-servicepunt.
De amberkleurige lampen (richting-
aanwijzers en zijknipperlichten) moe-
ten worden vervangen door lampen
met dezelfde kleur en eigenschap-
pen. 1 - Richtingaanwijzers:
PY 21 W (amberkleurig).
2 - Achteruitrijlichten: P 21 W.
3 - Mistachterlichten/ achterlichten: P 21/4 W.
4 - Achterlichten: P 21/4 W.
5 - Rem-/achterlichten: P 21/4 W.
 Neem de stekker los.
 Draai de bevestigingsmoeren in de
bagageruimte los, indien nodig met
het sleepoog (opgeborgen in het
hart van het reservewiel).
 Verwijder het afdichtrubber.
 Neem de lamphouder los door de 5
borglippen opzij te drukken.
 Draai de defecte lamp los en plaats
een nieuwe lamp.
 Vergrendel de lamphouder.
 Plaats het afdichtrubber.

Page 130 of 195

10PRAKTISCHE INFORMATIE
118
Geïntegreerde zijknipperlichtenLAMPEN ACHTER
VERVANGEN (SEDAN)Derde remlicht:
5 lampen W 5 W.
 Maak de plastic kap in het midden
en aan beide zijden los en verwijder
deze voorzichtig haaks ten opzichte
van de montagerichting.
 Druk aan de achterzijde, bij de
achterruit, de twee borglippen in.
 Houd de borglippen ingedrukt
om het rode glas naar buiten te
trekken.
 Vervang de defecte lamp.
 Let er bij het terugplaatsen op dat
de borglippen en het rode glas
correct aangebracht worden en dat
de bovenste bekleding goed op zijn
plaats zit.

Draai de bevestigingsmoeren in
de bagageruimte weer vast, indien
nodig met het sleepoog. Let er bij
het monteren op of de lamp goed is
bevestigd.
 Sluit de stekker weer aan.
Kentekenplaatverlichting: W 5 W.
 Verwijder het kunststof glas met
behulp van een schroevendraaier.
 Vervang de defecte lamp.
 Druk het zijknipperlicht naar voren
of naar achteren en maak het los.
 Verwijder en vervang het
zijknipperlicht.
 De zijknipperlichten zijn verkrijgbaar
bij een PEUGEOT-servicepunt.
De amberkleurige lampen (richting-
aanwijzers en zijknipperlichten) moe-
ten worden vervangen door lampen
met dezelfde kleur en eigenschap-
pen. 1 - Richtingaanwijzers:
PY 21 W (amberkleurig).
2 - Achteruitrijlichten: P 21 W.
3 - Mistachterlichten/ achterlichten: P 21/4 W.
4 - Achterlichten: P 21/4 W.
5 - Rem-/achterlichten: P 21/4 W.
 Neem de stekker los.
 Draai de bevestigingsmoeren in de
bagageruimte los, indien nodig met
het sleepoog (opgeborgen in het
hart van het reservewiel).
 Verwijder het afdichtrubber.
 Neem de lamphouder los door de 5
borglippen opzij te drukken.
 Draai de defecte lamp los en plaats
een nieuwe lamp.
 Vergrendel de lamphouder.
 Plaats het afdichtrubber.

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 200 next >