Peugeot 407 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 71 of 195

4TOEGANG TOT DE AUTO
69
KINDERSLOTEN
Elektrische bedieningNeem voor het verlaten van
de auto altijd de sleutel uit
het contact, zelfs voor korte
periodes.
Controleer na het aanzetten van
het contact altijd of het kinderslot is
ingeschakeld.
Het elektrisch bedienbare kinderslot
voorkomt dat beide achterportieren van
binnenuit kunnen worden geopend.
Druk met het contact aan op de knop.
Er verschijnt een melding op het
multifunctionele display.
Let op: dit systeem werkt onafhankelijk
van de centrale vergrendeling.
Beide achterportieren zijn voorzien
van een kinderslot om het openen van
binnenuit te verhinderen.

Draai de knop op de zijkant van het
portier een kwart omwenteling met
de contactsleutel.
Er verschijnt een melding op het display
om aan te geven dat de kindersloten
zijn ingeschakeld.
Handmatige bediening

Page 72 of 195

4TOEGANG TOT DE AUTO
70
ALARMSYSTEEMAls het alarm afgaat, treedt de sirene
in werking en knipperen de richting-
aanwijzers ongeveer dertig seconden.
Nadat het alarm is gestopt, wordt het
achtereenvolgend 10 keer opnieuw in-
geschakeld.
Het alarm wordt bij de elfde keer uitge-
schakeld. Als het alarmsysteem daarna
op de voorgeschreven wijze wordt gede-
activeerd en weer wordt geactiveerd, kan
het alarm weer worden ingeschakeld.
Waarschuwing: als het lampje van de knop
A snel knippert, betekent dit dat het alarm
tijdens uw afwezigheid is afgegaan.
Opmerking: als het alarm tijdens uw af-
wezigheid is afgegaan, zal het lampje na
het aanzetten van het contact stoppen
met knipperen.
Storing afstandsbediening,
alarmsysteem geactiveerd
 Ontgrendel de portieren met de
sleutel en open het portier. Het
alarm zal afgaan.
 Zet het contact aan. Het alarm
stopt.
* Volgens land van bestemming.
Inschakelen
 Zet het contact uit en verlaat de auto.
 Schakel het alarmsysteem in door
de auto te vergrendelen of de su-
pervergrendeling in te schakelen
met behulp van de afstandsbedie-
ning (het lampje van de knop A zal
één keer per seconde knipperen).
Als u de auto wilt vergrendelen of de su-
pervergrendeling wilt inschakelen zonder
het alarmsysteem in te schakelen, maak
dan gebruik van de sleutel in het slot en
draai de sleutel om te vergrendelen (1
keer) of de supervergrendeling in te scha-
kelen (nogmaals, binnen 5 seconden).
Uitschakelen
Ontgrendel de auto met behulp van de
afstandsbediening.
Het alarm is uitgeschakeld, het
verklikkerlampje A gaat uit zodra het
contact wordt aangezet (behalve als
het alarm is afgegaan).
Alleen de omtrekbeveiliging
inschakelen
Schakel alleen de omtrekbeveiliging in
als u tijdens uw afwezigheid een ruit
een stukje open wilt laten of als er een
huisdier in de auto achterblijft.
 Zet het contact af.
 Druk binnen tien seconden op de
knop A totdat het lampje continu
blijft branden.
 Verlaat de auto.

Schakel het alarmsysteem in door de auto
te vergrendelen of de supervergrendeling
in te schakelen met behulp van de af-
standsbediening (het lampje van de knop
A zal één keer per seconde knipperen).
Storing
Als, bij het aanzetten van het contact,
het lampje van de knop A gedurende
tien seconden gaat branden, duidt dit
op een storing in de verbinding met de
sirene.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt
om het systeem te controleren.
Automatisch inschakelen*
Het alarmsysteem wordt twee
minuten nadat het laatste portier of de
achterklep is gesloten, automatisch
ingeschakeld.
Om het laten afgaan van het alarm
bij het openen van een portier of
de achterklep te voorkomen, moet
nogmaals op de ontgrendelkno van de
afstandsbediening worden gedrukt.
Als het alarm wordt geacti-
veerd op het moment dat een
portier, de achterklep of de
motorkap niet goed is geslo-
ten, wordt u hierop geattendeerd door
een kort signaal van de sirene. Als de
auto binnen 45 seconden goed wordt
afgesloten, wordt het alarm alsnog
ingeschakeld. Het alarm wordt in alle
gevallen na 45 seconden ingescha-
keld.
Het alarmsysteem bestaat uit twee
soorten beveiliging:
- de omtrekbeveiliging treedt in werking
als een portier, de bagageruimte of
de motorkap wordt geopend.
-
de interieurbeveiliging treedt in wer-
king als er beweging in het interieur
wordt waargenomen (breken van een
ruit, iets of iemand in het interieur).

Page 73 of 195

4TOEGANG TOT DE AUTO
71
ELEKTRISCH
BEDIENBARE RUITENAutomatische bediening:
Duw of trek de schakelaar voorbij
het zware punt om de ruit te openen
of sluiten. Als u de schakelaar heeft
losgelaten, opent of sluit de ruit volledig.
Druk opnieuw op de schakelaar om
het openen of sluiten te stoppen.
Ongeveer 1 minuut nadat de sleutel
uit het contact is genomen, kunnen de
ruiten niet meer worden bediend.
Zet het contact aan om de ruiten weer
te kunnen bedienen.Neem bij het verlaten van
de auto, zelfs voor een korte
periode, altijd de sleutel uit het
contact.
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op
de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze
ervan verzekerd zijn dat niets het
correcte sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de
elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.RESETTEN VAN DE
RUITBEDIENING
Nadat de accukabels los zijn geweest,
moet de ruitbediening opnieuw gereset
worden. Tijdens deze handelingen
is de beveiliging tegen beknellen
uitgeschakeld.
- open de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens als de schakelaar omhoog
wordt getrokken, sluit de ruit enkele
centimeters. Laat de schakelaar los
en trek hem opnieuw omhoog totdat
de ruit volledig is gesloten.
- houd de schakelaar na het sluiten nog minimaal 1 seconde vast.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel
stuit, stopt de ruit en gaat deze direct
gedeeltelijk weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan
op de schakelaar om de ruit helemaal
te openen en trek vervolgens de
schakelaar omhoog tot de ruit volledig
is gesloten. Houd de schakelaar na
het sluiten nog ongeveer 1 seconde
vast.
Tijdens deze handelingen is de bevei-
liging tegen beknellen uitgeschakeld.
Blokkering van de
ruitbediening achter
Druk, voor de veiligheid van uw
kinderen, op de schakelaar 5 om de
ruitbediening achter, ongeacht de
stand van de ruiten, te blokkeren.
Als de schakelaar is ingedrukt, is de
ruitbediening geblokkeerd. Als de
schakelaar niet is ingedrukt, is de
ruitbediening niet geblokkeerd.
Handbediening:
Duw of trek de schakelaar tot het zware
punt om de ruit te openen of sluiten.
De ruit stopt zodra de schakelaar
wordt losgelaten.
1 - Schakelaar ruitbediening
bestuurderszijde.
2 - Schakelaar ruitbediening passagierszijde.
3 - Schakelaar ruitbediening rechts achter.
4 - Schakelaar ruitbediening links achter.
5 - Blokkeerschakelaar elektrisch bedienbare ruiten achter
(kinderslot).

Page 74 of 195

4TOEGANG TOT DE AUTO
72
KOFFERDEKSEL (SEDAN) ACHTERKLEP EN ACHTERRUIT (407 SW)Achterruit op een kier zetten
Openen van de achterklep en de
achterruit
De achterklep en de achterruit
kunnen niet gelijktijdig worden
geopend.
Achterklep openen: controleer of de
achterruit is gesloten, trek aan de
handgreep A en trek de achterklep
open.
Achterruit openen: controleer of de
achterklep is gesloten, trek aan de
handgreep C en trek de achterruit
open.
Zodra de achterklep of achterruit wordt
geopend, gaat de bagageruimtever-
lichting branden.
Als de permanente vergren-
deling van het kofferdeksel
is geactiveerd, kan het kof-
ferdeksel uitsluitend worden
geopend met de knop van de
afstandsbediening.
Opmerkingen:
de achterklep
en de achterruit worden
automatisch vergrendeld zodra
sneller wordt gereden dan
10 km/h en worden weer ontgrendeld
zodra een portier wordt geopend.
Als de ruitenwisser achter is
ingeschakeld, kan de achterruit pas
worden geopend zodra de ruitenwisser
is uitgeschakeld en zich weer in de
ruststand bevindt.
Sluit de achterruit met behulp van de
ruitenwisserarm of door op het midden
van de ruit te drukken.
Druk, om het kofferdeksel te openen,
op de knop en trek het kofferdeksel
omhoog.
De achterklep en de achteruit worden
gelijktijdig met de portieren ontgrendeld
en vergrendeld.Controleer of de achterklep is gesloten
en druk op de ontgrendelknop
B van de
afstandsbediening om de achterruit
op een kier te zetten.

Page 75 of 195

4TOEGANG TOT DE AUTO
72
KOFFERDEKSEL (SEDAN) ACHTERKLEP EN ACHTERRUIT (407 SW)Achterruit op een kier zetten
Openen van de achterklep en de
achterruit
De achterklep en de achterruit
kunnen niet gelijktijdig worden
geopend.
Achterklep openen: controleer of de
achterruit is gesloten, trek aan de
handgreep A en trek de achterklep
open.
Achterruit openen: controleer of de
achterklep is gesloten, trek aan de
handgreep C en trek de achterruit
open.
Zodra de achterklep of achterruit wordt
geopend, gaat de bagageruimtever-
lichting branden.
Als de permanente vergren-
deling van het kofferdeksel
is geactiveerd, kan het kof-
ferdeksel uitsluitend worden
geopend met de knop van de
afstandsbediening.
Opmerkingen:
de achterklep
en de achterruit worden
automatisch vergrendeld zodra
sneller wordt gereden dan
10 km/h en worden weer ontgrendeld
zodra een portier wordt geopend.
Als de ruitenwisser achter is
ingeschakeld, kan de achterruit pas
worden geopend zodra de ruitenwisser
is uitgeschakeld en zich weer in de
ruststand bevindt.
Sluit de achterruit met behulp van de
ruitenwisserarm of door op het midden
van de ruit te drukken.
Druk, om het kofferdeksel te openen,
op de knop en trek het kofferdeksel
omhoog.
De achterklep en de achteruit worden
gelijktijdig met de portieren ontgrendeld
en vergrendeld.Controleer of de achterklep is gesloten
en druk op de ontgrendelknop
B van de
afstandsbediening om de achterruit
op een kier te zetten.

Page 76 of 195

4TOEGANG TOT DE AUTO
73
Waarschuwing “achterruit
geopend”
Als bij draaiende motor de achterruit
niet goed is gesloten, wordt u hierop
geattendeerd door een melding op het
multifunctionele display.
Als tijdens het rijden (snelheid
> 10 km/h) de achterruit niet goed is
gesloten, wordt u hierop geattendeerd
door een geluidssignaal, een melding
op het multifunctionele display en het
pictogram service.Noodbediening
Hiermee kan bij een eventuele storing
in de centrale vergrendeling, de
achterklep ontgrendeld worden.
- Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te
komen,
- Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot om de
achterklep te ontgrendelen.

Page 77 of 195

4TOEGANG TOT DE AUTO
74
Opmerkingen:
U moet nadat de accukabels zijn
losgenomen, de beveiliging tegen
beknellen resetten:
- draai de knop in de stand voor maximaal kantelen (3
e stand naar
rechts).
- wacht totdat het dak volledig is gekanteld.
- druk minstens één seconde op de schakelaar.
Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet wil
sluiten, moet u zodra het dak gestopt
is:
- de schakelaar in de positie “O” zetten en meteen op de schakelaar
drukken.
- houd de schakelaar ingedrukt totdat het dak volleditg is gesloten.
SCHUIF-/KANTELDAK (SEDAN)Neem bij het verlaten van
de auto, zelfs voor een korte
periode, altijd de sleutel uit het
contact.
Wanneer tijdens het bedienen van het
dak iets tussen de dak en de sponning
bekneld raakt, moet het dak weer
worden geopend. Druk daarvoor op
de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder het dak
bedient, moet deze ervan verzekerd
zijn dat niets het correcte sluiten van
het dak verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de
dakbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van het dak niet kunnen
bezeren.
- Kantelen: draai de knop naar rechts
(drie standen mogelijk).
- Openen: draai de knop naar links (zes standen mogelijk).
- Sluiten: zet de knop in de stand “O”.
- Beveiliging tegen beknellen: als het
dak bij het sluiten tegen een obstakel
stuit, stopt het dak automatisch en
gaat gedeeltelijk weer open.
Het zonnescherm wordt handmatig
bediend.

Page 78 of 195

4TOEGANG TOT DE AUTO
75
Beveiliging tegen beknellen
Als het zonnescherm bij het sluiten
tegen een obstakel stuit, stopt het
automatisch en gaat het gedeeltelijk
weer open.
Maximaal 5 seconden nadat het
zonnescherm is gestopt, moet de
beveiliging tegen beknellen opnieuw
ingesteld worden:
- druk op de zijde A van de knop totdat
het zonnescherm helemaal gesloten
is (het schuift stapsgewijs steeds
enkele centimeters dicht).PANORAMADAK (407 SW)Als er iets bekneld raakt
tijdens het bedienen van
het zonnescherm, moet
u de beweging van het
scherm keren. Druk hiervoor op de
desbetreffende knop.
Tijdens het bedienen van het
zonnescherm moet de bestuurder
er van verzekerd zijn dat niemand
het correcte sluiten van het scherm
verhindert.
Bovendien moet hij er zeker van zijn
dat de passagiers het zonnescherm
correct gebruiken.
Let goed op de kinderen tijdens het
openen en sluiten van het scherm.
Opmerkingen:
Na het opnieuw aansluiten van de
accukabels of bij een storing in het
zonnescherm tijdens het open- of
dichtgaan of zodra het gesloten is,
moet u de beveiliging tegen beknellen
opnieuw instellen:
- zet de draaiknop in de volledig
geopende stand (stand “0”),
- wacht tot het scherm volledig is geopend.
- druk gedurende ten minste 3 seconden op de zijde A van de
knop.
Als het panoramadak niet wil sluiten,
moet u, zodra het panoramadak
gestopt is:
- de draaiknop in de volledig gesloten stand zetten (9 standen naar links)
en zo snel mogelijk op de zijde A van
de knop drukken.
- de knop ingedrukt houden totdat het zonnescherm geheel gesloten is.
Tijdens deze handelingen is
de beveiliging tegen beknellen
uitgeschakeld.
U heeft de beschikking over een
panoramadak met getint glas,
waardoor de lichtinval en het zicht
in het interieur worden vergroot. Het
elektrisch bedienbaar zonnescherm
zorgt voor een beter thermisch comfort
in het interieur.
Het zonnescherm
is elektrisch
bedienbaar met een draaiknop en kan
in 9 standen worden geopend.
Sluiten: draai de knop naar links
(9 standen mogelijk).
Openen: draai de knop in de stand
“0” .

Page 79 of 195

4TOEGANG TOT DE AUTO
76
BRANDSTOF TANKENHet tanken dient te geschieden
met afgezet contact terwijl de
auto ontgrendeld is.
Als dit pictogram gaat
branden, kunt u, afhankelijk
van de rijomstandigheden
en de motoruitvoering, nog
minder dan 50 km met de resterende
hoeveelheid brandstof rijden.
Opmerking: Als de auto is gestrand met
een lege brandstoftank moet minimaal
6 liter brandstof worden getankt. Storing
Als de brandstofmeter niet werkt, gaat
de wijzer van de brandstofmeter weer
terug naar 0.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Waarschuwing brandstofniveau

Open de brandstofvulklep.
 Draai de dop linksom.
 Trek de tankdop uit de vulopening
en bevestig deze aan de haak aan
de binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van
de vulklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit
wel gebeurt, kunnen er storingen
optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 67 liter.
 Draai na het tanken de vuldop vast
en sluit de vulklep.

Page 80 of 195

5ZICHT
77
VERLICHTING
Verlichting vóór en achter (ring A)
 Draai de ring A in de gewenste
stand. Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet en het
bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.

Schakel de verlichting uit. Richtingaanwijzers
Lichten uit
Parkeerlichten Dim-/grootlicht
Overschakelen van dim- naar
grootlicht
 Trek de hendel volledig naar u toe. Mistlampen vóór/mistachterlicht
(ring B)

Draai de ring B naar voren om de
mistlampen in te schakelen en naar
achteren om ze uit te schakelen. Het
branden van de mistlampen wordt
aangegeven door het pictogram in
het instrumentenpaneel.
Mistlampen vóór (één stand
naar voren draaien). Links:
omlaag duwen.
Het pictogram op het
i n s t r u m e n t e n p a n e e l
gaat knipperen.
Rechts: omhoog du-
wen. Het pictogram op
het instrumentenpa-
neel gaat knipperen.
Opmerking: Wanneer bij een
snelheid van meer dan 60
km/h de richtingaanwijzers
nog niet zijn uitgeschakeld
of als de richtingaanwijzers meer
dan 20 seconden zijn ingeschakeld,
wordt automatisch het knippergeluid
versterkt.
Deze branden in combinatie met
parkeerlicht, dimlicht of grootlicht.
Mistachterlicht (twee standen
naar voren draaien).
Dit brandt alleen als de mistlampen
vóór al zijn ingeschakeld.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 200 next >