Peugeot 407 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 81 of 195

5ZICHT
78
Automatisch inschakelen van de
verlichting
Het dimlicht wordt automatisch
ingeschakeld als de lichtsterkte van
de omgeving onvoldoende is en als de
ruitenwissers onafgebroken wissen.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is of het wissen is gestopt.
Let op: bij mist of sneeuw kan de
lichtsensor voldoende licht waarnemen
en zullen de lichten niet automatisch
worden ingeschakeld.Inschakelen Handmatig inschakelen van de
follow-me-home verlichting
De parkeer- en dimlichten kunnen
gedurende enkele seconden blijven
branden als u de auto verlaat.
Bij het inschakelen van de
functie verschijnt het picto-
gram in het display op het in-
strumentenpaneel met 5 klok-
ken.
Ga naar het menu
“Persoonlijke instellingen-
configuratie” van het
multifunctionele display
om de functie in of uit te
schakelen.
Het inschakelen van de functie
“Automatisch inschakelen van
de verlichting” via het menu,
mag om veiligheidsredenen
alleen bij stilstaande auto
plaatsvinden. Ga om de functie “Auto-
matisch inschakelen van
de follow-me-home verlich-
ting” in of uit te schakelen
naar het menu
“Persoon-
lijke instellingen-confi-
guratie” van het multifunc-
tionele display.
De duur van de tijdschake-
ling kan worden ingesteld
vanuit het menu “Persoon-
lijke instellingen-configu-
ratie” van het multifunctio-
nele display.
Automatisch inschakelen van de
follow-me-home verlichting
Als u de auto verlaat als de functie
automatisch inschakelen van de
verlichting
is ingeschakeld, blijven de
parkeer- en dimlichten na het afzetten
van het contact nog gedurende de
ingestelde tijd branden.
Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de
functie verschijnt het picto-
gram in het display op het in-
strumentenpaneel met 5 klok-
ken.
Dek de zonne-/lichtsensor,
die zich in het midden van de
voorruit bevindt, niet af. Deze
sensor wordt gebruikt voor
de regeling van de airconditioning en
het automatisch inschakelen van de
verlichting.
Bij een storing in de zonne-/licht-
sensor
worden de parkeer- en dim-
lichten ingeschakeld en gaat het ver-
klikkerlampje branden in combinatie
met een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt. Inschakelen:

zet de motor af,
 geef een “lichtsignaal”,
 verlaat en vergrendel de auto.

Page 82 of 195

5ZICHT
78
Automatisch inschakelen van de
verlichting
Het dimlicht wordt automatisch
ingeschakeld als de lichtsterkte van
de omgeving onvoldoende is en als de
ruitenwissers onafgebroken wissen.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is of het wissen is gestopt.
Let op: bij mist of sneeuw kan de
lichtsensor voldoende licht waarnemen
en zullen de lichten niet automatisch
worden ingeschakeld.Inschakelen Handmatig inschakelen van de
follow-me-home verlichting
De parkeer- en dimlichten kunnen
gedurende enkele seconden blijven
branden als u de auto verlaat.
Bij het inschakelen van de
functie verschijnt het picto-
gram in het display op het in-
strumentenpaneel met 5 klok-
ken.
Ga naar het menu
“Persoonlijke instellingen-
configuratie” van het
multifunctionele display
om de functie in of uit te
schakelen.
Het inschakelen van de functie
“Automatisch inschakelen van
de verlichting” via het menu,
mag om veiligheidsredenen
alleen bij stilstaande auto
plaatsvinden. Ga om de functie “Auto-
matisch inschakelen van
de follow-me-home verlich-
ting” in of uit te schakelen
naar het menu
“Persoon-
lijke instellingen-confi-
guratie” van het multifunc-
tionele display.
De duur van de tijdschake-
ling kan worden ingesteld
vanuit het menu “Persoon-
lijke instellingen-configu-
ratie” van het multifunctio-
nele display.
Automatisch inschakelen van de
follow-me-home verlichting
Als u de auto verlaat als de functie
automatisch inschakelen van de
verlichting
is ingeschakeld, blijven de
parkeer- en dimlichten na het afzetten
van het contact nog gedurende de
ingestelde tijd branden.
Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de
functie verschijnt het picto-
gram in het display op het in-
strumentenpaneel met 5 klok-
ken.
Dek de zonne-/lichtsensor,
die zich in het midden van de
voorruit bevindt, niet af. Deze
sensor wordt gebruikt voor
de regeling van de airconditioning en
het automatisch inschakelen van de
verlichting.
Bij een storing in de zonne-/licht-
sensor
worden de parkeer- en dim-
lichten ingeschakeld en gaat het ver-
klikkerlampje branden in combinatie
met een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt. Inschakelen:

zet de motor af,
 geef een “lichtsignaal”,
 verlaat en vergrendel de auto.

Page 83 of 195

5ZICHT
79
KOPLAMPEN
HANDMATIG VERSTELLENAUTOMATISCHE
KOPLAMPVERSTELLING
Als er een storing optreedt
,
verschijnt een pictogram op
het display van het instrumen-
tenpaneel in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display. Het
systeem zet de koplampen in de lage
stand.
Raak de xenonlampen niet aan. Raad-
pleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Verlichting overdag*
Bij uitvoeringen met verlichting overdag
wordt het dimlicht ingeschakeld als de
auto wordt gestart.
Dit pictogram wordt weerge-
geven op het display van het
instrumentenpaneel.
De verlichting van de cock-
pit (instrumentenpaneel,
multifunctioneel display, be-
dieningspaneel airconditio-
ning,...) gaat niet branden, behalve
wanneer de automatische stand van
de verlichting wordt ingeschakeld of
wanneer de verlichting handmatig
wordt ingeschakeld.
* Volgens land van bestemming. Afhankelijk van de belading van de auto
wordt bij auto’s met halogeenlampen
aanbevolen de koplampen te
verstellen.
0.
1 of 2 personen voorin.
-. 3 personen.
1. 5 personen.
2. 5 personen + maximaal
toegestane belading.
3. Bestuurder + maximaal
toegestane belading.
Stand 0: basisinstelling. Bij auto’s met xenonlampen stelt het
systeem
bij stilstaande auto automa-
tisch de hoogte van de lichtbundel af,
ongeacht de belading van de auto. De
bestuurder is dus verzekerd van een
optimale verlichting en kan andere
weggebruikers niet verblinden.

Page 84 of 195

5ZICHT
80
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Ruitenwissers vóór met
intervalstandRuitenwissers vóór met
automatische stand Automatische ruitenwissers
Er verschijnt een pictogram
op het display van het
instrumentenpaneel, in
Inschakelen
Zet de schakelaar eerst in de stand
0
en vervolgens weer in de stand
AUTO .
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
In de stand AUTO werken de
ruitenwissers automatisch en wordt
de snelheid van de wissers aan de
hoeveelheid neerslag aangepast.
Nadat het contact langer dan
1 minuut is afgezet, dienen
de ruitenwissers weer te
worden geactiveerd met de
schakelaar. Uitschakelen
De stand AUTO wordt onderbroken
als de ruitenwissers handmatig
worden bediend met de schakelaar,
waarbij het pictogram op het display
van het instrumentenpaneel met 5
klokken verschijnt in combinatie met
een melding op het multifunctionele
display.
In het geval van een storing
werken
de ruitenwissers in de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt
om het systeem te laten controleren.
2
Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
 Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid. 2
Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
AUTO Automatisch wissen.
0 Uit.
 Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de stand AUTO werken de
ruitenwissers automatisch.

Page 85 of 195

5ZICHT
81
SCHAKELAAR RUITENWISSER
ACHTER (407 SW)Ruitensproeier achter
Dek de regensensor,
op de voorruit achter de
binnenspiegel, niet af.
Zet het contact uit als de auto
gewassen wordt in een wasstraat of
controleer of de schakelaar niet in de
stand voor automatisch wissen staat.
Wacht ‘s winters met het inschakelen
van het automatisch wissen tot de
voorruit ontdooid is.
Automatische ruitenwisser achter
Als de ruitenwissers vóór zijn
ingeschakeld op het moment dat u de
achteruitversnelling inschakelt, wordt
de ruitenwisser achter geactiveerd in
de intervalstand.Opmerking: schakel bij
montage van een fietsendrager
deze functie uit via het menu
“persoonlijke instellingen-
configuratie” van het multifunctionele
display of gebruik een speciale,
door PEUGEOT gehomologeerde
fietsendrager. Opmerking:
de ruitenwisser
en ruitenspoeier achter worden
automatisch uitgeschakeld als
de achterruit wordt geopend.
Draai de ring in de eerste stand voor
de intervalschakeling.
Nadat het contact is afgezet dient de
schakelaar opnieuw geactiveerd te
worden.
Zet de schakelaar hiervoor in
een willekeurige stand en vervolgens
weer in de gewenste stand. Draai de ring voorbij de eerste stand,
zodat de ruitensproeier in werking
treedt en vervolgens de ruitenwisser
enige tijd wordt ingeschakeld.

Page 86 of 195

5ZICHT
82
Ruitensproeiers en
koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden
in werking, waarna enige tijd de
ruitenwissers worden ingeschakeld
om de ruit schoon te wissen.
Als de dim-/grootlichten branden,
worden tegelijk ook de koplampsproei-
ers geactiveerd.
Als het niveau van het
reservoir te laag is, verschijnt
het pictogram in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele
display.
Vul bij de eerstvolgende stop het
ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of
laat het bijvullen.
Het pictogram verschijnt telkens als
de schakelaar wordt bediend, zolang
het reservoir niet gevuld is.PLAFONNIER VOORDe plafonnier kan worden uitgescha-
keld door, bij een geopend portier, op
de schakelaar 1 te drukken. De kaart-
leeslampjes kunnen dan gewoon wor-
den bediend.
 Druk, bij een geopend portier, op
de schakelaar om de verlichting
opnieuw in te schakelen.
Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof 1 - Plafonnier
2 - Kaartleeslampjes
Zet het contact aan of start de auto en
bedien de desbetreffende schakelaar.
De plafonnier vóór gaat branden als de
sleutel uit het contact wordt gehaald,
bij het ontgrendelen van de auto of
zodra er een portier wordt geopend.
De plafonnier gaat langzaam uit als
het contact wordt aangezet of bij het
vergrendelen van de auto.
 Door op de knop 1 te drukken gaat
de plafonnier vóór branden.

Page 87 of 195

5ZICHT
80
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Ruitenwissers vóór met
intervalstandRuitenwissers vóór met
automatische stand Automatische ruitenwissers
Er verschijnt een pictogram
op het display van het
instrumentenpaneel, in
Inschakelen
Zet de schakelaar eerst in de stand
0
en vervolgens weer in de stand
AUTO .
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
In de stand AUTO werken de
ruitenwissers automatisch en wordt
de snelheid van de wissers aan de
hoeveelheid neerslag aangepast.
Nadat het contact langer dan
1 minuut is afgezet, dienen
de ruitenwissers weer te
worden geactiveerd met de
schakelaar. Uitschakelen
De stand AUTO wordt onderbroken
als de ruitenwissers handmatig
worden bediend met de schakelaar,
waarbij het pictogram op het display
van het instrumentenpaneel met 5
klokken verschijnt in combinatie met
een melding op het multifunctionele
display.
In het geval van een storing
werken
de ruitenwissers in de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt
om het systeem te laten controleren.
2
Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
 Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid. 2
Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
AUTO Automatisch wissen.
0 Uit.
 Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de stand AUTO werken de
ruitenwissers automatisch.

Page 88 of 195

5ZICHT
81
SCHAKELAAR RUITENWISSER
ACHTER (407 SW)Ruitensproeier achter
Dek de regensensor,
op de voorruit achter de
binnenspiegel, niet af.
Zet het contact uit als de auto
gewassen wordt in een wasstraat of
controleer of de schakelaar niet in de
stand voor automatisch wissen staat.
Wacht ‘s winters met het inschakelen
van het automatisch wissen tot de
voorruit ontdooid is.
Automatische ruitenwisser achter
Als de ruitenwissers vóór zijn
ingeschakeld op het moment dat u de
achteruitversnelling inschakelt, wordt
de ruitenwisser achter geactiveerd in
de intervalstand.Opmerking: schakel bij
montage van een fietsendrager
deze functie uit via het menu
“persoonlijke instellingen-
configuratie” van het multifunctionele
display of gebruik een speciale,
door PEUGEOT gehomologeerde
fietsendrager. Opmerking:
de ruitenwisser
en ruitenspoeier achter worden
automatisch uitgeschakeld als
de achterruit wordt geopend.
Draai de ring in de eerste stand voor
de intervalschakeling.
Nadat het contact is afgezet dient de
schakelaar opnieuw geactiveerd te
worden.
Zet de schakelaar hiervoor in
een willekeurige stand en vervolgens
weer in de gewenste stand. Draai de ring voorbij de eerste stand,
zodat de ruitensproeier in werking
treedt en vervolgens de ruitenwisser
enige tijd wordt ingeschakeld.

Page 89 of 195

5ZICHT
81
SCHAKELAAR RUITENWISSER
ACHTER (407 SW)Ruitensproeier achter
Dek de regensensor,
op de voorruit achter de
binnenspiegel, niet af.
Zet het contact uit als de auto
gewassen wordt in een wasstraat of
controleer of de schakelaar niet in de
stand voor automatisch wissen staat.
Wacht ‘s winters met het inschakelen
van het automatisch wissen tot de
voorruit ontdooid is.
Automatische ruitenwisser achter
Als de ruitenwissers vóór zijn
ingeschakeld op het moment dat u de
achteruitversnelling inschakelt, wordt
de ruitenwisser achter geactiveerd in
de intervalstand.Opmerking: schakel bij
montage van een fietsendrager
deze functie uit via het menu
“persoonlijke instellingen-
configuratie” van het multifunctionele
display of gebruik een speciale,
door PEUGEOT gehomologeerde
fietsendrager. Opmerking:
de ruitenwisser
en ruitenspoeier achter worden
automatisch uitgeschakeld als
de achterruit wordt geopend.
Draai de ring in de eerste stand voor
de intervalschakeling.
Nadat het contact is afgezet dient de
schakelaar opnieuw geactiveerd te
worden.
Zet de schakelaar hiervoor in
een willekeurige stand en vervolgens
weer in de gewenste stand. Draai de ring voorbij de eerste stand,
zodat de ruitensproeier in werking
treedt en vervolgens de ruitenwisser
enige tijd wordt ingeschakeld.

Page 90 of 195

5ZICHT
82
Ruitensproeiers en
koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden
in werking, waarna enige tijd de
ruitenwissers worden ingeschakeld
om de ruit schoon te wissen.
Als de dim-/grootlichten branden,
worden tegelijk ook de koplampsproei-
ers geactiveerd.
Als het niveau van het
reservoir te laag is, verschijnt
het pictogram in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele
display.
Vul bij de eerstvolgende stop het
ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of
laat het bijvullen.
Het pictogram verschijnt telkens als
de schakelaar wordt bediend, zolang
het reservoir niet gevuld is.PLAFONNIER VOORDe plafonnier kan worden uitgescha-
keld door, bij een geopend portier, op
de schakelaar 1 te drukken. De kaart-
leeslampjes kunnen dan gewoon wor-
den bediend.
 Druk, bij een geopend portier, op
de schakelaar om de verlichting
opnieuw in te schakelen.
Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof 1 - Plafonnier
2 - Kaartleeslampjes
Zet het contact aan of start de auto en
bedien de desbetreffende schakelaar.
De plafonnier vóór gaat branden als de
sleutel uit het contact wordt gehaald,
bij het ontgrendelen van de auto of
zodra er een portier wordt geopend.
De plafonnier gaat langzaam uit als
het contact wordt aangezet of bij het
vergrendelen van de auto.
 Door op de knop 1 te drukken gaat
de plafonnier vóór branden.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 200 next >