sensor PEUGEOT 5008 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 170 of 340

RIJ
168
De parkeerhulp is een hulp-
middel voor de bestuurder, die
desondanks waakzaam moet
blijven en verantwoordelijk is. De parkeerhulp wordt uitgeschakeld
:


- als de achteruit wordt uitgescha-
keld,

- als bij het vooruitrijden de wagen-
snelheid hoger dan 10 km/h is,

- als de auto langer dan 3 seconden
stilstaat.
Deactiveren
Storing
Het systeem zal automatisch
worden uitgeschakeld bij het
trekken van een aanhangwa-
gen of de montage van een fi etsen-
drager (auto uitgerust met een door
PEUGEOT aanbevolen trekhaak of
fi etsendrager).

Activeren


)
Druk nogmaals op de toets A
. Het
verklikkerlampje gaat uit en het sy-
steem is weer ingeschakeld.


)
Druk op de toets A
. Het verklikker-
lampje gaat branden en het systeem
is volledig uitgeschakeld. Zorg ervoor dat de sensoren
in de winter of bij slecht weer
niet bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Als de sensoren vuil zijn,
wordt dit bij het inschakelen van de
achteruitversnelling aangegeven door
een geluidssignaal (lange piep).
Wanneer de auto langzamer rijdt dan
ongeveer 10 km/h kunnen omge-
vingsgeluiden (motor, vrachtwagen,
pikhamer, ...) er voor zorgen dat de
geluidssignalen van de parkeerhulp
worden weergegeven.


In het geval van een storing zal bij
het inschakelen van de achteruit-
versnelling dit pictogram worden
weergegeven op het instrumenten-
paneel en/of een melding op het
multifunctionele display verschijnen, in combi-
natie met een geluidssignaal (kort piepje).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 172 of 340

RIJ
170
Werking

U hebt een beschikbare parkeerplek
ontdekt:


)
Druk op de schakelaar A
om de
functie in te schakelen.

)
Schakel de richtingaanwijzer aan de
zijde van de parkeerplek in.

)
Rijd tijdens de meting langs de par-
keerplek, met een snelheid van min-
der dan 20 km/h, en bereid u voor
op het inparkeren.
Het systeem meet nu de afmetingen
van de plek.

)
Het systeem geeft de moeilijkheids-
graad voor het inparkeren aan met
een melding op het multifunctionele
display, in combinatie met een ge-
luidssignaal.
De functie kan de volgende meldingen
weergeven:

Inparkeren mogelijk


Inparkeren moeilijk


Inparkeren niet aanbevolen

De functie wordt automatisch uitge-
schakeld:


- bij het inschakelen van de achteruit-
versnelling,

- bij het afzetten van het contact,

- vijf minuten na het selecteren van
de functie of de laatste meting,

- als gedurende langer dan een mi-
nuut met meer dan 70 km/h wordt
gereden.



- De functie blijft na elke me-
ting beschikbaar, zodat bij
meerdere opeenvolgende
parkeerplekken een meting
kan worden uitgevoerd.

- Let er bij slecht weer en in de
winter op dat de sensoren niet
vervuild of bevroren zijn of met
sneeuw bedekt zijn.

- De functie intelligente parkeer-
hulp schakelt de parkeerhulp aan
de voorzijde tijdens de meting uit
zolang de auto vooruitrijdt.
Laat het systeem bij een storing con-
troleren bij het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.

Als de zijdelingse afstand tus-
sen uw auto en de parkeerplek
te groot is, bestaat de kans
dat het systeem geen meting
uitvoert.

Page 193 of 340

PRAKTISCHE INFORMATIE
191

Detectie te lage bandenspanning

Het reservewiel is niet voor-
zien van een bandenspan-
ningssensor. Laat het repareren van
de lekke band uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
Terugplaatsen van het wiel


)
Berg het desbetreffende gereed-
schap op in de kist en sluit het dek-
sel.

)
Zet de kist op de grond en centreer
het reservewiel op de kist.

)
Plaats de haak en het verbindings-
stuk in het wiel en daarna in de kist,
zoals op de afbeelding.

)
Monteer het wiel met de kist onder
de auto door de bout van de lier
linksom te draaien met de wielsleu-
tel 1
en het verlengstuk 7
.

)
Draai de bout tot de aanslag en con-
troleer of het wiel goed vlak tegen
de bodem aan ligt.

Page 203 of 340

PRAKTISCHE INFORMATIE
201

Toegang tot de zekeringen


)
zie de paragraaf "Toegang tot het
gereedschap".


Zekering



Ampère
(A)


Functies




F8


20
Autoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar,
multifunctioneel display, detectie te lage
bandenspanning, sirene alarm, elektronische
eenheid alarm, telematica-eenheid, servicemodule
(met Peugeot Connect 3D Nav.


F9


30
12V-aansluiting vóór, aansteker, 12V-aansluiting
achter.


F10


15

Stuurkolomschakelaars.


F11


15

Contactslot met circuit lage stroomsterkte.


F12


15
Aanwezigheid aanhanger, regen-/lichtsterktesensor,
voeding zekeringen F32, F34, F35.


F13


5

Servicecentrale motor, elektronische eenheid airbags.


F14


15
Instrumentenpaneel, display van het
instrumentenpaneel, voeding zekering F33.


F15


30

Vergrendeling en supervergrendeling.


F17


40

Achterruitverwarming, voeding zekering F30.


SH


-

Shunt tijdens opslag.

Page:   < prev 1-10 11-20