PEUGEOT 5008 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 61 of 340

CO
59

Het airconditioningssysteem
is chloorvrij en is niet schade-
lijk voor de ozonlaag.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie enairconditioning
REGELING VENTILATIEACHTER

Draai, na het indrukken van de toets
"REAR", aan de draaiknop voor de zij-
ventilatieroosters achter om de lucht-
hoeveelheid te verhogen of te verlagen.
Let erop dat de zijventilatieroosters en
de uitstroomopeningen in de vloer niet
afgedekt worden.
De luchttoevoer kan worden gestopt
door de ventilatieroosters te sluiten en
de draaiknop op 0 te zetten. Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditio-
ning de volgende gebruiksadviezen in acht:


)
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft
gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ver-
verst wordt.

)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur
de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ven-
tilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de
bagageruimte vrij blijven.

)
Kies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht;
bij langdurig gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur kunnen de voor-
ruit en de zijruiten beslaan.

)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze
sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning.

)
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.

)
Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en laat de fi lterelemen-
ten periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij het speciale toe-
gevoegde actieve fi lter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de in-
zittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).

)
Als de airconditioning werkt, gebruikt deze een klein deel van het motorver-
mogen. Dit heeft een hoger brandstofverbruik tot gevolg.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.

)
Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in perfecte
staat te houden.

)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 62 of 340

CO
60

2. Luchtopbrengstregeling


)
Draai de knop in één
van
de vijf
standen om de ge-
wenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Voorruit, zijruiten en been-
ruimte voor-achter. Beenruimte inzittenden voor-
achter
(als de ventilatieroosters geslo-
ten zijn, wordt de luchtopbrengst
naar de beenruimte vergroot).
Middelste, zij- en achterste
ventilatieroosters.

)
Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm)
om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.

Voorruit en zijruiten.
1. Temperatuurregeling
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een middenstand te zetten.
















De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
4. Toevoer van buitenlucht /
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht beperkt de
kans op het beslaan van de voorruit en
zijruiten.
De recirculatiestand dient om de lucht-
toevoer af te sluiten bij stank en stof-
overlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer
van buitenlucht weer in om te voorko-
men dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.
)
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in
de stand 0
staat (uitscha-
keling van het systeem),

3. Luchtverdeling


)

Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten re-
circuleren. Het lampje brandt
om aan te geven dat de lucht-
recirculatie is ingeschakeld.

)
Druk nogmaals op de toets om de
toevoer van buitenlucht weer in te
schakelen. Het lampje gaat uit.


HANDBEDIENDE
AIRCONDITIONING
wordt het thermische com-
fort niet meer geregeld. Er
blijft door de rijwind echter
nog wel een kleine lucht-
stroom gehandhaafd.

Page 63 of 340

CO
61
Ontdooien - Ontwasemen
De achterruitverwarming kan
worden ingeschakeld met de
toets op het bedieningspaneel
van de airconditioning.
ACHTERRUITVERWARMING



)
Schakel, zodra de omstan-
digheden het toelaten, de
achterruit- en buitenspiegel-
verwarming uit omdat min-
der stroomverbruik leidt tot
een lager brandstofverbruik.

AAN

De achterruitverwarming werkt uitslui-
tend bij draaiende motor.


)
Druk op deze toets om de achter-
ruit en de buitenspiegels te ontwa-
semen. Het verklikkerlampje van de
toets gaat branden.

UIT

De achterruitverwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld om onnodig brand-
stofverbruik te voorkomen.


)
U kunt de achterruitverwarming ook
eerder uitschakelen door nogmaals
op de toets te drukken. Het verklik-
kerlampje van de toets gaat uit.


5. Airconditioning aan/uit
De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:


- de temperatuur in het interieur 's zo-
mers te verlagen,

- in de winter bij temperaturen boven
3°C beslagen ruiten snel te ontwa-
semen.


Aan


)
Druk op de toets "A/C"
: het lampje
van de toets gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de aan-
jagerknop 2
in de stand "0"
staat .

Om de toevoer van koele lucht te ver-
snellen kunt u gedurende enkele ogen-
blikken de recirculatie van de interieur-
lucht inschakelen. Schakel daarna weer
over op de toevoer van buitenlucht. De symbolen op het bedie-
ningspaneel geven aan in wel-
ke stand de knoppen moeten
staan om de voorruit en zijrui-
ten snel te kunnen ontdooien
en ontwasemen:


)
zet de knop van de luchttoevoerre-
geling 4
in de stand "Toevoer van
buitenlucht" (verklikkerlampje uit),

)
draai de knop van de luchtverdeling
3
in de stand "Voorruit",

)
draai de knop van de luchtopbrengst
2
in de stand 5 (maximaal),

)
draai de knop van de temperatuur-
regeling 1
in het rood (warm).


Uit


)
Druk nogmaals op de toets "A/C"
:
het lampje van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de aircondi-
tioning kan hinder ontstaan (vocht, be-
slaan van ruiten).








Bij auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang de voor-
ruitontwaseming in werking is, de
STOP-functie niet beschikbaar is.

Page 64 of 340

CO
62
Als de temperatuur in de auto
bij het instappen veel lager
of hoger is dan de ingestelde
waarde, heeft het geen zin om de in-
gestelde waarde te wijzigen om snel-
ler de gewenste waarde te bereiken.
Het systeem compenseert automa-
tisch en zo snel mogelijk het tempe-
ratuurverschil.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor. De bestuurder en de voorpas-
sagier kunnen de temperatuur
afzonderlijk naar wens instel-
len.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links of
naar rechts om deze waarde te ver-
lagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de
waarde 21 aanbevolen. Niettemin is af-
hankelijk van uw wensen een afstelling
tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raad-
zaam dat het verschil in instelling links
en rechts niet meer dan 3 bedraagt.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet
toereikend blijken om de rui-
ten condens- en ijsvrij te hou-
den (vocht, veel inzittenden,
vorst...).


)
Kies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst, de
luchttoevoer en de luchtverdeling naar
de luchtroosters voor een optimale ont-
waseming van de voorruit en zijruiten.
Automatische werking



)
Druk op de toets "AUTO"
.
Het lampje van de toets
gaat branden.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
MET GESCHEIDEN REGELING
Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de luchtroosters en de luchtrecir-
culatie automatisch en optimaal aan de
hand van de door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten. De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald comfort-
niveau en niet op de werkelijke tempera-
tuur in graden Celsius of Fahrenheit.


)
Druk nogmaals op de toets "zicht"

of op de toets "AUTO"
om dit pro-
gramma af te sluiten. Het lampje van
de toets "zicht" gaat uit of dat van de
toets "AUTO"
gaat branden.


1. Automatisch programma "comfort"
2-3. Regeling bestuurders- en
passagierszijde Om bij koude motor de toevoer
van koude lucht te beperken,
wordt de aanjagerregeling ge-
leidelijk op het optimale niveau ge-
bracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijrui-
ten en de beenruimte van de passa-
giers verdeeld.

Page 65 of 340

CO
63
Handmatig instellen
Al naar gelang uw wensen kunt u de au-
tomatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige func-
ties worden automatisch geregeld.


)
Druk op de toets "AUTO"
om het
systeem weer volledig automatisch
te laten functioneren.

)
Druk op deze toets om de
airconditioning uit te scha-
kelen.

6. Regeling luchtverdeling


)
Druk op één of meer toet-
sen om de luchtstroom te
verdelen naar:
7. Regeling luchtopbrengst


)
Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts
om deze te verhogen.
5. Airconditioning aan/uit


- de voorruit en de zijruiten (ontwase-
men of ontdooien),

- de voorruit, de zijruiten en de venti-
latieroosters,

- de voorruit, de zijruiten, de ventila-
tieroosters en de beenruimte van de
passagiers,

- de ventilatieroosters en de been-
ruimte van de passagiers,

- de ventilatieroosters,

- de beenruimte van de passagiers,

- de voorruit, de zijruiten en de been-
ruimte van de passagiers.

De lampjes van de luchtopbrengst, tus-
sen de twee propellers, gaan afhanke-
lijk van de ingestelde waarde geleidelijk
branden.
Om het interieur maximaal te
verkoelen of te verwarmen
is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde
28 te overschrijden.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links
totdat "LO"
(low) verschijnt of
naar rechts totdat "HI"
(high) ver-
schijnt. Als de airconditioning wordt uitgescha-
keld, wordt het thermische comfort niet
meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).


)
Druk de toets nogmaals in zodra
dit mogelijk is om de automatische
werking van de airconditioning te
hervatten. Het lampje van de toets
"A/C"
gaat branden








Bij auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang de voor-
ruitontwaseming in werking is, de
STOP-functie niet beschikbaar is.

Page 66 of 340

CO
64
Uitschakelen van het systeem


)
Draai de knop van de luchtopbrengst
naar links tot alle lampjes uitgaan.
Alle functies van de airconditioning wor-
den dan uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine lucht-
stroom gehandhaafd.


)
Draai de knop van de luchtop-
brengst naar rechts of druk op de
toets "AUTO"
om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in
te schakelen.
Vermijd het te lang rijden met
uitgeschakeld systeem.
9. Ventilatie achter (Rear)


)
Druk op deze toets om de
luchttoevoer naar de ach-
terpassagiers te activeren.
De temperatuur is gelijk
aan de ingestelde comfort-
waarde links voor de passa-
giers links achter en aan de
ingestelde comfortwaarde
rechts voor de passagiers
rechts achter. Het lampje
van de toets gaat branden.


8. Luchtrecirculatie


)
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te la-
ten recirculeren. Het lamp-
je van de desbetreffende
toets gaat branden.


- Afsluiten/Toevoer buitenlucht
(automatische stand). Druk op
deze toets, het lampje gaat
branden.

- Geforceerd afsluiten van de
buitenlucht (handmatige stand).
Druk op deze toets om de lucht
in het interieur te laten circuleren,
het lampje gaat branden.

De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.


)
Druk, zodra de omstandigheden het
toelaten, op de toets "auto" om de
toevoer van buitenlucht te hervat-
ten en het beslaan van de ruiten te
voorkomen.

Page 67 of 340

CO
65
VOORSTOELEN
De zitting, de rugleuning en de hoofd-
steun zijn verstelbaar voor een optimale
zitpositie.

Verstelling in lengterichting


)
Til de beugel op en schuif de stoel in
de gewenste stand.

Hoogteverstelling bestuurders- en
passagiersstoel


)
Trek de hendel omhoog of duw deze
omlaag tot de gewenste stand be-
reikt is.

Rugleuningverstelling


)
Duw de handgreep naar achteren.

Page 68 of 340

CO
66
ELEKTRISCH VERSTELBARE
BESTUURDERSSTOEL
De zitting, de rugleuning en de hoofd-
steun zijn verstelbaar voor een optimale
zitpositie.

Verstellen in lengterichting


)
Duw de schakelaar naar voren of
naar achteren om de gewenste
stand te verkrijgen.

Hoogte- en hoekverstelling van de
zitting


)
Duw de achterzijde van de schake-
laar omhoog of omlaag om de ge-
wenste hoogte te verkrijgen.

)
Duw de voorzijde van de schakelaar
omhoog of omlaag om de gewenste
hoek te verkrijgen.
Rugleuningverstelling


)
Duw de schakelaar naar voren of
naar achteren om de gewenste
hoek te verkrijgen.

De elektrische instellingen kun-
nen tot 1 minuut na het openen
van het voorportier worden uit-
gevoerd. Ze worden uitgeschakeld
als het contact gedurende 1 minuut is
afgezet of als de eco-mode actief is.
Zet het contact aan om de elektrische
verstelling weer te activeren.

Page 69 of 340

CO
67










Bediening stoelverwarming
Bij draaiende motor is de stoelverwar-
ming voor beide voorstoelen afzonder-
lijk regelbaar.


)
Met de draaiknop naast de voorstoel
kan de stoelverwarming ingescha-
keld worden en kan een verwar-
mingsstand worden geselecteerd:

0 : Uit.

1 : Laag.

2 : Gemiddeld.

3 : Hoog.

Hoogte- en hoekverstelling
hoofdsteun


)

Trek de hoofdsteun gelijktijdig naar voren
en omhoog om hem hoger te zetten.

)
Druk op de pal A en trek de hoofd-
steun omhoog om hem te verwij-
deren.

)
Steek om de hoofdsteun terug te zet-
ten de pennen van de hoofdsteun recht
in de openingen van de rugleuning tot
de hoofdsteun op zijn plaats blijft.

)
Druk gelijktijdig op de pal A en op de
hoofdsteun om deze lager te zetten.

)
Beweeg om de hoek van de hoofd-
steun te verstellen de onderzijde
van de hoofdsteun naar voren of
naar achteren. Voor de veiligheid is het frame
van de hoofdsteun gekar-
teld om te voorkomen dat de
hoofdsteun zakt in het geval van een
aanrijding.

De juiste stand van de hoofdsteun
is als de bovenzijde van de hoofd-
steun zich ter hoogte van de bo-
venzijde van het hoofd bevindt.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen
zijn verwijderd. De hoofdsteunen
moeten zijn geplaatst en correct zijn
afgesteld.



Lendensteun handmatig verstellen


)
Draai aan de knop om de lendensteun
in de gewenste stand te zetten.


Aanvullende instellingen

Page 70 of 340

CO
68
Passagiersstoel vóór als tafel

Met de stoel in deze stand en de ach-
terbank neergeklapt kunnen lange
voorwerpen in het interieur vervoerd
worden.
De stoel mag met neergeklapte rugleu-
ning een gewicht van maximaal 30 kg
dragen.
Rugleuning neerklappen


)
Zet de armsteun omhoog en klap
het tafeltje uit dat aan de achterzijde
van de rugleuning is bevestigd.

)
Controleer of de beweging van de
stoel niet gehinderd kan worden door
voorwerpen op of onder de stoel.

)
Zet de hoofdsteun in de laagste
stand (als de stoel zo ver mogelijk
naar voren staat) om het neerklap-
pen te vergemakkelijken.

)
Als uw auto is voorzien van het Pack
Video, plaats dan de beschermhoes
op de hoofdsteun.

)
Trek aan de hendel aan de achter-
zijde van de stoel en beweeg de
rugleuning naar voren.

Terugzetten in normale positie


)
Beweeg de rugleuning naar achte-
ren tot deze vergrendelt.



Als de rugleuning van de stoel in
deze stand staat, mag alleen de zit-
plaats op de tweede zitrij achter de
bestuurder worden gebruikt om op te
gaan zitten.

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 340 next >