PEUGEOT 5008 2013 Instructieboekje (in Dutch)
Page 141 of 364
VEI
139
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de bestuur-
der en de passagier vóór bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding, om de kans
op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn, aan de zijde van de
portieren, in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Activering
De zij-airbags worden aan de desbe-
treffende zijde opgeblazen bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B ),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de bin-
nenzijde van de auto.
Windowairbags
De windowairbags beschermen de be-
stuurder en passagiers (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op letsel aan de zijkant van het
hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in
de stijlen en in de hemelbekleding.
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij ( B
), waarbij de krach-
ten loodrecht op de lengterichting van
de auto en vanaf de buitenzijde richting
de binnenzijde van de auto worden uit-
geoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen
tussen de inzittenden vóór en achter en
de ruiten.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het desbetreffen-
de portierpaneel.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display,
raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats
om het systeem te laten controleren. De
kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Storing
Bij een lichte zijdelingse aan-
rijding of bij over de kop slaan,
kan het zijn dat de airbag niet
wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding wordt de air-
bag niet geactiveerd.
Page 142 of 364
140
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinde-
ren, huisdieren, objecten...). Dit kan
de goede werking van de airbag be-
lemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van
uw auto de airbagsystemen contro-
leren.
Werkzaamheden aan airbagsyste-
men mogen uitsluitend door het
PEUGEOT-netwerk of door een ge-
kwalifi ceerde werkplaats worden uit-
gevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst
of de armen als de airbag wordt ge-
activeerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de warme
gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten
niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgebla-
zen, kunnen brandende sigaretten of
een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak
geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
daarvoor goedgekeurde stoelhoe-
zen, die in combinatie met actieve
zijairbags gebruikt kunnen worden.
Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u
zich wenden tot het PEUGEOT-net-
werk.
Raadpleeg de rubriek "Accessoires".
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen (kleding...): dit zou bij
het afgaan van de airbags kunnen
leiden tot verwondingen aan armen
of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het por-
tierpaneel zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbe-
kleding; dit zou bij het afgaan van
de window-airbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van
het dak (indien aanwezig); deze ma-
ken deel uit van de bevestiging van
de window-airbags.
Page 143 of 364
RIJ
141
De elektrische parkeerrem kan op twee
manieren worden bediend:
- Automatisch aantrekken/vrijzetten
De parkeerrem wordt automatisch
aangetrokken bij het afzetten van
de motor en automatisch vrijgezet
bij het wegrijden (standaard geacti-
veerde functies),
- Handmatig aantrekken/vrijzetten
De parkeerrem kan handmatig wor-
den aangetrokken of vrijgezet door
het bedienen van de hendel A
.
Het uitschakelen wordt aan-
bevolen bij zeer lage tempera-
turen (vorst) en bij het trekken
van een aanhanger (slepen,
caravan, enz.). Raadpleeg de para-
graaf "Handmatig vrijzetten".
Programmeren van de werking
Afhankelijk van het land van bestemming kan
de functie voor het automatisch aantrekken van
de parkeerrem bij het afzetten van de motor en
het automatisch vrijzetten van de parkeerrem
bij het wegrijden worden uitgeschakeld.
Als dit verklikkerlampje brandt
op het instrumentenpaneel, is
de automatische functie uitge-
schakeld. Deze functie kan door het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats
worden ingeschakeld en
uitgeschakeld.
Als de functie is uitgeschakeld, dient u de
parkeerrem dus handmatig te bedienen.
Als de parkeerrem nog niet is aangetrok-
ken en het bestuurdersportier wordt ge-
opend, klinkt een geluidssignaal in com-
binatie met een melding op het display.
Plaats geen voorwerpen (pak-
jes sigaretten, telefoons, enz.)
achter de hendel van de elek-
trische parkeerrem.
Page 144 of 364
RIJ
142
Wanneer de auto stilstaat en u bij draai-
ende of afgezette motor de parkeerrem
wilt aantrekken, trekt
u aan de hendel A
.
De aangetrokken toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:
- het branden van het verklik-
kerlampje parkeerrem en
het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent
bij draaiende motor terwijl de parkeerrem
niet is aangetrokken, klinkt er een ge-
luidssignaal en verschijnt er een melding
op het display (behalve bij auto's met au-
tomatische versnellingsbak, als de selec-
tiehendel in de stand P
(Park) staat).
Handmatig vrijzetten
Om bij aangezet contact of draaiende
motor de parkeerrem vrij te zetten, trapt
u het rempedaal
of het gaspedaal in,
trekt
u aan de hendel A
en laat
u deze
vervolgens weer los
.
De vrijgezette toestand van de parkeer-
rem wordt aangegeven door:
- het doven van het verklik-
kerlampje parkeerrem en
het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "Parkeerrem
vrijgezet".
Als u aan de hendel A
trekt zon-
der het rempedaal in te trappen
wordt de parkeerrem niet vrijge-
zet en gaat een lampje branden
op het instrumentenpaneel.
Handmatig aantrekken Extra stevig aantrekken
U kunt, indien nodig, de parkeerrem
extra stevig aantrekken
. Dit gebeurt
door de hendel A langer te bedienen
,
tot de melding "Parkeerrem aangetrok-
ken" op het display verschijnt en er een
geluidsignaal klinkt.
In het geval van een aangekop-
pelde aanhanger, wanneer de
auto beladen is of op een steile
helling staat, dient u de parkeerrem ex-
tra stevig aan te trekken, bij het parkeren
de voorwielen naar de stoeprand te stu-
ren en een versnelling in te schakelen.
Na het extra stevig aantrekken van
de parkeerrem duurt het langer voor-
dat de parkeerrem weer is vrijgezet.
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
van de parkeerrem op het in-
strumentenpaneel constant
brandt.
Het extra stevig aantrekken van de
parkeerrem is noodzakelijk in de vol-
gende omstandigheden:
- wanneer een caravan of aanhanger
aan de auto is gekoppeld en de au-
tomatische bediening is geactiveerd
terwijl u de parkeerrem handmatig
bedient,
- wanneer de hellingcondities ver-
moedelijk zullen variëren terwijl de
auto stilstaat (bijvoorbeeld wanneer
de auto vervoerd wordt op een boot
of trailer, of bij slepen).
Page 145 of 364
RIJ
143
Automatisch aantrekken,
motor afgezet
Wanneer de auto stilstaat en u de mo-
tor afzet, wordt de parkeerrem auto-
matisch aangetrokken
.
De aangetrokken toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:
- het branden van het verklik-
kerlampje parkeerrem en
het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Automatisch vrijzetten
De elektrische parkeerrem wordt auto-
matisch geleidelijk vrijgezet bij het
wegrijden
:
)
Handgeschakelde versnellings-
bak:
houd het koppelingspedaal ge-
heel ingetrapt en schakel de 1
e ver-
snelling of de achteruitversnelling
in. Trap vervolgens het gaspedaal
in terwijl u het koppelingspedaal laat
opkomen.
)
Gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak:
zet de selectiehendel
in de stand A
, M
of R
en geef gas.
)
Automatische versnellingsbak:
zet de selectiehendel in de stand D
,
M
of R
en geef gas,
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
parkeerrem op het instrumen-
tenpaneel constant brandt.
Laat kinderen nooit alleen in de auto
wanneer het contact is aangezet: ze
zouden de parkeerrem kunnen vrij-
zetten.
- het doven van het verklik-
kerlampje parkeerrem en
het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "Parkeerrem
vrijgezet". Het aantrekken of vrijzetten van de
elektrische parkeerrem gaat gepaard
met een geluid.
De vrijgezette toestand van de parkeer-
rem wordt aangegeven door:
Parkeerrem aantrekken, bij draaiende motor
Wanneer de auto stilstaat met draai-
ende motor, dient u de auto beslist te-
gen wegrollen te beveiligen door de
parkeerrem handmatig
aan te trekken.
Trek
daarvoor aan de hendel A
.
De aangetrokken toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:
- het branden van het verklik-
kerlampje parkeerrem en
het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent
om uit te stappen terwijl de parkeerrem
niet is aangetrokken, klinkt er een ge-
luidssignaal en verschijnt er een melding
op het display (behalve bij auto's met au-
tomatische transmissie, als de selectie-
hendel in de stand P
(Park) staat).
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
van de parkeerrem op het in-
strumentenpaneel constant
brandt.
Geef, wanneer de auto stil-
staat met draaiende motor,
niet onnodig gas, omdat u dan
het risico loopt dat de parkeer-
rem wordt vrijgezet.
In het geval van een aangekoppelde
aanhanger, wanneer de auto bela-
den is of op een steile helling staat,
dient u bij het parkeren de voorwie-
len naar de stoeprand te sturen en
een versnelling in te schakelen.
Sticker op portierpaneel
Page 146 of 364
RIJ
144
Bijzondereomstandigheden
In bepaalde situaties (starten
van de motor...) bepaalt de parkeer-
rem zelf zijn aantrekkracht. Dit is nor-
maal.
Wilt u de auto enkele centimeters
verplaatsen zonder de motor te star-
ten, trap dan met aangezet contact
het rempedaal in en zet de parkeer-
rem vrij door eerst aan de hendel A
te trekken
en deze vervolgens los te
laten
. De vrijgezette toestand van de
parkeerrem wordt aangegeven door
het doven van het controlelampje op
de hendel A
in combinatie met de
melding "Parkeerrem vrijgezet".
Wanneer de parkeerrem is aange-
trokken
en u deze vanwege een de-
fect of accupech niet kunt vrijzetten,
kunt u gebruik maken van de functie
voor de noodontgrendeling van de
parkeerrem.
NOODREMFUNCTIE
Wanneer het rempedaal niet werkt of
bij uitzonderlijke situaties (onwel wor-
den van de bestuurder, ...), kan de auto
worden gestopt door aan de hendel A
te trekken en deze vast te houden.
De dynamische stabiliteitscontrole
(CDS) zorgt ervoor dat de auto stabiel
blijft wanneer de noodremfunctie actief
is.
In geval van een storing aan het sy-
steem van de noodremfunctie verschijnt
een van de volgende meldingen:
- "Parkeerrem defect".
- "Bediening parkeerrem defect".
Bij een defect aan de CDS,
aangegeven door het branden
van dit verklikkerlampje, kan
de stabiliteit bij het remmen
niet worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft
door afwisselend aan de hendel A
te
trekken en deze weer los te laten.
De noodremfunctie mag uit-
sluitend in uitzonderlijke ge-
vallen worden gebruikt.