PEUGEOT 5008 2013 Instructieboekje (in Dutch)

Page 21 of 364

IN
E
19
STOELEN INDELEN (7 ZITPLAATSEN)
70,
110
)
Trek aan de riem E
en beweeg de
stoel omhoog tot deze blokkeert.

)
Klap de harmonicapanelen naar vo-
ren.

)
Schuif de hoofdsteunen omlaag en
zet het harmonicapaneel rechtop
achter de stoel.

)
Duw de rugleuning licht naar voren
terwijl u aan de riem F
trekt.

)
Neem de bagageafdekking uit het
opbergvak en plaats deze achter de
stoelen op de tweede zitrij.


)
Zet de rugleuningpanelen van de
stoelen op de tweede zitrij rechtop
en blokkeer ze. Klap de harmonica-
panelen naar achteren.

)
Verwijder de bagageafdekking en
plaats deze in het daarvoor bestem-
de opbergvak.
Van 5 naar 7 zitplaatsen
70,
110

Page 22 of 364

IN
E
20
RIJDEN

Stop & Start


Overgang naar de STOP-stand van
de motor
Het verklikkerlampje "ECO"

gaat branden op het instrumen-
tenpaneel en de motor wordt
uitgeschakeld wanneer u bij
een auto met een 2Tronic-versnel-
lingsbak
het rempedaal intrapt of de
selectiehendel in de stand N
zet terwijl
de wagensnelheid lager is dan 6 km/h.
In bepaalde bijzondere gevallen kan de
STOP-stand niet beschikbaar zijn: het
verklikkerlampje "ECO"
knippert dan
enkele seconden en gaat vervolgens
uit.
Overgang naar de START-stand van
de motor
Het verklikkerlampje "ECO"

gaat uit en de motor wordt weer
gestart als bij een auto met een
2Tronic-versnellingsbak
:


- terwijl de selectiehendel in de stand
A
of M
staat, het rempedaal wordt
losgelaten,

- of terwijl de selectiehendel in de
stand N
staat en het rempedaal is
losgelaten, de selectiehendel in de
stand A
of M
wordt gezet,

- of de achteruitversnelling wordt in-
geschakeld.
In bepaalde bijzondere gevallen wordt
de START-stand automatisch geac-
tiveerd: het verklikkerlampje "ECO"

knippert dan enkele seconden en gaat
vervolgens uit.
Uitschakelen / Inschakelen
U kunt op elk gewenst moment het sy-
steem uitschakelen door op de toets
"ECO OFF"
te drukken; het verklikker-
lampje van de toets gaat branden.
Zet altijd het contact met de
sleutel af alvorens te tanken
of handelingen onder de mo-
torkap uit te voeren.
Het systeem wordt automa-
tisch weer ingeschakeld als
de motor met de sleutel wordt
gestart.
165

Page 23 of 364

IN
E
21
RIJDEN
Elektrische
parkeerrem

Handmatig aantrekken / vrijzetten
De parkeerrem kan handmatig worden
aangetrokken
door aan de schakelaar
A
te trekken
.
Bij aangezet contact kan de parkeer-
rem handmatig worden vrijgezet
door
eerst aan de schakelaar A
te trekken

en deze vervolgens los te laten
terwijl
u het rempedaal ingetrapt houdt
.
Automatisch aantrekken / vrijzetten
Trap het gaspedaal en het koppelingspe-
daal in en laat het koppelingspedaal opko-
men (handgeschakelde versnellingsbak),
de parkeerrem wordt bij het wegrijden au-
tomatisch en geleidelijk vrijgezet.
Als de auto stilstaat en de motor wordt
afgezet
, wordt de parkeerrem automa-
tisch aangetrokken
.
Controleer alvorens de
auto te verlaten of het
waarschuwingslampje
van het remsysteem
( ! rood
) en het verklikkerlampje P
, in de
schakelaar A
, branden.
141 Als dit verklikkerlampje op het in-
strumentenpaneel brandt is het
automatisch aantrekken/vrijzetten
niet meer actief
. Bedien de par-
keerrem in dat geval handmatig.


Als u het bestuurdersportier
opent terwijl de motor nog
draait, klinkt er een geluidssig-
naal. Trek de parkeerrem met
de hand aan.
Laat een kind niet alleen in de auto ach-
ter als het contact is aangezet. Het kind
zou de parkeerrem kunnen loszetten.
Trek de parkeerrem extra ste-
vig aan (schakelaar A
lang uit-
trekken) om de auto volledig
stil te zetten als er een aan-
hanger of caravan aangekoppeld is,
of als de helling waarop de auto staat
kan veranderen (op een boot of een
vrachtwagen, bij slepen, ...).

Page 24 of 364

IN
E
22
Uw auto is voorzien van een systeem
dat gedurende ongeveer twee secon-
den voorkomt dat uw auto bij het wegrij-
den op een helling achteruit rolt. In die
twee seconden kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal bewe-
gen.
Deze functie treedt alleen in werking
als:


- de auto volledig tot stilstand is geko-
men met het rempedaal ingetrapt,

- bij bepaalde hellingcondities,

- het bestuurdersportier is gesloten.
Verlaat de auto niet als de Hill
Holder is geactiveerd.
146
RIJDEN
Head-up display



1.
In-/uitschakelen head-up display.

2.
Instelling van de lichtsterkte.

3.
Hoogteverstelling van de weergave.


De instellingen kunnen alleen
met draaiende motor worden
gewijzigd als de auto stilstaat. 149


"Distance alert"



1.
In-/uitschakelen van de "Distance
alert".

2.
Verhogen/verlagen van de waarde
voor de waarschuwing.
151


Hill Holder

Page 25 of 364

IN
E
23
RIJDEN
Snelheidsbe
grenzer "LIMIT"


1.
Selecteren/deactiveren van de snel-
heidsbegrenzer.

2.
Verlagen van de ingestelde snel-
heid.

3.
Verhogen van de ingestelde snel-
heid.

4.
Snelheidsbegrenzer aan/uit.
Het instellen van de snelheid
is alleen mogelijk bij draaien-
de motor.
153


1.
Selecteren/deactiveren van de snel-
heidsregelaar.

2.
Instellen van een snelheid / Verla-
gen van de ingestelde snelheid.

3.
Instellen van een snelheid / Verho-
gen van de ingestelde snelheid.

4.
Snelheidsbegrenzer uit / Hervatten
snelheidsbegrenzer.

Het instellen van een snelheid en
het activeren van de snelheids-
regelaar is alleen mogelijk bij
een wagensnelheid hoger dan 40 km/h,
vanaf de vierde versnelling bij een hand-
geschakelde versnellingsbak (tweede bij
een 2Tronic-versnellingsbak met 6 ver-
snellingen of automatische transmissie).
155
Weergave op hetinstrumentenpaneel

Als de snelheidsregelaar of -begrenzer
is ingeschakeld, verschijnen de instel-
lingen van het systeem op het instru-
mentenpaneel.

Snelheidsregelaar

Snelheidsbegrenzer

Page 26 of 364

IN
E
24
158

RIJDEN


2Tronic versnellingsbak met 6 versnellingen


Deze versnellingsbak met zes over-
brengingen biedt de bestuurder de keus
tussen het comfort van een automati-
sche transmissie of het plezier van het
handmatig schakelen.


1.
Selectiehendel.

2.
Knop "S" (sport)
.


Automatische transmissie met "TipTronic techniek Systeem Porsche"


Deze versnellingsbak met zes over-
brengingen biedt de bestuurder de keus
tussen het comfort van een automati-
sche transmissie of het plezier van het
handmatig schakelen


1.
Selectiehendel.

2.
Knop "S" (sport)
.

3.
Knop " 7
" (sneeuw)
.


Starten


)
Selecteer de stand N
et trap het
rempedaal tijdens het starten stevig
in.

)
Schakel de eerste versnelling (stand
A
of M
) of de achteruitversnelling
(stand R
) in met de selectiehendel 1
.

)
Haal uw voet van het rempedaal en
geef vervolgens gas.

)
Selecteer de stand P
of N
en trap
het rempedaal tijdens het starten
stevig in.

)
Selecteer de stand R
, D
of M
.

)
Haal uw voet van het rempedaal en
geef vervolgens gas.
3.
Bediening aan het stuurwiel "-"
.

4.
Bediening aan het stuurwiel "+"
.

162

Starten

Page 27 of 364

Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak

Als uw auto is voorzien van een hand-
geschakelde versnellingsbak, rijd dan
rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel
bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling. Volg de aanwijzin-
gen van de schakelindicator (indien
aanwezig) die op het instrumentenpa-
neel worden weergegeven.

Als uw auto is voorzien van een auto-
matische versnellingsbak of een EGS-
versnellingsbak, laat de selectiehen-
del dan in de stand Drive "D"
of Auto
"A"
(afhankelijk van het type versnel-
lingsbak) staan en trap het gaspedaal
niet bruusk of diep in.

Kies voor een soepele rijstijl


Houd afstand van de auto's voor u, rem
bij voorkeur af op de motor in plaats
van het rempedaal te gebruiken en
trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u
deze aanwijzingen naleeft, neemt het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot
af en wordt de geluidsoverlast door
het verkeer beperkt.

Als het verkeer goed doorstroomt, ge-
bruik dan vanaf een snelheid van on-
geveer 40 km/h de snelheidsregelaar
(indien aanwezig).



Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen


Als bij het instappen blijkt dat de tem-
peratuur in de auto hoog is opgelopen,
open dan alle ruiten en de ventilatie-
roosters alvorens de airconditioning in
te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de
ruiten, maar laat de ventilatieroosters
geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interi-
eur die de temperatuurstijging kunnen
beperken (blinderingspaneel van het
panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (be-
halve bij auto's met een automatische
airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch
worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel
mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlam-
pen uit als het zicht voldoende is.

Laat de motor vooral 's winters na het
starten niet stationair warmdraaien,
maar rijd zo snel mogelijk weg: uw
auto warmt sneller op als u rijdt.

Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler,
MP3-speler, spelcomputer, enz.) op
de auto aan om het elektriciteitsver-
bruik, en dus het brandstofverbruik, te
beperken.
Koppel externe apparatuur los als u
de auto verlaat.


































ECO-RIJDEN
2525

Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van
uw auto verminderen.

Page 28 of 364

26

Beperk de oorzaken van eenhoger brandstofverbruik


Verdeel het gewicht evenwichtig over
de auto: plaats de zwaarste voorwer-
pen in de bagageruimte, zo dicht mo-
gelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweer-
stand (dakdragers, imperiaal, fi etsen-
drager, aanhanger, enz.) van uw auto.
Gebruik liever een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers
en het imperiaal.

Vervang na de winter zo snel mogelijk
de winterbanden door zomerbanden.

Houd u aan de onderhoudsvoorschriften


Controleer regelmatig de bandenspan-
ning (bij koude banden), houd u daarbij
aan de bandenspanning die staat ver-
meld op de sticker op de portierspon-
ning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met
name:


- voor een lange rit,

- bij de wisseling van de seizoenen,

- als de auto gedurende langere tijd
niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van
het reservewiel en van de wielen van
de aanhanger of de caravan te contro-
leren.

Laat uw auto regelmatig onderhouden
(olie verversen, oliefi lter en luchtfi lter
vervangen, enz.) en houd u daarbij aan
het door de fabrikant voorgeschreven
interval.


Laat bij het tanken het vulpistool
niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank
stroomt.

U zult bij een nieuwe auto merken
dat pas na 3000 km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.

Page 29 of 364

27
CO
INSTRUMENTENPANELEN
De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over
de werking van de auto.
Klokken


1.
Toerenteller

Geeft het motortoerental aan
(x 1000 t/min).

2.
Koelvloeistoftemperatuurmeter.

Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan (°Celsius).

3.
Brandstofniveaumeter.

Geeft de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan.

4.
Snelheidsmeter.

Geeft de wagensnelheid aan
(km/h of mph).

5.
Display.


6.
Knop nulstelling of het opnieuw
weergeven van de onderhoudsin-
dicator.

Knop voor de nulstelling van de ge-
selecteerde functie (dagteller of on-
derhoudsindicator) of het opnieuw
weergeven van de onderhoudsindi-
cator.

7.
Dimmer dashboardverlichting.

Knop voor de instelling van de licht-
sterkte van de dashboardverlichting,
bij ingeschakelde verlichting.

Raadpleeg voor meer infor-
matie over de werking en de
weergave van een bepaalde
functie de desbetreffende rubriek.

Page 30 of 364

CO

Display(s)
Bedieningspaneel van hetinstrumentenpaneel

Met behulp van de toetsen kunnen:


- Bij stilstaande auto
, de uitrusting
van de auto en de parameters van
het display (taal, eenheden) worden
ingesteld,

- Bij rijdende auto
, de actieve func-
ties achtereenvolgend worden
weergegeven (boordcomputer, na-
vigatie...).
Bediening
U beschikt over vier toetsen om het
display van het instrumentenpaneel te
bedienen:


1.
Toegang tot het algemene menu,
bevestigen van de keuze.

2.
Naar boven verplaatsen in het
menu.

3.
Naar beneden verplaatsen in het
menu.

4.
Terugkeren naar het vorige scherm,
het menu verlaten.



A.
Snelheidsbegrenzer

of
Snelheidsregelaar.

(km/h of mph)

B.
Dagteller.

(km of miles)
C.
Onderhoudsindicator.

(km of miles) of,
Motorolieniveaumeter.

of
Kilometerteller.

(km of miles)

D.
2Tronic versnellingsbak met
6 versnellingen of automatische
transmissie.


E.
Waarschuwings- en statusmel-
dingen van functies, boordcom-
puter, navigatieberichten (GPS).



Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 370 next >