sensor PEUGEOT 5008 2014 Instructieboekje (in Dutch)

Page 164 of 404

Veiligheid
162
Airbags















Airbags vóór


Activering

De airbags worden geactiveerd, behalve als de
airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld,
bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór (A)
, in de
lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde
richting de achterzijde van de auto, die zich op
een horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.


Registratiezones voor een
aanrijding


A.
Impactzone vóór.

B.
Impactzone opzij.
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:


-
bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de
auto (uitgezonderd de middelste passagier
achter) te helpen beschermen. Direct
na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt
belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,

- bij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in deze
situaties voldoende te beschermen.
De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.

De airbags werken alleen als het
contact aan is.

De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen. Het activeren van de airbags gaat
gepaard met wat rook en een knal,
als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.

Page 179 of 404

9
Rijden
177

Uitschakelen

Weer inschakelen



)
Druk nogmaals op de schakelaar 1
om het
systeem weer in te schakelen.
De laatste geprogrammeerde waarde blijft
behouden en het verklikkerlampje gaat
branden.



Storing

Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld
als de sensor het voertuig vóór u niet goed
waarneemt (slechte weersomstandigheden,
sensor slecht afgesteld, ... ). Er verschijnt een
melding op het multifunctionele display.
Onder bepaalde omstandigheden is het
mogelijk dat de gevolgde auto niet kan worden
gedetecteerd, bijvoorbeeld::


- als u in een bocht rijdt,

- als u van rijstrook wisselt,

- als het voertuig vóór u te veraf of te dichtbij
is,
Wanneer de gevolgde auto zeer dichtbij is (tijd
tussen de twee auto's korter dan 0,5 s), blijft de
weergave 0,5 s.
Laat het systeem, als het
verklikkerlampje 1
knippert, controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit systeem is geen anti-botsradar
en grijpt niet in als de afstand te kort
wordt. Het systeem geeft uitsluitend
informatie en bij gebruik ervan moet de
bestuurder te allen tijde zijn aandacht
op het verkeer blijven vestigen en zijn
verantwoordelijkheid nemen.



)
Druk op de schakelaar 1
om het systeem
uit te schakelen, het verklikkerlampje gaat
uit.

Page 200 of 404

Rijden
198











Parkeerhulp voor en achter met grafi sche weergave en geluidssignalen


Dit systeem bestaat uit vier afstandssensoren
die zijn aangebracht in de voor- en/of
achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich achter de auto bevindt. Het waarschuwt u
echter niet voor objecten die zich direct onder
de bumper bevinden.
Het systeem wordt ingeschakeld
:


- zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld,

- bij vooruitrijden met een snelheid lager dan
10 km/h.
Dit wordt aangegeven door een geluidssignaal
en door de weergave van de auto op het
multifunctionele display.
De afstand tot het obstakel wordt aangegeven
door:


- geluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de auto dichter bij het
obstakel komt,

- een grafische weergave op het
multifunctionele display, met blokjes die
steeds dichter bij de auto komen.
De plaats van het obstakel wordt aangegeven
door de luidsprekers die het geluidssignaal
weergeven (voor/achter en links/rechts).
Als de auto minder dan ongeveer dertig
centimeter van het obstakel ver wijderd is,
is het geluidssignaal continu hoorbaar en/of
verschijnt het symbool "Gevaar", afhankelijk
van het type multifunctioneel display.
Paaltjes, pionnen bij
wegwerkzaamheden of gelijksoortige
voor werpen worden waargenomen bij
aanvang van de aanrijmanoeuvre, maar
niet meer wanneer de auto te dicht
genaderd is.

Page 201 of 404

9
Rijden
199

De parkeerhulp wordt uitgeschakeld
:


- als de achteruit wordt uitgeschakeld,

- als bij het vooruitrijden de wagensnelheid
hoger dan 10 km/h is,

- als de auto langer dan 3 seconden stilstaat.



Deactiveren
Storing

Activeren




)
Druk op de toets A
. Het verklikkerlampje
gaat branden en het systeem is volledig
uitgeschakeld.

In het geval van een storing
zal bij het inschakelen van de
achteruitversnelling dit pictogram
worden weergegeven op het
instrumentenpaneel en/of een melding op
het multifunctionele display verschijnen,
in combinatie met een geluidssignaal (kort
piepje).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.

Zorg er voor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt
zijn met modder, ijs of sneeuw. Als
de sensoren vuil zijn, wordt dit bij het
inschakelen van de achteruitversnelling
aangegeven door een geluidssignaal
(lange piep).
Wanneer de auto langzamer rijdt
dan ongeveer 10 km/h kunnen
omgevingsgeluiden (motor,
vrachtwagen, pikhamer, ...) er voor
zorgen dat de geluidssignalen van de
parkeerhulp worden weergegeven.

De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder, die desondanks
waakzaam moet blijven en
verantwoordelijk is.


Het systeem zal automatisch worden
uitgeschakeld bij het trekken van een
aanhangwagen of de montage van een
fietsendrager (auto uitgerust met een
door PEUGEOT aanbevolen trekhaak of
fietsendrager).




)
Druk nogmaals op de toets A
. Het
verklikkerlampje gaat uit en het systeem is
weer ingeschakeld.

Page 204 of 404

Rijden
202

Werking


De functie kan de volgende meldingen weergeven:

Inparkeren mogelijk


Inparkeren moeilijk


Inparkeren niet aanbevolen

De functie wordt automatisch uitgeschakeld:


- bij het inschakelen van de
achteruitversnelling,

- bij het afzetten van het contact,

- vijf minuten na het selecteren van de
functie of de laatste meting,

- als gedurende langer dan een minuut met
meer dan 70 km/h wordt gereden.

Als de zijdelingse afstand tussen uw
auto en de parkeerplek te groot is,
bestaat de kans dat het systeem geen
meting uitvoert.



- De functie blijft na elke meting
beschikbaar, zodat bij meerdere
opeenvolgende parkeerplekken een
meting kan worden uitgevoerd.

- Let er bij slecht weer en in de winter
op dat de sensoren niet ver vuild of
bevroren zijn of met sneeuw bedekt
zijn.

- De functie intelligente parkeerhulp
schakelt de parkeerhulp aan de
voorzijde tijdens de meting uit
zolang de auto vooruitrijdt.
Laat het systeem bij een storing
controleren bij het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
U hebt een beschikbare parkeerplek ontdekt:


)
Druk op de schakelaar A
om de functie in
te schakelen.

)
Schakel de richtingaanwijzer aan de zijde
van de parkeerplek in.

)
Rijd tijdens de meting langs de
parkeerplek, met een snelheid van minder
dan 20 km/h, en bereid u voor op het
inparkeren.
Het systeem meet nu de afmetingen van de
plek.

)
Het systeem geeft de moeilijkheidsgraad
voor het inparkeren aan met een melding
op het multifunctionele display, in
combinatie met een geluidssignaal.

Page 228 of 404

Praktische informatie
226

Terugplaatsen van het wiel



)
Berg het desbetreffende gereedschap op
in de kist en sluit het deksel.

)
Zet de kist op de grond en centreer het
reser vewiel op de kist.

)
Plaats de haak en het verbindingsstuk in
het wiel en daarna in de kist, zoals op de
afbeelding.



)
Monteer het wiel met de kist onder de auto
door de bout van de lier linksom te draaien
met de wielsleutel 1
en het verlengstuk 7
.

)
Draai de bout tot de aanslag en controleer
of het wiel goed vlak tegen de bodem aan
ligt.












Detectie te lage
bandenspanning
Het reser vewiel (noodreser vewiel of
wiel met stalen velg) is niet voorzien
van een bandenspanningssensor.
Laat de lekke band repareren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.

Page 241 of 404

11
Praktische informatie
239

Toegang tot de zekeringen



)
Zie de paragraaf "Toegang tot het
gereedschap".


Zekering

Nr.



Ampère

(A)



Functies




F8



20

Autoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar, multifunctioneel
display, detectie te lage bandenspanning, sirene alarm,
elektronische eenheid alarm, telematica-eenheid.


F9



30

12V-aansluiting vóór, aansteker, 12V-aansluiting achter.


F10



15

Stuurkolomschakelaars.


F11



15

Contactslot met circuit lage stroomsterkte.


F12



15

Aanwezigheid aanhanger, regen-/lichtsterktesensor, voeding
zekeringen F32, F34, F35.


F13



5

Ser vicecentrale motor, elektronische eenheid airbags.


F14



15



Instrumentenpaneel, display van het instrumentenpaneel, voeding zekering F33.



F15



30

Vergrendeling en supervergrendeling.


F17



40

Achterruitver warming, voeding zekering F30.

Page:   < prev 1-10 11-20