PEUGEOT 5008 2014 Instructieboekje (in Dutch)

Page 61 of 404

3
Comfort
59

Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag.












Gebruiksadviezen voor de ver warming, ventilatie en
airconditioning
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:


)
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan,
kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ver verst wordt.

)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.

)
Kies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht; bij langdurig
gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur kunnen de voorruit en de zijruiten
beslaan.

)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.

)
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in
per fecte staat te houden.

)
Controleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
ver vangen (zie het hoofdstuk "Controles").
Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het speciale toegevoegde
actieve filter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).

)
Als de airconditioning werkt, gebruikt deze een klein deel van het motorvermogen. Dit
heeft een hoger brandstofverbruik tot gevolg.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water
onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.

)
Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per fecte staat te houden.

)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.






Regeling ventilatie
achter
Draai, na het indrukken van de toets "REAR",
aan de draaiknop voor de zijventilatieroosters
achter om de luchthoeveelheid te verhogen of
te verlagen.
Let erop dat de zijventilatieroosters en de
uitstroomopeningen in de vloer niet afgedekt
worden.
De luchttoevoer kan worden gestopt door de
ventilatieroosters te sluiten en de draaiknop op
0 te zetten.

Page 62 of 404

Comfort
60

2. Luchtopbrengstregeling



)
Draai de knop in één
van de
vijf
standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen. Voorruit, zijruiten en beenruimte
voor-achter.
Beenruimte inzittenden voor-achter
(als de ventilatieroosters gesloten
zijn, wordt de luchtopbrengst naar de
beenruimte vergroot).
Middelste, zij- en achterste
ventilatieroosters.

)
Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om de
temperatuur naar behoefte in te
stellen.
Voorruit en zijruiten.


1. Temperatuurregeling

De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.















De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.


4. Toevoer van buitenlucht /
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht beperkt de kans op
het beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en
de ruiten beslaan.




3. Luchtverdeling
)
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het lampje
brandt om aan te geven
dat de luchtrecirculatie is
ingeschakeld.

)
Druk nogmaals op de toets om de toevoer
van buitenlucht weer in te schakelen. Het
lampje gaat uit.



Handbediende airconditioning


)
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de
stand 0
staat (uitschakeling van
het systeem), wordt het thermische
comfort niet meer geregeld. Er blijft
door de rijwind echter nog wel een
kleine luchtstroom gehandhaafd.

Page 63 of 404

3
Comfort
61

Ontdooien - Ontwasemen



5. Airconditioning aan/uit

De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief gebruikt
worden, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:


- de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,

- in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.



Aan



)
Druk op de toets "A /C "
: het lampje van de
toets gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop 2
in de stand "0"
staat .

Om de toevoer van koele lucht te versnellen
kunt u gedurende enkele ogenblikken de
recirculatie van de interieurlucht inschakelen.
Schakel daarna weer over op de toevoer van
buitenlucht. De symbolen op het
bedieningspaneel geven aan in
welke stand de knoppen moeten
staan om de voorruit en zijruiten
snel te kunnen ontdooien en
ontwasemen:


)
zet de knop van de luchttoevoerregeling
4
in de stand "Toevoer van buitenlucht"
(verklikkerlampje uit),

)
draai de knop van de luchtverdeling 3
in de
stand " Voorruit",

)
draai de knop van de luchtopbrengst 2
in
de stand 5 (maximaal),

)
draai de knop van de temperatuurregeling
1
in het rood (warm).



Uit



)
Druk nogmaals op de toets "A /C "
: het
lampje van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de airconditioning
kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten).







Bij auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang de
voorruitontwaseming in werking is, de
STOP-functie niet beschikbaar is.

Page 64 of 404

Comfort
62
De achterruitver warming kan
worden ingeschakeld met de toets
op het bedieningspaneel van de
airconditioning.






Achterruitverwarming


Aan
Uit

De achterruitver warming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig brandstofverbruik te
voorkomen.


)
U kunt de achterruitver warming ook eerder
uitschakelen door nogmaals op de toets te
drukken. Het verklikkerlampje van de toets
gaat uit.


)
Druk op deze toets om de achterruit
en, afhankelijk van de uitvoering, de
buitenspiegels te ontwasemen. Het
verklikkerlampje van de toets gaat
branden.









De achterruitver warming werkt uitsluitend bij
draaiende motor.


)
Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelver warming uit omdat
minder stroomverbruik leidt tot een
lager brandstofverbruik.

Page 65 of 404

3
Comfort
63
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
De bestuurder en de voorpassagier
kunnen de temperatuur afzonderlijk
naar wens instellen.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links of naar
rechts om deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk
van uw wensen een afstelling tussen 18 en
24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3 bedraagt.


4. Automatisch programma
"zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet
toereikend blijken om de ruiten
condens- en ijsvrij te houden
(vocht, veel inzittenden, vorst...).


)
Kies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst, de
luchttoevoer en de luchtverdeling naar de
luchtroosters voor een optimale ontwaseming
van de voorruit en zijruiten.

Automatische werking



)
Druk op de toets "AUTO "
.
Het lampje van de toets gaat
branden.






Automatische airconditioning met gescheiden regeling

Het is raadzaam deze stand te gebruiken:
het systeem regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de
ventilatieroosters en de luchtrecirculatie
automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.

De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de
werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.


)
Druk nogmaals op de toets "zicht"
of op
de toets "AUTO "
om dit programma af te
sluiten. Het lampje van de toets "zicht"
gaat uit of dat van de toets "AUTO "
gaat
branden.




1. Automatisch programma
"comfort"
2-3. Regeling bestuurders- en
passagierszijde

Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
aanjagerregeling geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte van de passagiers
verdeeld.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin
om de ingestelde waarde te wijzigen
om sneller de gewenste waarde te
bereiken. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.

Page 66 of 404

Comfort
64

Handmatig instellen
)
Druk op deze toets om de
airconditioning uit te schakelen.


6. Regeling luchtverdeling



)
Druk op één of meer toetsen
om de luchtstroom te verdelen
naar:

5. Airconditioning aan/uit





- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien),

- de voorruit, de zijruiten en de
ventilatieroosters,

- de voorruit, de zijruiten, de
ventilatieroosters en de beenruimte van de
passagiers,

- de ventilatieroosters en de beenruimte van
de passagiers,

- de ventilatieroosters,

- de beenruimte van de passagiers,

- de voorruit, de zijruiten en de beenruimte
van de passagiers.

Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).


)
Druk de toets nogmaals in zodra dit
mogelijk is om de automatische werking
van de airconditioning te her vatten. Het
lampje van de toets "A /C "
gaat branden
Om het interieur sneller af te koelen, kunt u
gedurende enkele minuten gebruikmaken van
de luchtrecirculatie. Schakel ver volgens de
toevoer van buitenlucht weer in.
Het is raadzaam 's winters de ventilatieroosters
achter te sluiten.
Al naar gelang uw wensen kunt u de
automatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige functies
worden automatisch geregeld.


)
Druk op de toets "AUTO "
om het systeem
weer volledig automatisch te laten
functioneren.


Om het interieur maximaal te verkoelen
of te ver warmen is het mogelijk de
minimale waarde 14 of de maximale
waarde 28 te overschrijden.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links
totdat "LO"
(low) verschijnt of naar
rechts totdat "HI"
(high) verschijnt.

Page 67 of 404

3
Comfort
65

Uitschakelen/inschakelen
van het systeem


)
Draai de knop van de luchtopbrengst naar
links tot alle lampjes uitgaan.
Alle functies van de airconditioning worden dan
uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd.


)
Draai de knop van de luchtopbrengst naar
rechts of druk op de toets "AUTO "
om het
systeem weer met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen.


9. Ventilatie achter (Rear)



)
Druk op deze toets om
de luchttoevoer naar de
achterpassagiers te activeren.
De temperatuur is gelijk aan
de ingestelde comfortwaarde
links voor de passagiers links
achter en aan de ingestelde
comfortwaarde rechts voor
de passagiers rechts achter.
Het lampje van de toets gaat
branden.




8. Luchtrecirculatie



)
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het lampje van
de desbetreffende toets gaat
branden.


- Afsluiten/ Toevoer buitenlucht
(automatische stand). Druk
op deze toets, het lampje gaat
branden.

7. Regeling luchtopbrengst



)
Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts om
deze te verhogen.
De lampjes van de luchtopbrengst, tussen
de twee propellers, gaan afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk branden.







Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-functie niet beschikbaar is.


Vermijd het te lang rijden met
uitgeschakeld systeem.

- Geforceerd afsluiten van de
buitenlucht (handmatige stand).
Druk op deze toets om de lucht
in het interieur te laten circuleren,
het lampje gaat branden.

De luchtrecirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast af te
sluiten.


)
Druk, zodra de omstandigheden het
toelaten, op de toets "auto" om de toevoer
van buitenlucht te her vatten en het beslaan
van de ruiten te voorkomen.

Page 68 of 404

Comfort
66








Handmatig verstelbare voorstoelen


Hoogteverstelling



)
Trek de hendel omhoog of duw deze
omlaag tot de gewenste stand bereikt is.



Rugleuningverstelling



)
Duw de handgreep naar achteren.



Verstelling in lengterichting



)
Til de beugel op en schuif de stoel in de
gewenste stand.
De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie.

Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet wordt verhinderd door personen of hinderlijke
voor werpen op de vloer achter de stoel om te voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen als dit
het geval is.

Page 69 of 404

3
Comfort
67











Elektrisch verstelbare bestuurdersstoel


Lengterichting



)
Duw de schakelaar naar voren of naar
achteren om de gewenste stand te
verkrijgen.



Hoogte en hoek van de
zitting


)
Duw de achterzijde van de schakelaar
omhoog of omlaag om de gewenste hoogte
te verkrijgen.

)
Duw de voorzijde van de schakelaar
omhoog of omlaag om de gewenste hoek
te verkrijgen.


Hoek van de rugleuning



)
Duw de schakelaar naar voren of naar
achteren om de gewenste hoek te
verkrijgen.
De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie.

Page 70 of 404

Comfort
68

Zorg er bij het verstellen van de stoel
naar achteren voor dat het schuiven
van de stoel niet wordt verhinderd door
personen of hinderlijke voor werpen
op de vloer achter de stoel om
te voorkomen dat de stoel wordt
geblokkeerd. Onderbreek het schuiven
van de stoel meteen als dit het geval is.
De elektrische instellingen kunnen
tot 1 minuut na het openen van het
voorportier worden uitgevoerd. Ze
worden uitgeschakeld als het contact
gedurende 1 minuut is afgezet of als de
eco-mode actief is.
Zet het contact aan om de elektrische
verstelling weer te activeren.



)
Trek de hoofdsteun gelijktijdig naar voren
en omhoog om hem hoger te zetten.

)
Druk op de pal A
en trek de hoofdsteun
omhoog om hem te ver wijderen.

)
Steek om de hoofdsteun terug te zetten
de pennen van de hoofdsteun recht in
de openingen van de rugleuning tot de
hoofdsteun op zijn plaats blijft.

)
Druk gelijktijdig op de pal A
en op de
hoofdsteun om deze lager te zetten.

)
Beweeg om de hoek van de hoofdsteun te
verstellen de onderzijde van de hoofdsteun
naar voren of naar achteren.










Hoogte- en hoekverstelling
hoofdsteun

Voor de veiligheid is het frame van de
hoofdsteun gekarteld om te voorkomen
dat de hoofdsteun zakt in het geval van
een aanrijding.

De juiste stand van de hoofdsteun is
als de bovenzijde van de hoofdsteun
zich ter hoogte van de bovenzijde
van het hoofd bevindt.

Controleer de afstelling van de
hoofdsteun voordat u gaat rijden; stel
de hoofsteun opnieuw af als dit nodig is.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
ver wijderd. De hoofdsteunen moeten
zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 410 next >