sensor PEUGEOT 5008 2023 Instructieboekje (in Dutch)

Page 170 of 292

168
Rijden
Stand AUTO

Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer u een obstakel nadert, wordt dankzij
de sensoren in de voorbumper automatisch
overgeschakeld van de weergave van de omgeving
vóór de auto (standaard) naar de weergave van het
beeld van bovenaf van de auto (zoom).
Standaardweergave

Het gebied vóór de auto wordt weergegeven op het
scherm.
De oranje lijnen 1 geven de breedte van de auto
weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze verplaatsen
zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel.
De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm vanaf de
voorbumper weer; de twee oranje lijnen 3 en 4 een
afstand van respectievelijk 1 en 2 meter.
Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO
of door deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave.
Ingezoomde weergave

De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld van
bovenaf van de voorzijde van de auto en van zijn
nabije omgeving te creëren zodat de obstakels
rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO
of door deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave.
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u met de
buitenspiegels de zijkanten van de auto in de
gaten houden.
De parkeerhulp geeft bovendien extra informatie
over de omgeving van de auto.
180°-weergave

Wanneer u vooruitrijdend een parkeerplaats verlaat,
kunt u dankzij de 180°-weergave voertuigen,
voetgangers of fietsers zien aankomen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A , centraal B
en rechts C .
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze te
selecteren in het menu voor het veranderen van de
weergave.

Page 171 of 292

169
Rijden
6Park Assist
Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van
de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem helpt u actief bij het parkeren: het
detecteert een parkeerplek en neemt vervolgens het
sturen van u over bij het inparkeren.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak bedient de bestuurder het
gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak en de
koppeling.
Bij een auto met een automatische transmissie
(EAT6/EAT8) bedient de bestuurder het gaspedaal,
het rempedaal en de selectiehendel.
Tijdens het in- en uitparkeren informeert het
systeem de bestuurder met beelden op het scherm
en geluidssignalen, zodat hij erop kan toezien dat
de manoeuvres veilig worden uitgevoerd. Bij het
parkeren kan het noodzakelijk zijn om enkele keren
vooruit en achteruit te steken.
De bestuurder kan altijd de controle weer
overnemen door het stuurwiel vast te pakken.


Het Park Assist-systeem assisteert u bij de volgende
manoeuvres:
A. Fileparkeren
B. Uitparkeren na fileparkeren
C. Inparkeren in een vak haaks op de rijbaan
Het Park Assist-systeem werkt niet als de
motor is afgezet.
Als Park Assist is geactiveerd, gaat Stop & Start
niet in de STOP-stand. In de STOP-stand wordt
bij het activeren van de Park Assist de motor
gestart.
Het Park Assist-systeem neemt de controle van de stuurinrichting gedurende maximaal
4 parkeercycli over. Het wordt na deze 4 cycli
uitgeschakeld. Als de auto niet goed is
geparkeerd, neem weer controle over het
stuurwiel om de manoeuvre te voltooien.
Het verloop van de manoeuvres en de rijinstructies worden op het
instrumentenpaneel weergegeven.
De assistentie is geactiveerd: de weergave van dit pictogram in combinatie
met een maximumsnelheid geeft aan dat het
sturen wordt overgenomen door het systeem:
raak het stuurwiel niet aan.
De assistentie is gedeactiveerd: dit pictogram geeft aan dat het sturen niet
meer door het systeem wordt uitgevoerd. U moet
het stuurwiel zelf weer vastpakken.
Als de Park Assist wordt ingeschakeld, wordt het Dodehoekbewaking
uitgeschakeld.
De parkeerhulp is niet beschikbaar wanneer de beschikbare ruimte wordt gemeten. Na
deze meting waarschuwt de functie u tijdens de
manoeuvre als uw auto een obstakel nadert: het
geluidssignaal klinkt ononderbroken als de ruimte
tussen de auto en het obstakel minder dan 30 cm
bedraagt.
Als de parkeerhulp is uitgeschakeld, wordt de
functie automatisch weer ingeschakeld tijdens de
ondersteunde manoeuvres.
Bij het in- of uitparkeren kan de functie Visiopark 1 - Visiopark 2 in werking treden.
Met deze functies kunt u de directe omgeving
van de auto beter in de gaten houden dankzij
aanvullende informatie op het touchscreen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de functies Visiopark 1 -
Visiopark 2.
Onder bepaalde omstandigheden detecteren de sensoren mogelijk geen
kleine obstakels die zich in hun dode hoeken
bevinden.
De Park Assist houdt tijdens een manoeuvre
geen rekening met voorwerpen die groter dan de
auto zijn (zoals een dakladder of kogel).

Page 203 of 292

201
Praktische informatie
7Binnen 5 seconden:
â–º Zet het contact weer aan.
â–º

Houd het rempedaal ingetrapt en beweeg de

selectiehendel naar voren of naar achteren om
stand N te bevestigen.
â–º

Houd het rempedaal ingetrapt en druk op de

hendel om de parkeerrem vrij te zetten.
â–º

Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Als de limiet van 5 seconden wordt overschreden,


schakelt de transmissie stand P in; u moet de
procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
â–º Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor .
Sleutelloos instap- en startsysteem
Trap het rempedaal niet in terwijl u het
contact aan en weer uit zet. Als u dat wel doet,
start de motor waardoor u de procedure opnieuw
moet uitvoeren.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer lage
temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de handsfree-functie (Handsfree toegang
achterklep) uit.
Wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt,
houd de spuitmond dan op minimaal 30 cm
van de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder/zout (in natte of koude gebieden)
te verwijderen. Deze materialen kunnen zeer
corrosief zijn.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan nooit een waterslang of hogedrukreiniger om de
binnenkant te reinigen.
Bekers of andere open houders met vloeistof
kunnen lekken, met kans op schade aan het
instrumentenpaneel en de bedieningselementen
op het dashboard en de middenconsole. Wees
altijd voorzichtig!
Reinig instrumentenpanelen, touchscreens en
andere displays door ze voorzichtig met een
zachte, droge doek af te vegen. Gebruik geen
producten (zoals alcohol of desinfectiemiddelen)
of zeepwater direct op deze oppervlakken - kans
op schade!
Carrosserie
Hoogglanslak
Gebruik nooit schurende producten, oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in de
lak!

Page 275 of 292

273
Registratie van autogegevens en privacy
12Registratie van
autogegevens en privacy
In de auto zijn elektronische regeleenheden
geïnstalleerd. Deze regeleenheden verwerken
gegevens die bijvoorbeeld van de sensoren van
de auto worden ontvangen, of gegevens die door
de eenheden zelf worden gegenereerd of die ze
met elkaar uitwisselen. Sommige regeleenheden
zijn vereist voor de juiste werking van uw auto,
andere eenheden helpen u bij het rijden (rij- of
parkeerhulpsystemen) en nog weer andere
eenheden bieden comfort- of infotainment-functies.
Hieronder staat algemene informatie over hoe
gegevens in de auto worden verwerkt.
U vindt aanvullende informatie over de specifieke
gegevens die worden gedownload, opgeslagen
en verstuurd naar derden en waarvoor ze
in uw auto worden gebruikt. Dit staat onder
"Gegevensbescherming". Deze informatie is direct
gekoppeld aan de referenties voor de betreffende
functies in het bijbehorende instructieboekje voor de
auto of in de algemene verkoopvoorwaarden.
Deze informatie staat ook online.
Werkingsgegevens van de
auto
De regeleenheden verwerken gegevens die voor de
werking van de auto worden gebruikt.
Deze gegevens omvatten onder meer:

Informatie over de toestand van de auto

(zoals snelheid, reistijd, zijdelingse acceleratie, draaisnelheid van de wielen en vastgemaakte
veiligheidsgordels).


Omgevingsfactoren (zoals temperatuur
,
regensensor en afstandssensor).
Over het algemeen zijn deze gegevens tijdelijk,
worden ze niet langer dan één werkingscyclus
opgeslagen en worden ze alleen in de auto zelf
gebruikt. De regeleenheden slaan deze gegevens
vaak op (inclusief de sleutel van de auto). Met deze
functie kan informatie over de toestand van de auto,
de belasting van componenten, servicevereisten,
gebeurtenissen en technische storingen tijdelijk of
permanent worden opgeslagen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto
worden de gegevens als volgt opgeslagen:

De bedrijfsstatus van systeemcomponenten

(zoals het vulniveau, de bandenspanning en de
laadtoestand van de accu).

Fouten en storingen in belangrijkste

systeemcomponenten (zoals lampen en remmen).

Reacties van systemen in specifieke rijsituaties

(zoals activering van een airbag of activering van
stabiliteitsregel- en remsystemen).

Informatie over gebeurtenissen die schade aan de

auto hebben veroorzaakt.

Bij elektrische en plug-in hybride auto's de

laadtoestand van de tractiebatterij en de geschatte
actieradius.
Onder specifieke omstandigheden (bijvoorbeeld
als de auto een storing heeft gedetecteerd) kan het
nodig zijn om gegevens te registreren die anders
niet worden opgeslagen. Wanneer u servicewerkzaamheden aan uw auto
laat uitvoeren (zoals reparatie of onderhoud), dan
kunnen de opgeslagen bedrijfsgegevens worden
uitgelezen, samen met het VIN-nummer van de
auto, en kunnen ze waar nodig worden gebruikt.
Personeel dat voor het servicenetwerk werkt (zoals
garages en fabrikanten) of derden (bijvoorbeeld
pechhulpverleners) kunnen de gegevens van de
auto uitlezen. Dit geldt ook voor werkzaamheden die
onder garantie en vanwege kwaliteitsmaatregelen
worden uitgevoerd.
Deze gegevens worden meestal uitgelezen via
de OBD-aansluiting (On-Board Diagnostics) die
wettelijk verplicht in de auto is. De gegevens
worden gebruikt voor meldingen over de technische
toestand van de auto of componenten van de auto
en maakt de diagnose van storingen gemakkelijker,
in overeenstemming met verplichtingen onder
garantie en voor verbetering van de kwaliteit. Deze
gegevens, met name informatie over belasting
van componenten, technische gebeurtenissen,
bedieningsfouten en andere storingen, worden
waar nodig naar de fabrikant gestuurd, samen met
het VIN-nummer van de auto. Er kan ook sprake
zijn van aansprakelijkheid van de fabrikant. De
fabrikant kan de bedrijfsgegevens die uit de auto
worden gehaald ook gebruiken voor terugroepacties
voor producten. De gegevens kunnen ook worden
gebruikt om de garantie van de klant en eventuele
garantieclaims na te kijken.
Elke storing die in de auto is opgeslagen, kan
door een servicepunt tijdens onderhouds- of

Page 282 of 292

280
Index
Ontwasemen 50, 63
Ontwasemen achter
63
Ontwasemen achter ~ Achterruitverwarming

64
Ontwasemen voor

63
Op afstand bedienbare functies

185
Op afstand bedienbare functies (plug-in
hybride)

25, 64
Opbergvak

65, 76
Opbergvakken

65, 68, 70–72, 71, 76
Opbergvakken portieren

65
Openen bagageruimte ~ Bagageruimte
openen

29, 34
Openen motorkap ~ Motorkap, openen

192–193
Openen portieren ~ Portieren openen

29, 34
Oplaadbaar hybridesysteem

5, 8, 24,
117, 131, 175
Opladen via normaal stopcontact
(plug-in hybride)

184–185
Opschakelindicator

131
Overzicht motoren ~ Motorenoverzicht

230
Overzicht van het verbruik

24–25
P
Panoramisch schuifdak 41–43
Park Assist
169–170
Parkeerhulp

163
Parkeerhulp achter

163
Parkeerhulp achter met grafische weergave en
geluidssignalen

163
Parkeerhulpsystemen (algemene adviezen)

135
Parkeerhulp vóór

164
Parkeerlichten 216
Persoonlijke instellingen
10
Plafonniers

69
Portieren

34
Portieren sluiten

30–31, 34
Profielen

243, 267
Programmeerbare verwarming

25, 64
Pyrotechnische gordelspanners

98
R
Radar (waarschuwingen) 135
Radio
236–237, 261–262
Radiozender

236–237, 261–262
RDS

237, 262
READY (verklikkerlampje)

192
Recuperatief remmen (vertragen door
remmen op de motor)

128
Regeling luchtopbrengst ~ Aanjager,
regeling

61, 63
Regeling luchtverdeling ~ Luchtverdeling

61–63
Regelmatige controles ~ Controles

196–197
Regelmatig onderhoud

136, 196–198
Regeneratie roetfilter

196
Registratie van voertuigdata en privacy

273
Reinigen (adviezen)

176, 201–203
Rembekrachtigingsysteem

90–91
Remblokken

197
Remlichten

216
Remmen

128, 197
Remschijven

197
Remvloeistof

195
Reservewiel 197, 204–207, 210–211
Reservoir ruitensproeiers ~
Ruitensproeierreservoir

195
Resetten bandenspanningscontrolesysteem

134
Resetten van het traject

22
Richtingaanwijzers

216
Rijadviezen

7, 115–116
Rijden

44–45, 115–116
Rijhulpcamera (waarschuwingen)

135
Rijhulpsystemen (algemene adviezen)

135
Rijstanden

92–93, 129–130
Rijstrookcontrolesystemen

90
Roetfilter

195–196
S
Schakelaars stoelverwarming ~
Stoelverwarming, schakelaars
48
SCR (Selective Catalytic Reduction)

20, 198
SCR-systeem

20, 198
Selectiehendel

122, 125, 127–129
Selectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch
bediende versnellingsbak

121–122
Sensoren (waarschuwingen)

136
Serienummer auto

232
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset

204–209
Sfeerverlichting

21, 69
Signalering onoplettendheid

160–161
Skiluik

70
Slepen

222–225

Page 284 of 292

282
Index
Verklikkerlampjes ~
Waarschuwingslampjes
11, 21
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
niet vastgemaakt ~ Gordellampje

97
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel
(lampje)

97
Verlichting bagageruimte

76
Verlichting overdag ~ Dagrijverlichting

216
Vermogen

20
Vermogensmeter (plug-in hybride)

8, 20
Verversen

194
Vervoer van lange voorwerpen ~ Lange
voorwerpen vervoeren

70
Vervuiling van het roetfilter (diesel)

196
Verwarming

58
Verwijderbare koffervloer

75
Video

263
Vierwielaandrijving (4WD)

131, 190
Visiopark 1

165
Visiopark 1 - Visiopark 2

164, 167
Voorruitverwarming

63–64
Voorstoelen

45, 47–48
Voorverwarming/-koeling interieur
(plug-in hybride)

25, 64
Vrijloop activeren

200
W
Waarschuwing kans op aanrijding 157–158
Waarschuwing oplettendheid bestuurder
161
Wallbox (plug-in hybride)

177, 179, 184
Wassen

136
Wassen (adviezen) 176, 201–202
Webbrowser
256, 260
Wiel demonteren

212–214
Wiel monteren

212, 214
Wielophanging

197
Wiel verwisselen

204–206, 210–211
WiFi-netwerkverbinding

261
Window-airbags

100–101
Z
Zekeringen 217
Zekeringen vervangen
217
Zicht

63
Zicht naar voren 180°

167
Zij-airbags

99–100
Zonder gereedschap afneembare kogel

186–189
Zonneklep

65
Zonnescherm

41–43
Zonnesensor

59
Zonwering

71
Zuinig rijden

7

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30