Peugeot 508 2020 Handleiding (in Dutch)
Page 11 of 276
9
Instrumentenpaneel
1Digitaal head-up display
Dit digitale instrumentenpaneel kan worden
aangepast.
Afhankelijk van de gekozen weergavemodus
wordt bepaalde informatie verborgen of anders
gepresenteerd.
Voorbeeld van de weergavemodus "METERS":
1. Brandstofniveaumeter
2. Analoge snelheidsmeter (km/u of mph)
3. Schakelindicator (pijl en aanbevolen
versnelling)
Stand selectiehendel en ingeschakelde
versnelling bij automatische transmissie
4. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
5. Instellingen snelheidsregelaar/
snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
6. Toerenteller (x 1000 t/min)
7. Koelvloeistoftemperatuurmeter (°C)
8. Geselecteerde rijmodus (behalve bij de stand
NORMAAL)
9. Kilometerteller (km of mijl)
Digitaal head-up display
(hybride)
Dit digitale instrumentenpaneel kan worden
aangepast.
Afhankelijk van de gekozen weergavemodus
wordt bepaalde informatie verborgen of anders
gepresenteerd.
Voorbeeld van de weergavemodus
"ÉNERGIE":
1. Brandstofniveaumeter en actieradius (km of
mijl)
2. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
READY -lampje
3. Stand selectiehendel en ingeschakelde
versnelling bij automatische transmissie
4. Energiestromen
5. Geselecteerde rijmodus
6. Vermogensmeter
7. Laadniveau tractiebatterij en actieradius (km
of mijl)
8. Kilometerteller (km of mijl)
Weergave
Sommige lampjes hebben een vaste positie. De
positie van de andere lampjes kan wisselen. Voor bepaalde functies die zowel een
verklikkerlampje hebben voor de ingeschakelde
status als voor de uitgeschakelde status, is
slechts één specifieke positie beschikbaar.
Permanent weergegeven informatie
In de standaardweergave toont het
instrumentenpaneel het volgende:
–
op vaste posities:
•
Informatie over de versnellingsbak/
transmissie en de schakelindicator
.
•
Brandstofniveaumeter.
•
Koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of
diesel).
•
Laadniveaumeter en indicator actieradius
(hybride).
•
Rijstand.
•
Kilometerteller.
–
op variabele posities:
•
Digitale snelheidsmeter
.
•
Status- of waarschuwingsmeldingen die kort
worden weergegeven.
Optionele informatie
Afhankelijk van de geselecteerde
weergavemodus en de ingeschakelde functies
kan de volgende aanvullende informatie worden
weergegeven:
–
T
oerenteller (benzine of diesel).
–
Boordcomputer.
–
Rijhulpsystemen.
–
Snelheidsbegrenzer of -regelaar
.
–
Media die wordt afgespeeld.
–
Navigatie-aanwijzingen.
Page 12 of 276
10
Instrumentenpaneel
– Motorinformatie (G-meters, vermogensmeters,
boost, koppel) in de sportstand.
–
Functie Night V
ision.
–
Energiestroom (hybride).
Persoonlijke
instellingen voor het
instrumentenpaneel
U kunt het uiterlijk van het instrumentenpaneel
aanpassen door een keuze te maken uit:
–
Een schermkleur
.
–
Een weergavemodus.
Schermtaal en eenheden
Deze zijn afhankelijk van de instellingen
van het touchscreen.
Wanneer u reist naar een land met een
andere officiële eenheid voor de afstanden en
snelheidslimieten (km of mijl, km/h of mph),
moet u de configuratie van de eenheden
wijzigen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Keuze van de schermkleur
(Met PEUGEOT Connect Nav)
De kleur van het scherm van het
instrumentenpaneel is afhankelijk van het
kleurenschema dat in dit systeem is ingesteld.
► Druk op Instellingen in de balk van
het touchscreen.
► Selecteer " Thema's".
► Selecteer een schermkleur en druk op
"
OK" om te bevestigen.
De weergavemodus instellen
In elke modus kan er specifieke informatie op het
instrumentenpaneel worden weergegeven.
De weergavemodus wijzigen
► Draai de rolknop links op het stuurwiel
om de verschillende weergavemodi op het
rechtergedeelte van het instrumentenpaneel
weer te geven en erdoorheen te bladeren.
►
Druk op de rolknop om de modus te
bevestigen.
Als u niet op de rolknop drukt, wordt de
geselecteerde weergavemodus automatisch na
een paar seconden toegepast.
Overzicht van weergavemodi
– "METERS": standaardweergave van analoge
en digitale snelheidsmeters, kilometerteller en: •
brandstofniveaumeter,
koelvloeistofniveaumeter en toerenteller
(benzine of diesel).
•
brandstofniveaumeter
, acculadingsindicator
en vermogensmeter (hybride).
–
NA
VIAGATIE": specifieke weergave met de
informatie over de huidige routebegeleiding
(kaartgegevens en navigatie-aanwijzingen).
–
“RIJDEN": specifieke weergave met de
informatie over actieve rijhulpsystemen.
–
"NACHTZICHT" : beperkte weergave, plus
beelden van de infraroodcamera (voor de functie
Night V
ision).
–
"MINIMAAL": minimale weergave met digitale
snelheidsmeter, kilometerteller/dagteller en: •
brandstofniveaumeter en
koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of
diesel).
•
brandstofniveaumeter en indicator
laadniveau tractiebatterij (hybride).
–
"ÉNERGIE": specifieke visuele weergave van
de energiestromen van de auto (hybride).
–
"PERSOONLIJK": beperkte weergave,
met de mogelijkheid om optionele informatie
te selecteren en weer te geven in de te
personaliseren gedeelten links en rechts.
Een weergavemodus "PERSOONLIJK"
configureren
Met 8 inch touchscreen
Page 13 of 276
11
Instrumentenpaneel
1► Druk op Instellingen in de balk van
het touchscreen.
► Selecteer " Configuratie".
► Selecteer "Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel".
Met 10 inch HD-touchscreen
► Druk op Instellingen in de balk van
het touchscreen.
►
Selecteer "
OPTIES".
► Selecteer " Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel".
►
Selecteer voor elk configureerbaar gedeelte
(bijvoorbeeld links en rechts) het type weer
te geven informatie met de desbetreffende
scrollpijlen op het touchscreen: •
"Rijhulpsystemen".
•
"Leeg".
•
"Informatie over de motor" (Sport-stand).
•
"G-meters " (Sport-stand).
•
"Temperaturen:" (motorolie).
•
“Media".
•
“Navigatie".
•
“Boordcomputer".
•
"Toerenteller".
•
"Energiestroom" (afhankelijk van de
uitvoering).
•
"Vermogensmeter " (afhankelijk van de
uitvoering).
•
"Energieverbruik" (afhankelijk van de
uitvoering).
•
"Night Vision". ►
Bevestig om de instelling op te slaan en af te
sluiten.
De weergavemodus " PERSOONLIJK
" wordt
meteen toegepast.
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
De waarschuwings- en verklikkerlampjes
(weergegeven als symbolen) informeren
de bestuurder over een storing
(waarschuwingslampjes) of de werking van
een systeem (verklikkerlampjes ingeschakelde
of uitgeschakelde functie). Bepaalde lampjes
kunnen op twee manieren (permanent of
knipperend) en/of in verschillende kleuren
branden.
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding op het display.
Door de weergegeven waarschuwingen te
relateren aan de werkingstoestand van de
auto kan worden bepaald of er sprake is van
een normale situatie of van een storing; zie
de beschrijving van ieder lampje voor meer
informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
rode of oranje waarschuwingslampjes enkele
seconden branden. Deze lampjes moeten doven
als de motor draait. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie.
Continu brandend
waarschuwingslampje
Als een rood of oranje waarschuwingslampje
blijft branden, duidt dit op een storing die verder
moet worden onderzocht.
Wanneer een waarschuwingslampje blijft
branden
De aanduidingen
(1), (2) en (3) in het overzicht
van de waarschuwings- en verklikkerlampjes
geven aan of u naast de onmiddellijk aanbevolen
acties contact met een gekwalificeerde
professional moet opnemen.
(1): Zet de auto stil
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
(2): Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
(3): Ga naar het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Lijst met
waarschuwingslampjes
Rode waarschuwingslampjes
STOP
Brandt permanent, in combinatie met een
ander waarschuwingslampje, de
weergave van een melding en een
Page 14 of 276
12
Instrumentenpaneel
geluidssignaal.
Er is een ernstige storing in de motor, het
remsysteem, de stuurbekrachtiging of de
automatische transmissie, of een ernstige
elektrische storing gedetecteerd.
Voer (1) en dan (2) uit.
Te hoge koelvloeistoftemperatuurPermanent.
De temperatuur van de koelvloeistof is te
hoog.
Zie (1) en wacht totdat de motor is afgekoeld
voordat u koelvloeistof bijvult. Zie (2) als het
probleem niet verdwijnt.
MotoroliedrukBrandt permanent.
Er is een probleem met het
smeersysteem van de motor.
Voer (1) en dan (2) uit.
Systeemstoring (hybride)Brandt permanent.
Het oplaadbare hybridesysteem is defect.
Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Kabel aangesloten (hybride)Brandt permanent.
De auto kan niet worden gestart als
de laadkabel op de aansluiting op de auto is
aangesloten.
Koppel de laadkabel los en sluit de klep.
Laden 12V-accuPermanent.
Een storing in het laadstroomcircuit van
de accu (vervuilde accuklemmen, aandrijfriem
dynamo niet goed gespannen of gebroken enz.).
Zie (1).
Als de elektrische parkeerrem niet meer werkt,
zet de auto stil.
►
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
►
Bij auto's met een automatische transmissie:
plaats de meegeleverde wielblokken tegen een
van de wielen.
Reinig de accuklemmen en draai ze weer vast.
Als het waarschuwingslampje niet uit gaat
wanneer de motor is gestart, zie (2).
Portieren(en) geopendPermanent, in combinatie met een
melding die aangeeft om welk portier het
gaat.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten
(rijsnelheid lager dan 10 km/u).
Permanent, in combinatie met een
melding die aangeeft om welk portieren
het gaat en een geluidssignaal.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten
(rijsnelheid hoger dan 10 km/u).
Veiligheidsgordels niet vastgemaakt of
losgemaakt
Brandt permanent of knippert in
combinatie met een in volume toenemend geluidssignaal.
Een van de veiligheidsgordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt.
Elektrische parkeerremBrandt permanent.
De elektrische parkeerrem is
aangetrokken.
Knippert.
Het aantrekken/vrijzetten werkt niet.
Voer (1) uit: parkeer de auto op een vlakke
(horizontale) ondergrond.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
Bij een auto met een automatische transmissie:
selecteer stand P .
Zet het contact af en voer (2) uit.
RemsysteemBrandt permanent.
Het remvloeistofniveau is te laag.
Voer (1) uit en vul het remvloeistofreservoir
bij met de door de fabrikant voorgeschreven
remvloeistof. Voer (2) uit als het probleem blijft
bestaan.
Permanent.
Een storing in het systeem van de
elektronische remdrukregelaar (EBD).
Zie (1) en dan (2).
Page 15 of 276
13
Instrumentenpaneel
1Oranje waarschuwingslampjes
Service
Brandt tijdelijk in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek lampje gaat branden.
Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel.
Bepaalde zaken kunt u zelf verhelpen, zoals een
geopend portier of het begin van verzadiging van
het roetfilter.
Voor andere problemen, zoals met het
bandenspanningscontrolesysteem, (3) uitvoeren.
Brandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meer ernstige storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek lampje gaat
branden.
Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel en voer dan (3) uit.
Brandt permanent, in combinatie met de
melding "Storing parkeerrem".
De functie automatisch vrijzetten van de
elektrische parkeerrem is niet beschikbaar.
Voer (2) uit.
Waarschuwingslampje Service
brandt permanent en
onderhoudssleutel knippert en brandt vervolgens permanent.
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel
mogelijk uitvoeren.
Alleen bij BlueHDi-dieselmotoren.
Voorgloeien (diesel)Brandt tijdelijk
(tot ongeveer 30 seconden bij lage
temperaturen).
Wanneer het contact wordt aangezet, als de
weersomstandigheden en de motortemperatuur
dit noodzakelijk maken.
Wacht met starten totdat het lampje uit gaat.
Wanneer het waarschuwingslampje uit gaat,
wordt de motor onmiddellijk gestart wanneer u:
–
bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal ingetrapt
houdt.
–
bij een auto met een automatische transmissie
het rempedaal ingetrapt houdt.
Als de motor niet start, druk dan nogmaals op de
knop ST
ART/STOP terwijl u het pedaal ingetrapt
houdt.
Laag brandstofniveauBrandt permanent, waarbij de resterende
hoeveelheid brandstof in het rood wordt
weergegeven, vergezeld van een geluidssignaal
en een melding.
Als het lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 6 liter brandstof in de tank
(reservevoorraad). Zolang er niet voldoende brandstof is getankt,
wordt deze waarschuwing iedere keer herhaald
wanneer het contact wordt aangezet.Tijdens het
rijden wordt deze waarschuwing steeds vaker
herhaald naarmate de tank verder leeg raakt.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen.
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is
,
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
Zelfdiagnosesysteem van de motorKnippert.
Een storing in het
motormanagementsysteem.
De katalysator kan onherstelbaar beschadigd
raken.
U moet (2) uitvoeren.
Brandt permanent.
Een storing in de emissieregeling.
Het lampje moet uit gaan als de motor draait.
Voer direct (3) uit.
AdBlue® (BlueHDi)
Brandt ongeveer 30 seconden nadat de
motor is gestart, in combinatie met een
melding over het aantal kilometers dat u nog
kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 2400 en 800 km.
Vul AdBlue
® bij.Brandt permanent nadat het contact is
aangezet, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding over het aantal
Page 16 of 276
14
Instrumentenpaneel
kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 800 en 100 km.
Vul AdBlue
® meteen bij of voer (3) uit.Knippert, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding van het
aantal kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius is minder dan 100
km.
U moetAdBlue
® bijvullen om te voorkomen dat
het starten wordt geblokkeerd of (3) uitvoeren.
Knippert, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding dat het
starten van de motor wordt geblokkeerd.
Het AdBlue
®-reservoir is leeg: de wettelijk
verplichte startblokkering voorkomt dat de motor
opnieuw kan worden gestart.
Vul AdBlue
® bij of voer (2) uit om de motor
opnieuw te kunnen starten.
U moet het reservoir met minimaal 5 liter
AdBlue
® bijvullen.
SCR-emissieregelsysteem (BlueHDi)Brandt permanent wanneer
het contact wordt aangezet,
in combinatie met een geluidssignaal en een
melding.
Er is een storing in het
SCR
-emissieregelsysteem gedetecteerd.
Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot
van uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
Het AdBlue®-
waarschuwingslampje
knippert zodra het contact wordt aangezet, in
combinatie met het permanent branden van het
lampje Service en het lampje Zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding met
betrekking tot de actieradius.
Afhankelijk van de weergegeven melding
kan het mogelijk zijn om nog maximaal 1.100
km te rijden voordat de startblokkering wordt
geactiveerd.
Voer (3) direct uit, om te voorkomen dat de
motor niet kan worden gestart
.
Het AdBlue®-
waarschuwingslampje
knippert zodra het contact is aangezet, in
combinatie met het branden van het lampje
Service en het lampje Zelfdiagnose motor, een
geluidssignaal en een melding die aangeeft dat
de motor niet kan worden gestart.
De startonderbreker van de motor voorkomt dat
de motor weer kan worden gestart (toegestane
rijlimiet overschreden na bevestiging van een
storing in het emissieregelsysteem).
Start de motor en zie (2).
Uitschakeling van de automatische
functies (met elektrische parkeerrem)
Brandt permanent.
De functies "automatisch aantrekken"
(bij het afzetten van de motor) en "automatisch
vrijzetten" (bij het wegrijden) zijn uitgeschakeld.
Als automatisch aantrekken/vrijzetten niet meer
mogelijk is:
►
Start de motor
.
►
Gebruik de hendel om de parkeerrem aan te
trekken.
►
Laat het rempedaal volledig los. ►
Houd de hendel 10 tot 15 seconden in de
richting voor het vrijzetten.
►
Laat de hendel los.
►
T
rap het rempedaal in en houd het ingetrapt.
►
Houd de hendel 2 seconden in de richting
voor het aantrekken.
►
Laat de hendel en het rempedaal los.
Storing (met elektrische parkeerrem)Brandt permanent, in combinatie
met de melding "Storing
parkeerrem".
De auto kan niet stil blijven staan terwijl de motor
draait.
Als de parkeerrem niet handmatig kan worden
in- en uitgeschakeld, dan is de hendel van de
elektrische parkeerrem defect.
De automatische functies moeten te allen
tijde worden gebruikt: ze worden automatisch
geactiveerd bij een storing in de hendel.
Zie (2).
Brandt permanent, in
combinatie met de melding
"Storing parkeerrem".
De parkeerrem is defect; de handmatige en
elektrische bediening werken mogelijk niet meer.
Om de auto bij stilstand op zijn plaats te houden:
►
T
rek aan de hendel en houd deze ongeveer 7
tot 15 seconden aangetrokken tot het lampje op
het instrumentenpaneel gaat branden.
Als deze procedure niet werkt, beveilig uw auto
dan op de volgende wijze tegen wegrollen:
►
Parkeer de auto op een vlakke ondergrond.
Page 17 of 276
15
Instrumentenpaneel
1► Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
►
Bij auto's met een automatische transmissie:
selecteer
P en plaats de meegeleverde
wielblokken voor en achter een van de wielen.
Zie (2).
RemsysteemBrandt permanent.
Er is een kleine storing in het remsysteem
gedetecteerd.
Rijd voorzichtig.
Voer (3) uit.
Geluidssignaal voor voetgangers (hybride)Brandt permanent.
Storing in geluidssignaal gedetecteerd.
Voer (3) uit.
Distance Alert / Active Safety BrakeBrandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Het systeem is via het touchscreen geactiveerd
menu Rijverlichting/Auto).
Distance Alert/Active Safety Brake
Knippert.
Het systeem grijpt in en remt de auto
kort af om de snelheid van de aanrijding met de
voorligger te beperken.
Brandt permanent, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Distance Alert / Active Safety BrakePermanent.
Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is
gestart, zie (3).
Antiblokkeersysteem (ABS)Brandt permanent.
EStoring in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer
(3) uit.
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC)/
antispinregeling (ASR)
Brandt permanent.
Het systeem is uitgeschakeld.
Het DSC-/ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als de motor wordt gestart en
vanaf een snelheid van ongeveer 50 km/h.
Bij snelheden tot 50
km/h kan het systeem
handmatig weer worden ingeschakeld.
Knippert.
Het DSC-/ASR-systeem grijpt in vanwege
een verlies van grip of koersstabiliteit.
Brandt permanent.
Storing in het DSC-/ASR-systeem.
Voer (3) uit.
Storing noodremassistentie (met
elektrische parkeerrem)
Brandt permanent, in combinatie
met de melding "Storing parkeerrem".
De noodremassistentie werkt niet optimaal.
Als automatisch uitschakelen niet mogelijk is,
gebruik de handmatige uitschakeling of zie (3).
Hill Start AssistBrandt permanent, in combinatie
met de melding "Storing in
antiterugrolsysteem".
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Lane Keeping AssistBrandt permanent.
Het systeem is automatisch uitgeschakeld
of in de wachtstand gezet.
Knippert.
De auto dreigt een onderbroken
rijstrookmarkering te overschrijden zonder dat de
richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd en corrigeert
vervolgens de koers afhankelijk van de zijde van
de rijstrookmarkering die overschreden dreigt te
worden.
Permanent, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Lane Positioning AssistBrandt permanent, in combinatie
met het lampje Service.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Page 18 of 276
16
Instrumentenpaneel
AirbagsPermanent.
Een van de airbags of pyrotechnische
gordelspanners is defect.
Zie (3).
De actieve motorkap is geactiveerd.
Raak de motorkap niet aan.
Bel de hulpdiensten of voer (3) uit, maar rijd
daarbij niet sneller dan 30 km/u.
Passagiersairbag vóór (ON)Brandt permanent.
De passagiersairbag vóór is
ingeschakeld.
De schakelaar staat in de stand " ON”.
Plaats in dit geval GEEN kinderzitje
met de "rug in de rijrichting" op de
voorpassagiersstoel - Risico op zwaar letsel!
Passagiersairbag vóór (OFF)Brandt permanent.
De passagiersairbag vóór is
uitgeschakeld.
De schakelaar staat in de stand " OFF”.
Er kan een kinderzitje worden geplaatst met de
rug in de rijrichting, tenzij er een airbag defect is
(waarschuwingslampje airbag brandt).
Te lage bandenspanningBrandt permanent.
De bandenspanning van een of meerdere
wielen is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Reset na het aanpassen van de spanning het
controlesysteem.
Lampje voor waarschuwing te lage
bandenspanning knippert en
brandt vervolgens permanent, en
waarschuwingslampje Service brandt
permanent.
Er is een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem.
Het systeem kan geen lage bandenspanning
meer aangeven.
Controleer de bandenspanning zo snel mogelijk
en zie (3).
ParkeerhulpBrandt permanent, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Stop & StartBrandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Het Stop & Start-systeem is handmatig
uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand komt,
wordt de motor niet afgezet.
Druk op de toets om het Stop & Start -systeem
weer in te schakelen.
Brandt permanent.
Het Stop & Start-systeem is automatisch
uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand
komt, wordt de motor niet afgezet bij een
buitentemperatuur:
–
lager dan 0 °C. –
hoger dan +35 °C.
Knippert en brandt vervolgens permanent,
in combinatie met een melding.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Night VisionPermanent.
Het systeem is geactiveerd, maar de auto
rijdt te snel of de buitentemperatuur valt buiten
het werkingsbereik.
De weergave van de nachtzichtfunctie is
beschikbaar, maar er wordt geen waarschuwing
gegeven.
Mistlampen achterPermanent.
De lampen zijn ingeschakeld.
Groene verklikkerlampjes
Stop & Start
Brandt permanent.
Wanneer de auto stopt, zet het Stop &
Start-systeem de motor in de STOP-stand.
Knippert tijdelijk.
De STOP-stand is momenteel niet
beschikbaar of de START-stand wordt
automatisch geactiveerd.
Auto is klaar om te rijden (hybride)Brandt permanent, in combinatie met een
geluidssignaal als het gaat branden.
De auto is klaar om te rijden.
Page 19 of 276
17
Instrumentenpaneel
1Het verklikkerlampje gaat uit wanneer er een
snelheid van ongeveer 5 km/h is bereikt en gaat
weer branden als de auto tot stilstand komt.
Het lampje gaat uit als u de motor afzet en uit de
auto stapt.
Park Assist of Full Park AssistBrandt permanent.
De functie is actief.
Lane Positioning AssistBrandt permanent.
De functie is geactiveerd.
Er is aan alle voorwaarden voldaan: het systeem
is in werking.
Automatische ruitenwissersBrandt permanent.
De automatische stand van de
ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Night VisionPermanent.
De functie is geactiveerd.
Er is aan alle voorwaarden voldaan: het systeem
is in werking.
RichtingaanwijzersKnippert, met geluidssignaal.
De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
ParkeerlichtenBrandt permanent.
De verlichting brandt.
DimlichtBrandt permanent.
De verlichting brandt.
GrootlichtassistentPermanent.
De functie is via het touchscreen
ingeschakeld (menu Rijverlichting
/ Auto).
De lichtschakelaar staat in de stand "AUTO".
Blauwe verklikkerlampjes
Grootlicht
Permanent.
De lampen branden.
Zwarte/witte waarschuwingslampjes
Automatische transmissie of elektrische
automatische transmissie (e-EAT8)
(hybride)
Brandt permanent.
De automatische transmissie is
vergrendeld.
U moet op de toets Unlock drukken om deze te
ontgrendelen.
eSave-functie (hybride)Permanent, samen met de gereserveerde
actieradius.
De
eSave-functie is geactiveerd.
Meters
Onderhoudsindicator
De informatie over onderhoudsbeurten wordt
aangegeven in afstand (kilometer of mijl) en tijd
(maanden of dagen).
Er wordt een waarschuwing gegeven zodra een
van deze waarden wordt bereikt.
De informatie over onderhoudsbeurten wordt
op het instrumentenpaneel weergegeven.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto:
–
De kilometerteller geeft de resterende
kilometers
tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt
aan of de afgelegde afstand sinds de verstreken
onderhoudsdatum, voorafgegaan door het teken
-.
–
Een waarschuwingsmelding geeft de
resterende kilometers en de tijd tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of hoe lang
deze is verstreken.
De weergegeven waarde wordt berekend
op basis van het aantal afgelegde
kilometers en de verstreken tijd sinds de
laatste onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden
weergegeven als het einde van het
onderhoudsinterval in tijd nadert.
Onderhoudssleutel
Brandt tijdelijk bij het aanzetten van het
contact.
Er kan nog 1.000 tot 3.000 km worden gereden
totdat de eerstvolgende beurt moet worden
uitgevoerd.
Permanent, bij het aanzetten van het
contact.
De volgende onderhoudsbeurt moet binnen
1.000 km worden uitgevoerd.
Page 20 of 276
18
Instrumentenpaneel
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
Onderhoudssleutel knippertKnippert en brandt vervolgens
permanent, bij het inschakelen van
het contact.
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-dieselmotor,
in combinatie met het waarschuwingslampje
Service.)
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt
aan uw auto uitvoeren.
Resetten van de onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator worden gereset.
Als u zelf onderhoud aan uw auto hebt
uitgevoerd:
►
Zet het contact uit.
► Houd de knop op het uiteinde van de
lichtschakelaar ingedrukt.
►
Druk het rempedaal niet in en druk één keer
op de knop ST
ART/STOP; er wordt een tijdelijk
venster geopend waarin wordt afgeteld.
► Als =0 wordt weergegeven, laat dan de knop
op de lichtschakelaar los; het symbool van de
sleutel verdwijnt.
Als u de accu na deze handeling wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Anders wordt het
resetten van de onderhoudsindicator niet
geregistreerd.
Herinnering onderhoud
U kunt onderhoudsinformatie weergeven
door op de toets "Check / Diagnose" in
het menu Rijverlichting
/ Auto
van het
touchscreen te drukken.
Motorolieniveaumeter
(Afhankelijk van de uitvoering.)
Bij uitvoeringen met een elektrische
motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten
van het contact eerst de onderhoudsindicator
(in de vorm van meldingen) op het
instrumentenpaneel weergegeven en
vervolgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke
ondergrond staat en de motor minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Te laag olieniveau
Dit wordt aangegeven met een melding om
bij te vullen, in combinatie met het branden
van het waarschuwingslampje Service en een
geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau inderdaad te laag is,
moet olie worden bijgevuld om te voorkomen dat
ernstige motorschade ontstaat.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
Meter werkt niet
Dit wordt aangegeven met de melding
"Ongeldige meting olieniveau " op het
instrumentenpaneel.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als de elektrische motorolieniveaumeter niet werkt, wordt het motorolieniveau niet
meer gecontroleerd.
Bij een storing in het systeem moet u het
motorolieniveau met de peilstok onder de
motorkap controleren.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.