service PEUGEOT 508 2021 Instructieboekje (in Dutch)

Page 2 of 292













Toegang tot het instructieboekje
ONLINE
Bekijk of download het instructieboekje via het
volgende adres:
http://public.servicebox.peugeot.com/APddb/Scan deze QR-code voor directe
toegang.
Met dit symbool wordt de meest
recente informatie aangeduid.
Selecteer:

de taal,



het model en de carrosserievariant van uw auto,



de uitgifteperiode van het instructieboekje die
overeenkomt met de datum van de 1e tenaamstelling
van de auto.
MOBIELE
Installeer de
Scan -app

(de inhoud is
00521089004C0051004800030045004800560046004B004C004E0045004400440055000C0011
Ook beschikbaar in de app MYPEUGEOT .

Page 15 of 292

13
Instrumentenpaneel
1Systeemstoring (plug-in hybride)Brandt permanent.Storing in het plug-in hybridesysteem.
Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Kabel aangesloten (plug-in hybride)Brandt permanent bij het aanzetten van het contact.
De laadkabel is aangesloten op de aansluiting van
de auto.
Brandt permanent bij het aanzetten van het contact, in combinatie met een melding.
De auto kan niet worden gestart als de laadkabel op
de aansluiting van de auto is aangesloten.
Koppel de laadkabel los en sluit de klep.
Laadtoestand van de 12V-accuBrandt permanent. Het laadcircuit van de accu werkt niet goed
(bijvoorbeeld door vuile klemmen, of een losse of
afgescheurde dynamoriem).
Zie (1).
Als de elektrische parkeerrem niet meer werkt,
beveilig de auto dan op de volgende manier tegen
wegrollen:


Bij een auto met een automatische transmissie:

plaats de meegeleverde wielblokken voor en achter
een van de wielen.
Reinig de accuklemmen en zet ze correct vast. Als
het waarschuwingslampje niet uit gaat wanneer de
motor is gestart, voer (2) uit.
Portieren(en) geopendPermanent, in combinatie met een melding die aangeeft om welk portier het gaat.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten
(rijsnelheid lager dan 10 km/u).
Permanent, in combinatie met een melding die aangeeft om welk portieren het gaat en
een geluidssignaal.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten
(rijsnelheid hoger dan 10 km/u).
Veiligheidsgordels losgemaakt of niet
vastgemaakt
Permanent of knipperend, samen van een toenemend geluidssignaal.
Een van de veiligheidsgordels is niet vastgemaakt of
weer losgemaakt.
Active Suspension ControlBrandt permanent. Er is een storing in het actieve
ophangingssysteem gedetecteerd.
Reset het systeem:


Zet het contact af en wacht minimaal 30

seconden.


Zet het contact weer aan en wacht minimaal 5

seconden voordat u de motor start.
Zie (3) als het probleem niet verdwijnt.
Elektrische parkeerremBrandt permanent. De elektrische parkeerrem is aangetrokken.
Knippert.Het aantrekken / vrijzetten werkt niet. Voer (1) uit: parkeer de auto op een vlakke
(horizontale) ondergrond.
Bij auto's met een automatische transmissie:
selecteer stand P
.
Zet het contact af en voer (2) uit.
RemmenBrandt permanent. Het remvloeistofpeil in het remcircuit is
aanzienlijk gedaald.
Voer (1) uit en vul het remvloeistofreservoir bij met
de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof.
Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Brandt permanent. Een storing in het systeem van de
elektronische remdrukregelaar (EBD).
Voer (1) en dan (2) uit.
Oranje waarschuwingslampjes
Service
Brandt tijdelijk in combinatie met de weergave van een melding.
Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek waarschuwingslampje gaat
branden.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp
van de melding op het instrumentenpaneel.
Sommige problemen kunt u zelf oplossen, zoals het
vervangen van de batterij in de afstandsbediening.
Zie (3) voor andere problemen, zoals een storing in
het bandenspanningscontrolesysteem.

Page 16 of 292

14
Instrumentenpaneel
Brandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
Er zijn één of meerdere grote storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek waarschuwingslampje gaat
branden.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp
van de melding op het instrumentenpaneel en voer
vervolgens (3) uit.
Permanent, in combinatie met de melding " Storing parkeerrem".
De functie automatisch vrijzetten van de elektrische
parkeerrem is niet beschikbaar.
Zie (2).
Waarschuwingslampje Service brandt permanent en onderhoudssleutel
knippert, en brandt vervolgens permanent.
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel
mogelijk uitvoeren.
Alleen bij BlueHDi-dieselmotoren.
Voorgloeien (diesel)Brandt tijdelijk (tot ongeveer 30 seconden bij lage
temperaturen).
Wanneer het contact wordt aangezet, als de
weersomstandigheden en de motortemperatuur dit
noodzakelijk maken.
Wacht met starten totdat het waarschuwingslampje
uit gaat.
Wanneer het waarschuwingslampje uit gaat, wordt
de motor onmiddellijk gestart wanneer u: –

bij een auto met een automatische transmissie het

rempedaal ingetrapt houdt.
Als de motor niet start, druk dan nogmaals op de
knop START/STOP terwijl u het pedaal ingetrapt
houdt.
Laag brandstofniveauBrandt permanent, waarbij de reservehoeveelheid in rood wordt
aangegeven, in combinatie met een geluidssignaal
en een melding.
Als het lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 6
liter brandstof in de tank (reservevoorraad).
Zolang er geen brandstof wordt getankt, wordt deze
waarschuwing iedere keer herhaald wanneer het
contact wordt aangezet, en met een toenemende
frequentie naarmate het brandstofniveau verder zakt
en de nul nadert.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen.
Rijd nooit door totdat de tank helemaal leeg is;
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
Zelfdiagnosesysteem motorKnippert. Een storing in het
motormanagementsysteem.
De katalysator kan onherstelbaar beschadigd raken.
U moet (2) uitvoeren.
Brandt permanent.
Een storing in de emissieregeling.
Het waarschuwingslampje moet uit gaan als de
motor draait. Voer direct (3) uit.
AdBlue® (BlueHDi)Brandt ongeveer 30 seconden nadat de
motor is gestart, in combinatie met een
melding over het aantal kilometers dat u nog kunt
rijden.
De actieradius ligt tussen de 2400 en 800 km.
Vul AdBlue
® bij.Brandt permanent nadat het contact is aangezet, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding over het aantal
kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 800 en 100
km.
Vul AdBlue
® meteen bij of voer (3) uit.Knippert, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding van het aantal
kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius is minder dan 100
km.
U moetAdBlue
® bijvullen om te voorkomen dat het
starten wordt geblokkeerd, of (3) uitvoeren.
Knippert, in combinatie met een geluidssignaal en een melding dat het
starten van de motor wordt geblokkeerd.
De AdBlue
®-tank is leeg: de wettelijk verplichte
startblokkering voorkomt dat de motor kan worden
gestart.
Vul AdBlue
® bij om de motor opnieuw te kunnen
starten of voer (2) uit.
De tank moet worden bijgevuld met minimaal 5 liter
AdBlue
®.

Page 18 of 292

16
Instrumentenpaneel
Collision Risk Alert/Active Safety BrakeBrandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
Het systeem is via het touchscreen uitgeschakeld
(menu Rijverlichting/ Auto).
Knippert.
Het systeem activeert en remt de auto kort af
om de snelheid te verlagen.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer informatie.
Permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Brandt permanent. Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is
gestart, zie (3).
Brandt permanent. Het systeem wordt tijdelijk
uitgeschakeld omdat de bestuurder en/of
voorpassagier (afhankelijk van de uitvoering)
zijn gedetecteerd maar de bijbehorende
veiligheidsgordel is niet vastgemaakt.
Antiblokkeersysteem (ABS)Brandt permanent. Een storing in het antiblokkeersysteem.
De auto kan normaal remmen.
Rijd voorzichtig met matige snelheid en zie (3).
Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) /
antispinregeling (ASR)
Permanent. De functie is uitgeschakeld.
De functie DSC/ASR wordt automatisch weer
ingeschakeld als de motor opnieuw wordt gestart en
vanaf een snelheid van ongeveer 50 km/h.
Bij een snelheid lager dan 50 km/h kan het
handmatig weer worden ingeschakeld.
Knippert. De regeling van het DSC- / ASR-systeem
wordt ingeschakeld bij minder grip of afwijken van
de rijbaan.
Brandt permanent. Een storing in het DSC- / ASR-systeem.
Zie (3).
Storing noodremassistentie (met elektrische
parkeerrem)
Permanent, in combinatie met de melding "Storing parkeerrem".
De noodremassistentie werkt niet optimaal.
Als automatisch uitschakelen niet mogelijk is,
gebruik de handmatige uitschakeling of zie (3).
Hill Start AssistBrandt permanent, in combinatie met de melding "Storing in
antiterugrolsysteem".
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Active Lane Departure Warning SystemBrandt permanent. Het systeem is automatisch uitgeschakeld of
in de wachtstand gezet.
Knippert. De auto dreigt een onderbroken
rijstrookmarkering te overschrijden zonder dat de
richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd en corrigeert
vervolgens de koers afhankelijk van de zijde van
de rijstrookmarkering die overschreden dreigt te
worden.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer informatie.
Permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Lane Positioning AssistBrandt permanent, in combinatie met het waarschuwingslampje Service.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
AirbagsPermanent. Een van de airbags of pyrotechnische
gordelspanners is defect.
Voer (3) uit.
Brandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
De actieve motorkap is geactiveerd.
Raak de motorkap niet aan.

Page 19 of 292

17
Instrumentenpaneel
1Bel een pechhulpverlener of voer (3) uit, maar rijd
daarbij niet sneller dan 30 km/h.
Airbag vóór aan passagierszijde (ON)Brandt permanent.De passagiersairbag vóór is geactiveerd.
De schakelaar is in de stand "ON" gezet.
Plaats in dit geval GEEN kinderzitje met de "rug
in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel -
risico op zwaar letsel!
Airbag vóór aan passagierszijde (OFF)Brandt permanent. De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
De schakelaar is in de stand "OFF" gezet.
Er kan een kinderzitje met de rug in de rijrichting
worden geplaatst, tenzij er een probleem met de
airbags is (waarschuwingslampje airbags aan).
Bandenspanning te laagBrandt permanent. De bandenspanning van een of meerdere
banden is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Reset het controlesysteem na het aanpassen van de
bandenspanning.
Waarschuwingslampje voor te lage bandenspanning knippert en brandt
vervolgens permanent, en waarschuwingslampje
Service brandt permanent.
Er is een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem.
Het systeem kan geen lage bandenspanning meer
aangeven. Controleer de bandenspanning zo snel mogelijk en
zie (3).
ParkeerhulpPermanent, in combinatie met een melding
op het scherm en een geluidssignaal.
De functie is uitgeschakeld.
Permanent, in combinatie met het waarschuwingslampje Service, een
melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Stop & StartBrandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
Het Stop & Start-systeem is handmatig
uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand komt,
wordt de motor niet afgezet.
Druk op de toets om het Stop & Start -systeem weer
in te schakelen.
Brandt permanent. Het Stop & Start-systeem is automatisch
uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand
komt, wordt de motor niet afgezet bij een
buitentemperatuur:


lager dan 0 °C.



hoger dan +35 °C.
Raadpleeg de rubriek

Rijden voor meer informatie.
Knippert en brandt vervolgens permanent, in combinatie met een melding.
Er is een storing in het systeem. Zie (3).
Night VisionBrandt permanent.
De functie is geactiveerd, maar de auto
rijdt te snel of de buitentemperatuur valt buiten het
werkingsbereik.
De weergave kan in de functie "Night Vision"
worden gebruikt, maar er wordt geen waarschuwing
gegeven.
Zie het hoofdstuk Verlichting en zicht voor meer
informatie.
GrootlichtassistentBrandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.
Er is een storing in een functie of camera
gedetecteerd.
Zie (2).
Mistlampen achterBrandt permanent. De lampen zijn ingeschakeld.
Groene verklikkerlampjes
Stop & Start
Brandt permanent.Wanneer de auto stopt, zet het Stop & Start-
systeem de motor in de STOP-stand.
Knippert tijdelijk. De STOP-stand is momenteel niet
beschikbaar of de START-stand wordt automatisch
geactiveerd.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer informatie.

Page 21 of 292

19
Instrumentenpaneel
1OnderhoudssleutelBrandt tijdelijk bij het aanzetten van het contact.
Er kan nog 1.000 tot 3.000 km worden gereden
totdat de eerstvolgende beurt moet worden
uitgevoerd.
Permanent, bij het aanzetten van het contact. De volgende onderhoudsbeurt moet binnen
1.000 km worden uitgevoerd.
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan uw
auto uitvoeren.
Onderhoudssleutel knippertKnippert en brandt vervolgens permanent, bij het inschakelen van
het contact.
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-dieselmotor, in
combinatie met het waarschuwingslampje Service.)
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
Resetten van de onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator worden gereset.
Als u zelf onderhoud aan uw auto hebt uitgevoerd:


Zet het contact af.




► Houd de knop op het uiteinde van de
lichtschakelaar ingedrukt.


Druk het rempedaal niet in en druk één keer op

de knop START/STOP; er wordt een tijdelijk venster
geopend waarin wordt afgeteld.


Als =0 wordt weergegeven, laat dan de knop op

de lichtschakelaar los; het symbool van de sleutel
verdwijnt.
Als u de accu na deze handeling wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Anders wordt het
resetten van de onderhoudsindicator niet
geregistreerd.
Herinnering onderhoudsinformatie
U kunt service-informatie weergeven door op de toets "CheckDiagnose" in het menu
Rijverlichting

/ Auto
van het touchscreen te
drukken.
Motorolieniveaumeter
(Afhankelijk van de uitvoering)
Bij uitvoeringen met een elektrische
motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten van
het contact eerst de onderhoudsindicator (in de
vorm van meldingen) op het instrumentenpaneel
weergegeven en vervolgens gedurende enkele
seconden het motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke
ondergrond staat en de motor minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Te laag olieniveau
Dit wordt aangegeven met een melding om
bij te vullen, in combinatie met het branden
van het waarschuwingslampje Service en een
geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt
dat het olieniveau inderdaad te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
het controleren van de niveaus.
Storing in de olieniveaumeter
Dit wordt aangegeven met de melding "Ongeldige
meting olieniveau" op het instrumentenpaneel.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.

Page 84 of 292

82
Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over de
identificatie van de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste technische
informatie, vakkennis en apparatuur. Het
PEUGEOT-netwerk is in staat u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde
van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires: – Het monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van PEUGEOT voorkomen, kan tot een hoger
stroomverbruik leiden en kan storingen in het
elektrische systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk voor meer
informatie over het aanbod aan accessoires met
een artikelnummer.


Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de

diagnose-aansluiting, die is gekoppeld aan de
elektronische systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats waar de
beschikking is over geschikt gereedschap (kans
op storingen in de elektronische systemen die
kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen).
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld als dit voorschrift niet wordt opgevolgd.


Wijzigingen of aanpassingen die niet door

PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan, of die
niet volgens de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen
van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke
installatievoorschriften) van de voor montage
geschikte zenders opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/
EG).
Conformiteitsverklaring voor radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op de
website http://public.servicebox.peugeot.com/
APddb/.
Alarmknipperlichten



► Wanneer u op deze rode toets drukt, gaan alle
richtingaanwijzers knipperen.
Ze werken ook als het contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten
automatisch ingeschakeld, afhankelijk van de mate
van remvertraging. Zodra u weer gas geeft, gaan de
alarmknipperlichten uit.
Ze kunnen ook worden uitgeschakeld door op de
toets te drukken.
Claxon

► Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Geluidssignaal voor
voetgangers (plug-in
hybride)
Dit systeem waarschuwt voetgangers wanneer u in
de stand Electric (100% elektrisch) rijdt.
Het geluidssignaal voor voetgangers klinkt als
de auto rijdt, bij snelheden tot 30 km/h in een
versnelling vooruit of achteruit.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoorwaarden van de dienst, di\
e u bij een dealer kunt opvragen en afhankelijk van de technische beperkingen van het
systeem.
** Afhankelijk van de geografische dekking van de "Peugeot Connect SOS" en "Peugeot Connect Assistance".
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijsten zijn ook beschikbaar
op de website voor uw land.

Page 140 of 292

138
Rijden
MeldingenRijsituaties
" Houd uw handen op het stuurwiel" Langere tijd rijden zonder het stuurwiel vast te houden of terwijl het s\
tuurwiel verkeerd
of onvoldoende stevig wordt vastgehouden.
" Houd het stuurwiel vast" Lane Positioning Assist wordt op dat moment of spoedig uitgeschakeld.
" Neem controle over de auto over" Gelijktijdig uitschakelen van de snelheidsregelaar en de Lane Positionin\
g Assist.
Werkingslimieten
Wanneer de auto op een lange rechte weg
met een wegdek zonder oneffenheden rijdt
en de bestuurder het stuur stevig vasthoudt, kan
het systeem toch een waarschuwing geven.
Het systeem werkt mogelijk niet of kan ongeschikte
stuurcorrecties toepassen in de volgende situaties.


slecht zicht (onvoldoende wegverlichting,

sneeuwval, regen, mist).


verblinding (verlichting door een tegenligger
,
laagstaande zon, spiegeling op een nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, afwisseling van schaduw
en licht),


gedeelte van de voorruit vóór de camera

vuil, beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw,
beschadigd of bedekt door een sticker;


wegmarkeringen beschadigd, deels

niet zichtbaar door sneeuw of modder, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden, wegsplitsingen),


bij het rijden in een scherpe bocht,



bij het rijden op bochtige wegen.



aanwezigheid van een voeg in het wegdek.
Kans op ongewenst activeren
Het systeem moet worden uitgeschakeld in de volgende situaties:


rijden met een "noodreservewiel";



bij het trekken van een aanhanger of

vervoeren van fietsen op een fietsendrager,
vooral bij een niet aangesloten of niet
goedgekeurde aanhanger;


slechte weersomstandigheden;



bij het rijden op een glad wegdek (kans op

aquaplanning, sneeuw, ijzel);


bij gebieden met wegwerkzaamheden of bij

een tolstation;


bij het rijden op een circuit;



op een testbank.
Storing
Bij een storing gaat het waarschuwingslampje Service
branden en wordt dit (oranje) symbool op het
instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie
met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Active Safety Brake met Collision Risk
Alert en Intelligente
noodremassistentie
Raadpleeg de algemene adviezen over
het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.


Dit systeem:
– W aarschuwt de bestuurder wanneer er een risico
bestaat op een aanrijding met de voorligger, een
voetganger of, afhankelijk van de uitvoering, een
fietser.


V
ermindert de snelheid van de auto om een
aanrijding te voorkomen of de zwaarte van de
aanrijding te beperken.
De snelheid wordt verlaagd met maximaal 20 km/h (uitvoeringen met alleen camera) of
met maximaal 50 km/h (uitvoeringen met camera
en radar).
Het systeem houdt tevens rekening met motorfietsen en dieren, maar dieren kleiner
dan 0,5 m en voorwerpen op de weg worden niet
altijd gedetecteerd.
Dit systeem heeft drie functies:
– Collision Risk Alert.
– Intelligente noodremassistentie (iEBA).
– Active Safety Brake (automatisch
noodremsysteem).


De auto is voorzien van een multifunctionele
camera bovenaan de voorruit en, afhankelijk van de
uitvoering, een radar in de voorbumper.
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet de bestuurder altijd goed opletten.
Dit systeem is ontwikkeld om de bestuurder te
ondersteunen en de veiligheid te verbeteren.

Page 256 of 292

254
PEUGEOT Connect Nav
► Gebruik standaard karakters voor de benaming
van nummers en mappen.
Het afspelen van streaming-bestanden start niet.
Het aangesloten apparaat start afspelen niet
automatisch.
► Start het afspelen via het apparaat.
Titels van nummers en afspeeltijden worden
niet op het scherm voor audiostreaming
weergegeven.
De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid
niet.
Telefoon
Het lukt niet om mijn Bluetooth-telefoon te
koppelen.
Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de
telefoon is uitgeschakeld of dat uw toestel niet
zichtbaar is voor het systeem.
► Controleer of de Bluetooth-functie van de
telefoon is ingeschakeld.
► Controleer bij de instellingen van uw telefoon of
deze op "zichtbaar voor alle apparaten" staat.
► Schakel de Bluetooth-functie van de telefoon uit
en weer in.
De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het
systeem..
► U kunt de compatibiliteit van uw telefoon
controleren op de website van het merk (services).
Android Auto en/of CarPlay werken niet.
Android Auto en CarPlay worden niet ingeschakeld
wanneer de USB-kabels van slechte kwaliteit zijn.
► Gebruik originele USB-kabels om de
compatibiliteit te waarborgen.
Het systeem biedt geleide navigatie, maar kondigt
ook alle "Gevarenzones" aan. Deze worden
met een driehoek vóór het pictogram van de
auto weergegeven. Het kan zijn dat het systeem
waarschuwt voor "Gevarenzones" op dichtstbijzijnde
of parallelwegen.


Zoom in op de kaart om de precies locatie van

de "Gevarenzone" te bekijken. U kunt "Op de route"
selecteren zodat u geen waarschuwingen meer
ontvangt. Ook kunt u de duur van de waarschuwing
beperken.
Sommige files op de route worden niet direct
gemeld.
Na het opstarten kan het een paar minuten duren
voordat het systeem verkeersinformatie ontvangt.


W
acht totdat de verkeersinformatie goed is
ontvangen (op de kaart worden pictogrammen met
verkeersinformatie weergegeven).
In bepaalde landen is verkeersinformatie alleen voor
de hoofdwegen (autosnelwegen, enz.) beschikbaar.
Dit is volkomen normaal. Het systeem is afhankelijk
van de beschikbare verkeersinformatie.
De hoogteligging wordt niet weergegeven.
Na het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot
3 minuten duren voordat er meer dan 4 satellieten
correct worden ontvangen.


W
acht tot het systeem volledig is opgestart
zodat het signaal van ten minste 4 satellieten wordt
ontvangen.
De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden
beïnvloed door de omgeving (tunnel, enz.) en het
weer. Dit is een normaal verschijnsel. De werking van het
systeem is afhankelijk van de ontvangst van het
GPS-signaal.
De verbinding van de online navigatie is
verbroken.
Tijdens het opstarten en in bepaalde gebieden kan
het zijn dat er geen verbinding beschikbaar is.


Controleer of de online diensten zijn geactiveerd

(instellingen, contract).
Radio
De ontvangstkwaliteit van de beluisterde
radiozender neemt geleidelijk af of de
voorkeuzezenders kunnen niet worden
ontvangen (bijvoorbeeld geen geluid of 87,5 Mhz
wordt weergegeven).
De auto is te ver verwijderd van het zendstation, of
er is geen zendstation aanwezig in het geografische
gebied.


Activeer de functie "RDS" via het snelmenu

om het systeem te laten zoeken naar een sterkere
zender in het geografisch gebied.
De antenne is niet aanwezig of is beschadigd
(bijvoorbeeld in een wasstraat of parkeergarage).


Laat de antenne controleren door een dealer
.
Het omliggende gebied (bijvoorbeeld heuvels,
tunnel of ondergrondse parkeergarage) blokkeert de
ontvangst, waaronder de RDS-volgmodus.
Dit fenomeen is heel normaal, en geeft geen defect
van het audiosysteem aan.
Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst
niet ontvangen.
De naam van de zender verandert. De zender wordt niet meer ontvangen, of de naam
van de zender in de lijst is veranderd.
Sommige zenders sturen in plaats van een naam
andere informatie mee (bijv. titel van het afgespeelde
nummer).
Het systeem interpreteert deze informatie als de
naam van de zender.


Druk op "Lijst bijwerken" in het secundaire menu

"Zenderlijst".
Media
Het afspelen van de muziek op mijn USB-
geheugenstick begint pas na lang wachten
(ongeveer 2 tot 3 minuten).
Door bepaalde bestanden die standaard op een
USB-geheugenstick staan, kan het erg lang duren
tot de muziek op de USB-geheugenstick wordt
afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave).


Wis de bestanden die standaard op de USB-
geheugenstick staan, en beperk het aantal


submappen in de mappenstructuur van de
USB-geheugenstick.
Na het insteken van een USB-geheugenstick kan
het even duren voordat deze wordt afgespeeld.
Het systeem leest verschillende data (map, titel,
artiest, enz.). Dit kan een paar seconden duren,
maar ook een paar minuten.
Dit is volkomen normaal.
Het kan zijn dat sommige informatietekens in
de huidige afspeelmedia niet correct worden
weergegeven.
Het audiosysteem kan bepaalde typen tekens niet
verwerken.

Page 257 of 292

255
PEUGEOT Connect Nav
11► Gebruik standaard karakters voor de benaming
van nummers en mappen.
Het afspelen van streaming-bestanden start niet.
Het aangesloten apparaat start afspelen niet
automatisch.


Start het afspelen via het apparaat.
T

itels van nummers en afspeeltijden worden
niet op het scherm voor audiostreaming
weergegeven.
De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid
niet.
Telefoon
Het lukt niet om mijn Bluetooth-telefoon te
koppelen.
Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de
telefoon is uitgeschakeld of dat uw toestel niet
zichtbaar is voor het systeem.


Controleer of de Bluetooth-functie van de

telefoon is ingeschakeld.


Controleer bij de instellingen van uw telefoon of

deze op "zichtbaar voor alle apparaten" staat.


Schakel de Bluetooth-functie van de telefoon uit

en weer in.
De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het
systeem..


U kunt de compatibiliteit van uw telefoon

controleren op de website van het merk (services).
Android Auto en/of CarPlay werken niet.
Android Auto en CarPlay worden niet ingeschakeld
wanneer de USB-kabels van slechte kwaliteit zijn.


Gebruik originele USB-kabels om de

compatibiliteit te waarborgen. Android Auto en/of CarPlay werken niet.
Android Auto en CarPlay zijn niet in alle landen
beschikbaar.


Controleer de lijst met ondersteunde landen via

deze websites: Google Android Auto of Apple.
Het volume van de via Bluetooth verbonden
telefoon is te laag.
Het volume is afhankelijk van het systeem en van
de telefoon.

V
erhoog het volume van het audiosysteem,
indien nodig, tot maximaal en verhoog het volume
van de telefoon indien nodig.
Omgevingsgeluid is van invloed op de kwaliteit van
een telefoongesprek.
► Beperk geluid uit de omgeving (sluit bijvoorbeeld
ramen, zet de ventilatie lager of ga langzamer
rijden).
Sommige contacten komen in de lijst dubbel
voor.
U kunt contacten op de volgende manieren
synchroniseren: u kunt de contacten op de simkaart
synchroniseren, de contacten op de telefoon
synchroniseren, of beide. Wanneer u beide
synchronisaties selecteert, kan het zijn dat sommige
contacten dubbel voorkomen.


Selecteer "Contacten van simkaart weergeven"

of "Contacten van telefoon weergeven".
De contacten staan niet op alfabetische
volgorde.
Sommige telefoons hebben speciale weergave-
opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen
contacten in een bepaalde volgorde worden
overgenomen. ►

V
erander de instellingen voor de weergave van
contacten in de telefoon.
Het systeem ontvangt geen sms-tekstberichten.
In de modus Bluetooth kunnen er geen sms-
tekstberichten naar het systeem worden gestuurd.
Instellingen
Wanneer ik de instellingen voor hoge en lage
tonen wijzig, wordt geluidssfeer uitgeschakeld.
Wanneer de geluidssfeer wordt gewijzigd,
worden de instellingen voor hoge en lage tonen
gereset.
De geluidssfeer is gekoppeld aan de hoge en lage
tonen.


Wijzig de instelling van de hoge en de lage

tonen of wijzig de geluidssfeer om de gewenste
geluidskwaliteit te verkrijgen.
Wanneer ik de instellingen voor balans wijzig,
wordt de geluidsverdeling uitgeschakeld.
Wanneer u de instelling voor de geluidsverdeling
wijzigt, worden de instellingen voor de balans
gedeselecteerd.
De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.


Stel de balans in of kies een geluidsverdeling

naar eigen wens.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen
geluidsbronnen.
Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen de
geluidsinstellingen worden aangepast aan
verschillende audiobronnen die hoorbare verschillen
kunnen genereren bij het veranderen van de bron.


Controleer of de geluidsinstellingen

overeenkomen met de bronnen waarnaar

Page:   1-10 11-20 next >