alarm Peugeot 508 Hybrid 2013 Handleiding (in Dutch)

Page 4 of 340

.
Inhoud
Instrumentenpaneel 22
Verklikkerlampjes 23
Meters 33
Boordcomputer 38
Datum en tijd instellen 41
Controle tijdens het rijdenIn één oogopslag
Sleutel met afstandsbediening 43
Alarm 53
Elektrisch bedienbare ruiten 55
Bagageruimte 57
Elektrisch bedienbare achterklep (SW) 58
Schuif-/kanteldak 61
Panoramadak (SW) 63
Brandstoftank 64
Tankbeveiliging diesel 65
Toegang tot de auto
Voorstoelen 67Achterbank 72Spiegels 74Stuurwielverstelling 76Indeling interieur 77Indeling van de bagageruimte (Berline) 80Indeling van de bagageruimte (SW) 81Ver warming en ventilatie 86Handbediende airconditioning 88Automatische airconditioning metgescheiden regeling 90Automatische airconditioning quadrizone 93Achterruitverwarming 98Programmeerbaar ver warmings-/ventilatiesysteem 99
Comfort
Starten - afzetten van de motor 101Elektrische parkeerrem 103Handbediende parkeerrem 110Handgeschakelde versnellingsbak 111Opschakelindicator 112Automatische transmissie 1132Tr o n i c v e r s n e l l i ngsbak met 6 versnellingen 117Stop & Start 121Hill holder 124Head-up display 125Snelheidsbegrenzer 128Snelheidsregelaar 130Parkeerhulp 132Intelligente parkeerhulp 134
Rijden
Lichtschakelaar 136
Automatische verlichting 141
Koplampen verstellen 144
Bochtverlichting 145
Ruitenwisserschakelaar 147
Automatische ruitenwissers 149
Plafonniers 151
Sfeerverlichting 152
Zicht
Eco-rijden 20

Page 10 of 340

8
In één oogopslag
Het branden van een verklikkerlampje geeft aan of de bijbehorende functie is in- of
uitgeschakeld.
Schakelaars
Openen van het kofferdeksel/de
achterklep.
Openen van de brandstofvulklep.57, 58
Massa
ge-functie.
7
1
53

Inbraakalarm.
Verklikkerlamp
je programmeerbare
ver warming.
6
4
99
Elektrische parkeerrem.
10
3
Motor star ten/afzetten met de elektronische sleutel.
10
1

Uitschakelen van het Stop & Start-systeem.
122


Head-up display
(aan/uit, instellingen).
12
5
Uitschakelen parkeerhulp.
133


Intelligente parkeerhulp.
134

Elektrische kinderbeveiliging.
164


Uitschakelen van het CDS-/ASR-
systeem.
170

Automatisch dimmende koplampen.
142

Page 12 of 340

10
In één oogopslag
9.Zekeringkast.
10. Zijruitontwaseming.
11.Voor r uitont waseming.
12 .Contact-/stuurslot.
13. Starten met de elektronische sleutel.14 .
Bediening op het stuur wiel van deautoradio.
15. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/boordcomputer.
16.Schakelaar alarmknipperlichten en centrale
vergrendeling.
17. Display.

Cockpit
1.
Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer. 2.
Koplampverstelling. 3.
Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers. 4.
Instrumentenpaneel.5.
Airbag bestuurder. Claxon.
6.Ver snellingspook.
7. 12V- aansluiting.
USB-/Jack-aansluitingen.8.Hendel motorkapontgrendeling.
18.Middelste verstelbare en afsluitbareventilatieroosters. 19. Airbag passagier.
20.
Verstelbare en afsluitbarezijventilatieroosters. 21.Dashboardkastje / Uitschakelingpassagiersairbag. 22.
Elektrische parkeerrem.23.
Middenarmsteun met opbergvakken.24.
Opbergvakken (volgens uitvoering). 25.Autoradio.26.Bedieningspaneel ver warming/airconditioning.

Page 55 of 340

2
53
Toegang tot de auto
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende
typen beveiliging:





Alarm


- Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een por tier, de
achterklep of de motorkap probeer t te openen.




- Interieurbeveiliging

Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
in
geslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
- Wegsleepbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er
veranderingen in de wagenhoogte worden waargenomen.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,
verplaatst of aangestoten.
Automatische
beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemandprobeert het alarm te saboteren.Het alarm gaat af als iemand probeer t deaccu, de bedieningseenheid of de kabels vande sirene uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaatsalvorens wijzigingen aan het alarmsysteem aan te brengen.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
)
Zet het contact af en verlaat de auto.
)
Druk op de vergrendelknop
van de afstandsbediening of
vergrendel de auto met het"Keyless entry and start"-systeem. Het alarms
ysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje van de knop zal één keer per seconde knipperen.
De inbraakbeveiliging wordt 5 seconden nadat
de ver
grendelknop van de afstandsbedieningis ingedrukt of nadat de auto met het "Keyless entry and star t"-systeem vergrendeld is, geactiveerd. De interieurbeveiliging wordt
45 seconden en de wegsleepbeveiliging90 seconden nadat de vergrendelknop van de
afstandsbediening is ingedrukt, geactiveerd.
Indien een portier of de achterklep niet goed isgesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar
wordt de omtrekbeveiliging na 45 seconden welingeschakeld.
) Druk op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening of ontgrendel de auto met het"Keyless entry and star t"-systeem.

Uitschakelen van de interieurbeveiliging

De interieurbeveiliging wordt uitgeschakeld; het verklikkerlampje
van de knop
gaat uit.

Page 56 of 340

54
Toegang tot de auto
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveili
ging
ingeschakeld
Schakel de interieur- en wegsleepbeveiliging uit
om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
- een ruit op een kier blijft staan,
- de auto wordt gewassen,
- een wiel wordt ver wisseld,
- de auto wordt gesleept,
- de auto op een boot wordt ver voerd.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
) Zet het contact af en druk binnen
10 seconden op deze knop
tot het verklikkerlamp
je blijft branden.) Verlaat de auto.
)
Druk onmiddellijk op de
vergrendelknop van de
afstandsbediening of vergrendel
de auto met het "Keyless entryand start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld; het verklikkerlampje van de knop zal één keer per
seconde knipperen.
De interieur- en we
gsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure elke
keer na het afzetten van het contact wordt uitgevoerd.


Opnieuw inschakelen van deinterieur- en wegsleepbeveiliging


Afgaan van het alarm


Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werkingen knipperen de richtingaanwijzers gedurende
der tig seconden.
Al
s het alarm voor de 11 ekeer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
)Druk op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening of
ontgrendel de auto met het
"Keyless entry and star t"-systeem om de omtrekbeveiliging uit te schakelen. ) Druk op de vergrendelknop van de afstandsbediening of vergrendel de auto met het "Keyless entry and start"-systeem om alle alarmsystemen in te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop
zal opnieuw één keer per seconde
knipperen.

Als het verklikkerlampje van de knopsnel knippert bij het ontgrendelen van
de auto met de afstandsbediening of
met het "Keyless entry and star t"-
systeem, is het alarm tijdens uw afwezigheid
afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.



Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
)Ontgrendel de auto met de sleutel in hetslot van het bestuurdersportier.)Open het por tier; het alarm gaat af. )Zet het contact aan, het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.



Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te schakelen
)Vergrendel de auto of schakel de super vergrendeling in met de sleutel in hetslot van het bestuurdersportier.

Storing

Als bij het aanzetten van het contact het
verklikkerlampje van de knop blijft branden, duidt dit op een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.


*

Volgens land van bestemming.


Automatisch inschakelen *



Het systeem wordt 2 minuten nadat het
laatste por tier of de achterklep is gesloten,
automatisch ingeschakeld. )Om het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep te
voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening worden gedrukt
of moet de auto ontgrendeld worden met het
"Ke
yless entry and star t"-systeem.

Page 102 of 340

100
Comfort
)Selecteer:
- "onmiddellijk" om de verwarming of
ventilatie te starten (als de keuze via "OK" is bevestigd),
- het eerste klokje om uw ver trektijd teprogrammeren/op te slaan,
- het tweede klokje om een tweede
ver trektijd te programmeren/op te slaan.

Afhankelijk van de ingestelde ver trektijd
berekent het systeem automatisch het optimale
inschakeltijdstip.

De werking van de stand "Ventilatie"bij het onmiddellijk of geprogrammeerd inschakelen van deze stand is afhankelijkvan de temperatuur in het interieur van deauto en de buitentemperatuur.


Zorg er voor dat de programmeerbare ver warming altijd is uitgeschakeld tijdens het bijvullen van brandstof, om brand- en explosiegevaar te voorkomen. Gebruik om koolmonoxidevergiftigingte voorkomen de programmeerbarever warming nooit, zelfs niet voor kortetijd, in een afgesloten ruimte zoals een garage of werkplaats zonder afzuiginstallatie. Parkeer om brandgevaar te voorkomen de auto niet op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren, papier...).



Met de twee klokjes kunt u, bijvoorbeeld afhankelijk van het seizoen, een keuze maken uit twee star ttijden.
Via een melding op het display van hetinstrumentenpaneel wordt uw keuzebevestigd.
Tu s s en twee keer starten van de auto kan er slechts één stand voor het geprogrammeerd of onmiddellijkvoorverwarmen/ventileren worden ingeschakeld.
Het onmiddellijk of geprogrammeerd inschakelen van de ver warming en deventilatie werkt niet als: - het brandstofniveau te laag is,- de accuspanning te laag is.
Voordat de ver warming of de ventilatie wordt geprogrammeerd, moeten eerst de interieur- en wegsleepbeveiligingvan het inbraakalarm worden uitgeschakeld(zie de rubriek "Alarm").

Page 167 of 340

7
165
Veiligheid












Richtingaanwijzers
)Links: duw de hendel helemaal omlaag.)Rechts: duw de hendel helemaal omhoog.

Functie "snelweg"

Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,
zonder het zware punt te passeren; de
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen
ver volgens drie keer.


Wanneer de richtingaanwijzers nameer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld, wordt bij een snelheid van meer dan 60 km/h automatisch het knippergeluid versterkt.





Alarmknipperlichten
Druk de knop in, de richtingaanwijzers knipperen tegelijker tijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop, en afhankelijk van de mate
van remvertraging, en als het ABS ingrijpt of alseen aanrijding wordt gesignaleerd, worden de
alarmknipperlichten automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.) U kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.

Page 203 of 340

8
201
Praktische informatie
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).

To egang tot de zekeringen
)Open het uitklapbare paneel; u moet
daarbij een zekere weerstand over winnen.


Zekering nr.Ampère(A)Functies
F6 A of B
15
Autoradio.
F
83 Inbraakalarm.
F1
310
Aansteker vóór.
F1410
12V- aansluiting vóór.
F1
63 Plafonnier achter, kaartleeslampen achter.
F17
3 Plafonnier vóór, make-upspiegel.
F2
8 A of B15 Autoradio.
F3
020 Ruitenwisser achter.
F32 10
A
udioversterker.

Page 211 of 340

8
209
Praktische informatie




Slepen van uw auto
U kunt uw auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog.
Slepen (bevestiging
sleepstang aan de voorzijde)
p( ggp( gToegang tot het gereedschap



Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat
van de bagageruimte:
)open de achterklep,)plaats de vloerplaat rechtop,)pak het sleepoog.

)
Maak het klepje in de voorbumper los door
op de onderkant ervan te drukken.
) Draai het sleepoog vast tot de aanslag.)
Bevestig de sleepstang. )
Schakel de alarmknipperlichten van uwauto in.
)Zet de versnellingshendel in deneutraalstand (stand Nbij degestuurde handgeschakeldeversnellingsbak of automatischetransmissie). Het niet opvolgen van deze bijzonderheid kan er toe leiden dat bepaalde onderdelen van hetremsysteem beschadigd raken en datde rembekrachtiger na het star tenmogelijk niet meer werkt.

Page 212 of 340

210
Praktische informatie
Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw landop. Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept.De bestuurder van de auto die wordtgesleept moet over een geldig rijbewijsbeschikken. Gebruik bij het slepen met 4 wielenop de grond altijd een goedgekeurdesleepstang; touwen en riemen zijnverboden. Bij het slepen van de auto metstilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld.Laat uw auto in de volgende gevallen slepen door een professioneelbergingsbedrijf :- als de auto is gestrand op de autosnelweg, - bij auto's met vier wielaandrijving,
- als het niet mogelijk is de versnellingsbak in de neutraalstandte zetten, het stuurslot teontgrendelen of de handrem los te zetten, - bij takelen met slechts twee wielen op de grond, - bij het ontbreken van eengoedgekeurde sleepstang...

Slepen (bevestigen
slee
pstang aan de achterzijde)
)Maak het klepje in de achterbumper los
door op de onderkant ervan te drukken.
)Draai het sleepoog vast tot de aanslag. )Bevestig de sleepstang.)Schakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.

Page:   1-10 11-20 next >